1 Amerikaanse koloniën (1585 –
1883)
Engelsen migreerden in de 16e eeuw naar Amerika omdat:
Politiek Ze wilden een goede uitvalbasis voor hun strijd tegen katholiek
Spanje
Economisch Ondernemers hoopten in Amerika goud en zilver te vinden
Cultureel Protestanten waren niet langer veilig in Angliaans (katholiek)
Engeland en wilden in Amerika een protestantse samenleving opbouwen
Pilgrim Fathers
De migratie van Europeanen naar Amerika was voor de oorspronkelijke bevolking
nadelig. Met sommige kolonie hadden zij goede contacten, maar de kolonisatie zou
leidden tot veel sterfte onder de oorspronkelijke bevolking:
1. De Engelsen namen ziektes mee, waartegen de oorspronkelijke bevolking nog
geen antistoffen had.
2. De vraag wie de baas was in
Amerika (Britten of
oorspronkelijke bevolking)
zorgde voor veel oorlogen. De
Engelsen wonnen dit bijna
altijd door betere wapens.
Er kwamen 13 koloniën in continent
Noord-Amerika. In het noorden
vestigingskoloniën (wonen en nieuw
leven opbouwen), in het zuiden
plantagekoloniën. Afrikanen werden
als onderdeel van de driehoekshandel
opgehaald om naar deze plantages te
worden vervoerd. Zij moeten hier
gewassen verbouwen (tabak, katoen)
die vervolgens naar Europa
geexporteerd gaan worden. Door het
gebruik van deze slaven werd er veel
winst gemaakt door de Britten. The
Royal African Compandy (Engels
handelscompagie) voerde deze
driehoekshandel uit.
De Britse kolonisten verzetten zich in de
18e eeuw steeds meer tegen hun Britse
overheid:
1. Ze voelden geen band meer
Engeland (het moederland)
, 2. Ze waren niet vertegenwoordigd in het Britse Parlement, maar moesten wel
belasting betalen
3. Ze kwamen in aanraking met denkbeelden uit de verlichting zoals de trias
politica (scheiding der machten), volkssoevereiniteit en natuurlijke rechten.
Na aanleiding van deze drie redenen kwamen de kolonisten in 1776 in opstand tegen
Groot-Brittannië en vormden zij een federale staat (samenwerking van deelstaten
met een eigen bestuur). Pas na jaren van oorlog werd deze federale staat door
Groot-Brittannië erkend.
In de Amerikaanse grondwet was vrijheid de belangrijkste waarde. Echter hadden
veel groepen zoals vrouwen, Afro-Amerikanen en slaven minder rechten dan de
anderen. Voornamelijk om de slavernij kwam veel kritiek, omdat:
Slavernij in strijd gaat met het gelijkheidsprincipe van de verlicht denkers
Slavernij is strijd gaat met Christelijke waardes zoals naastenliefde.
De abolitionisten gingen strijden voor de afschaffing van slavernij. In 1807 werd
slavenhandel verboden (bestaande slaven mochten aanblijven) in het gehele Britse
Rijk, in 1833 verbood Groot-Brittannië de slavernij helemaal. In de Verenigde Staten
leidde dit tot veel verzet (in het zuiden), aangezien slavernij de motor was van de
winstgevende plantage-economie.
2. India en het Britse Rijk (1765 –
1885)
In de 17e eeuw maakte India deel uit van het islamitische Mogolrijk. De Britten
vestigden de East India Company factorijen waar ze handel dreven in katoen en
Specerijen met de lokale vorsten. Eerst wilden deze Britse Company alleen
economische macht, maar al snel wilden ze ook politiek macht, omdat:
De positie van de Mogolvorsten begon te verzwakken
De Britten voelden zich bedreigd door andere aanwezige Europese
handelscompagnieën
De Engelsen gingen zich samen met de lokale bevolking verzetten tegen hun
vijanden. Ander beloning kregen de Engelsen nieuw grondgebied en daardoor meer
zeggenschap. In 1765 tekende de Mogelvorst het Verdrag van Allahabad. De
compagnie mocht in naam van de vorst nu belasting innen, hierbij kregen ze voor het
eerst bestuurlijke macht in India. Dit verdrag zien we als bet begin van het Britse Rijk
in India.
Om de macht te houden gebruikten de Britten verschillende middelen:
- Militair De Britten vormde het Brits-Indische leger (Indiase soldaten met
Britse officieren). Ook kwam de Royal Navy (Britse oorlogsvloot)
- Politiek De Britten stelden lokale vorsten aan om gebieden te besturen,
maar die vorsten moesten luisteren naar de Britten (indirect bestuur/rule).
