H7
Motief= mensen kunnen verschillende beweegredenen hebben om iets (niet) te doen. Zo’n drijfveer
wordt motef genoemd.
De mate waarin het motef aanwezig is, noemen motivatie. De motvate om een bepaald gedrag te
vertonen, ontstaat doordat een mens een bepaald doel wilt bereiken.
Behoeften:
- primaire behoefen vs secundaire behoefenn bepaalde behoefen heef ieder mens, zoals behoef
aan eten en drinken, veiligheid, bescherming enz. Dit zijn de primaire behoefe. Daarnaast zijn er
ook aangeleerde behoefe, de secundaire behoefe. Deze verschillen per persoon.
- objecteve behoefen vs subjecteve behoefenn sommige behoefen hebben voor iedereen
dezelfde betekenis, dit zijn de objecteve behoefen. Subjecteve behoefen hebben voor iedere
consument een persoonlijke betekenis.
- latente behoefen vs manifeste behoefenn wanneer een behoefe manifest is, is de consument
zich bewust van deze behoefe. anneer de consument er zich nog niet van bewust is, is dit een
latente behoefe.
Ontwikkeling van de behoeften:
- verandering als gevolg van macro-ontwikkelingen
- door ontwikkeling van de consument
- wijze waarop de consument in zijn behoefe voorziet verandert
- gewenning
- behoefe aan variate
Keuze van een doel:
- persoonlijke verwachtngen en ervaringen
- verkrijgbaarheid
- haalbaarheid
- (culturele) normen en waarden
- zelfeeld
Verband tussen behoeftenn motivatie en doel:
onvervulde behoefe
↓
onaangename situate
↓
drijfveer/motvate
↓
vertonen van gedrag
↓
bereiken van het gestelde doel
,↓
verbetering van de situate
Generiek doel: wanneer een consument dorst heef en zegt ‘ik wil iets te drinken’ dan is dit een
generiek doel.
Specifiek doel: wanneer de consument dorst heef en zegt ik wil Coca Cola drinken, is dit een
specifek doel.
Of consumenten zich generieke dan wel specifeke doelen stellen, is afankelijk van het soort
behoefe en het soort product dat in die behoefe kan voorzien.
Soorten motivatie:
- positieve motivatie vs negatieve motivatie: de reden waarom het gedrag wordt vertoond, is
positef. De reden waarom het gedrag niet wordt vertoond, is negatef.
- intrinsieke motivatie vs extrinsieke motivatie: intrinsieke motvate komt vanuit de consument zelf.
anneer de motvate niet vanuit de consument zelf komt is dit extrinsieke motvate.
- rationele motivatie vs emotionele motivatie: wanneer de consument iets doet, waarvan de
consument denkt dat dat ‘goed’ voor hem is, spreek je van ratonele motvate. De consument denkt
goed na bij deze beslissingen. Bij emotonele motvate gaat de consument af op zijn gevoel.
Reacties op frustratie:
- constructef gedragn dit komt vooral voor als de consument de oorzaak van de frustrate buiten
zichzelf zoekt. Constructef gedrag kent de volgende uitganspunten:
- het gestelde doel bijstellen
- een andere weg zoeken om alsnog hetzelfde doel te bereiken
- defensief gedragn als de consument het gevoel heef dat het zijn eigen schuld is dat hij zijn doel niet
heef gebruikt, kan hij proberen zijn zelfeeld te beschermen door het gebruik van
afweermechanismen. Dit zijn reactes die zijn falen verbloemen. Soorten mechanismen:
- agressie
- ratonalisate
- projecte
- identfcate
- sublimate
- regressie (terugvallen naar een eerdere fase in de ontwikkeling)
- compensate
- verdringing (consument probeert zijn frustrate bewust te vergeten)
- nomadisme ( wegtrekken van de plaats van de frustrate)
Motivatietheorieën:
- theorieën die uitgaan van instincten en driften als motivatiebron. (Freud)
- theorieën die ervan uitgaan dat persoonlijkheidsverschillen leiden tot verschillen in motivatie en
dus tot verschillen in gedrag. (neofreudianen: volgens hen zijn sociale relates van wezenlijk belang
voor de vorming van de persoonlijkheid.) (Maslow)
, Zelfv
erwe
zelijki
ng
Egobehoef
-en
Sociale behoefen
Veiligheid en zekerheid
Fysiologische behoefen
Hiërarchie geldt voor:
- een individu in elke situate
- een ontwikkeling van een individu van baby tot volwassene
- de ontwikkeling van culturen
- theorieën die ervan uitgaan dat motivatie tot gedrag ontstaat door cognitieve processen. (Vroom)
Volgens deze theorie spelen drie elementen een belangrijke rol bij motvate:
- instrumentaliteit: de mate waarin het individu het gestelde doel als geschikt middel ziet om een
hoger gelegen doel te bereiken.
- valente: de waarde die het te behalen doel heef voor de individu.
- verwachtng: de mate waarin het individu van mening is dat het gestelde doel haalbaar is door
middel van het vertonen van bepaald gedrag.
Meten van motieven:
- observate - schrifelijke vragenlijst
- interview - projecteve technieken
Signalen die een latente behoeften manifest kunnen maken:
- fysiologische signalen - sociale signalen
- emotonele signalen - waarneming van het doel zelf
- cogniteve signalen
Informatonnene productnn:e probleemoplossende producten. Hierbij zal vaker sprake zijn van
negateve en ratonele motvate.
Transformatonnene productnn:e hierbij is vaker sprake van positeve en emotonele motvate.
Motief= mensen kunnen verschillende beweegredenen hebben om iets (niet) te doen. Zo’n drijfveer
wordt motef genoemd.
De mate waarin het motef aanwezig is, noemen motivatie. De motvate om een bepaald gedrag te
vertonen, ontstaat doordat een mens een bepaald doel wilt bereiken.
Behoeften:
- primaire behoefen vs secundaire behoefenn bepaalde behoefen heef ieder mens, zoals behoef
aan eten en drinken, veiligheid, bescherming enz. Dit zijn de primaire behoefe. Daarnaast zijn er
ook aangeleerde behoefe, de secundaire behoefe. Deze verschillen per persoon.
- objecteve behoefen vs subjecteve behoefenn sommige behoefen hebben voor iedereen
dezelfde betekenis, dit zijn de objecteve behoefen. Subjecteve behoefen hebben voor iedere
consument een persoonlijke betekenis.
- latente behoefen vs manifeste behoefenn wanneer een behoefe manifest is, is de consument
zich bewust van deze behoefe. anneer de consument er zich nog niet van bewust is, is dit een
latente behoefe.
Ontwikkeling van de behoeften:
- verandering als gevolg van macro-ontwikkelingen
- door ontwikkeling van de consument
- wijze waarop de consument in zijn behoefe voorziet verandert
- gewenning
- behoefe aan variate
Keuze van een doel:
- persoonlijke verwachtngen en ervaringen
- verkrijgbaarheid
- haalbaarheid
- (culturele) normen en waarden
- zelfeeld
Verband tussen behoeftenn motivatie en doel:
onvervulde behoefe
↓
onaangename situate
↓
drijfveer/motvate
↓
vertonen van gedrag
↓
bereiken van het gestelde doel
,↓
verbetering van de situate
Generiek doel: wanneer een consument dorst heef en zegt ‘ik wil iets te drinken’ dan is dit een
generiek doel.
Specifiek doel: wanneer de consument dorst heef en zegt ik wil Coca Cola drinken, is dit een
specifek doel.
Of consumenten zich generieke dan wel specifeke doelen stellen, is afankelijk van het soort
behoefe en het soort product dat in die behoefe kan voorzien.
Soorten motivatie:
- positieve motivatie vs negatieve motivatie: de reden waarom het gedrag wordt vertoond, is
positef. De reden waarom het gedrag niet wordt vertoond, is negatef.
- intrinsieke motivatie vs extrinsieke motivatie: intrinsieke motvate komt vanuit de consument zelf.
anneer de motvate niet vanuit de consument zelf komt is dit extrinsieke motvate.
- rationele motivatie vs emotionele motivatie: wanneer de consument iets doet, waarvan de
consument denkt dat dat ‘goed’ voor hem is, spreek je van ratonele motvate. De consument denkt
goed na bij deze beslissingen. Bij emotonele motvate gaat de consument af op zijn gevoel.
Reacties op frustratie:
- constructef gedragn dit komt vooral voor als de consument de oorzaak van de frustrate buiten
zichzelf zoekt. Constructef gedrag kent de volgende uitganspunten:
- het gestelde doel bijstellen
- een andere weg zoeken om alsnog hetzelfde doel te bereiken
- defensief gedragn als de consument het gevoel heef dat het zijn eigen schuld is dat hij zijn doel niet
heef gebruikt, kan hij proberen zijn zelfeeld te beschermen door het gebruik van
afweermechanismen. Dit zijn reactes die zijn falen verbloemen. Soorten mechanismen:
- agressie
- ratonalisate
- projecte
- identfcate
- sublimate
- regressie (terugvallen naar een eerdere fase in de ontwikkeling)
- compensate
- verdringing (consument probeert zijn frustrate bewust te vergeten)
- nomadisme ( wegtrekken van de plaats van de frustrate)
Motivatietheorieën:
- theorieën die uitgaan van instincten en driften als motivatiebron. (Freud)
- theorieën die ervan uitgaan dat persoonlijkheidsverschillen leiden tot verschillen in motivatie en
dus tot verschillen in gedrag. (neofreudianen: volgens hen zijn sociale relates van wezenlijk belang
voor de vorming van de persoonlijkheid.) (Maslow)
, Zelfv
erwe
zelijki
ng
Egobehoef
-en
Sociale behoefen
Veiligheid en zekerheid
Fysiologische behoefen
Hiërarchie geldt voor:
- een individu in elke situate
- een ontwikkeling van een individu van baby tot volwassene
- de ontwikkeling van culturen
- theorieën die ervan uitgaan dat motivatie tot gedrag ontstaat door cognitieve processen. (Vroom)
Volgens deze theorie spelen drie elementen een belangrijke rol bij motvate:
- instrumentaliteit: de mate waarin het individu het gestelde doel als geschikt middel ziet om een
hoger gelegen doel te bereiken.
- valente: de waarde die het te behalen doel heef voor de individu.
- verwachtng: de mate waarin het individu van mening is dat het gestelde doel haalbaar is door
middel van het vertonen van bepaald gedrag.
Meten van motieven:
- observate - schrifelijke vragenlijst
- interview - projecteve technieken
Signalen die een latente behoeften manifest kunnen maken:
- fysiologische signalen - sociale signalen
- emotonele signalen - waarneming van het doel zelf
- cogniteve signalen
Informatonnene productnn:e probleemoplossende producten. Hierbij zal vaker sprake zijn van
negateve en ratonele motvate.
Transformatonnene productnn:e hierbij is vaker sprake van positeve en emotonele motvate.