In 1857 kwam er een opstand binnen het leger van de East India Company omdat de
soldaten ontevreden waren onder het Britse bestuur. De opstand werd neergeslagen
door de Britten, maar de Britten hieven de East India Company wel op. India kwam
1883)
Engelsen migreerden in de 16e eeuw naar Amerika omdat:
Politiek Ze wilden een goede uitvalbasis voor hun strijd tegen katholiek
Spanje
Economisch Ondernemers hoopten in Amerika goud en zilver te vinden
Cultureel Protestanten waren niet langer veilig in Angliaans (katholiek)
Engeland en wilden in Amerika een protestantse samenleving opbouwen
Pilgrim Fathers
De migratie van Europeanen naar Amerika was voor de oorspronkelijke bevolking
nadelig. Met sommige kolonie hadden zij goede contacten, maar de kolonisatie zou
leidden tot veel sterfte onder de oorspronkelijke bevolking:
1. De Engelsen namen ziektes mee, waartegen de oorspronkelijke bevolking nog
geen antistoffen had.
2. De vraag wie de baas was in
Amerika (Britten of
oorspronkelijke bevolking)
zorgde voor veel oorlogen. De
Engelsen wonnen dit bijna
altijd door betere wapens.
Er kwamen 13 koloniën in continent
Noord-Amerika. In het noorden
vestigingskoloniën (wonen en nieuw
leven opbouwen), in het zuiden
plantagekoloniën. Afrikanen werden
als onderdeel van de driehoekshandel
opgehaald om naar deze plantages te
worden vervoerd. Zij moeten hier
gewassen verbouwen (tabak, katoen)
die vervolgens naar Europa
geexporteerd gaan worden. Door het
gebruik van deze slaven werd er veel
winst gemaakt door de Britten. The
Royal African Compandy (Engels
handelscompagie) voerde deze
driehoekshandel uit.
De Britse kolonisten verzetten zich in de
18e eeuw steeds meer tegen hun Britse
overheid:
1. Ze voelden geen band meer
Engeland (het moederland)
, 2. Ze waren niet vertegenwoordigd in het Britse Parlement, maar moesten wel
belasting betalen
3. Ze kwamen in aanraking met denkbeelden uit de verlichting zoals de trias
politica (scheiding der machten), volkssoevereiniteit en natuurlijke rechten.
Na aanleiding van deze drie redenen kwamen de kolonisten in 1776 in opstand tegen
Groot-Brittannië en vormden zij een federale staat (samenwerking van deelstaten
met een eigen bestuur). Pas na jaren van oorlog werd deze federale staat door
Groot-Brittannië erkend.
In de Amerikaanse grondwet was vrijheid de belangrijkste waarde. Echter hadden
veel groepen zoals vrouwen, Afro-Amerikanen en slaven minder rechten dan de
anderen. Voornamelijk om de slavernij kwam veel kritiek, omdat:
Slavernij in strijd gaat met het gelijkheidsprincipe van de verlicht denkers
Slavernij is strijd gaat met Christelijke waardes zoals naastenliefde.
De abolitionisten gingen strijden voor de afschaffing van slavernij. In 1807 werd
slavenhandel verboden (bestaande slaven mochten aanblijven) in het gehele Britse
Rijk, in 1833 verbood Groot-Brittannië de slavernij helemaal. In de Verenigde Staten
leidde dit tot veel verzet (in het zuiden), aangezien slavernij de motor was van de
winstgevende plantage-economie.
2. India en het Britse Rijk (1765 –
1885)
In de 17e eeuw maakte India deel uit van het islamitische Mogolrijk. De Britten
vestigden de East India Company factorijen waar ze handel dreven in katoen en
Specerijen met de lokale vorsten. Eerst wilden deze Britse Company alleen
economische macht, maar al snel wilden ze ook politiek macht, omdat:
De positie van de Mogolvorsten begon te verzwakken
De Britten voelden zich bedreigd door andere aanwezige Europese
handelscompagnieën
De Engelsen gingen zich samen met de lokale bevolking verzetten tegen hun
vijanden. Ander beloning kregen de Engelsen nieuw grondgebied en daardoor meer
zeggenschap. In 1765 tekende de Mogelvorst het Verdrag van Allahabad. De
compagnie mocht in naam van de vorst nu belasting innen, hierbij kregen ze voor het
eerst bestuurlijke macht in India. Dit verdrag zien we als bet begin van het Britse Rijk
in India.
Om de macht te houden gebruikten de Britten verschillende middelen:
- Militair De Britten vormde het Brits-Indische leger (Indiase soldaten met
Britse officieren). Ook kwam de Royal Navy (Britse oorlogsvloot)
- Politiek De Britten stelden lokale vorsten aan om gebieden te besturen,
maar die vorsten moesten luisteren naar de Britten (indirect bestuur/rule).
In 1857 kwam er een opstand binnen het leger van de East India Company omdat de
soldaten ontevreden waren onder het Britse bestuur. De opstand werd neergeslagen
door de Britten, maar de Britten hieven de East India Company wel op. India kwam
