Oderengeneeskundne
Hoofstdkun 6
6.1
Veel ouderen hebben problemen met bewegen in het algemeen en velen van hen ontwikkelen loop-
en balansstoornissen.
Voor een normale gang dienen kortweg twee voorwaarden te worden vervuld:
- Het vermogen rechtop te staan en de balans te handhaven (evenwichtsfunctess.
- Het vermogen een loopbeweging te maken in een ritmisch patroon (locomotore functess.
6.2
Figuur 1 kenmerken die bijdragen aan mobiliteit (Tinett
, Figuur 2 classifcaae van neurologisc翆e niveus van loopstoornissen (Nutt
Balansstoornissen een onvermogen de balans te handhaven of te corrigeren.
Houdingsstoornis (stateks veel ouderen hebben door diverse oorzaken een voorovergebogen
houding bij staan. Door de voorovergebogen houding wordt het lichaamszwaartepunt verplaatst
buiten het steunvlak, waardoor eerder een balansverstoring en hiermee een valgevaar optreedt.
Vallen het onverwachts en ongewild neerkomen op de grond of een lager niveau, met uitsluitng
van geweld van buitenaf.
Het valmechanisme kan in drie fasen worden beschreven:
1. Balansverstoring.
2. Tekortschieten van balanscorrigerende mechanismen door bijvoorbeeld beperking van het
reactevermogen of te weinig spierkracht.
3. Neerkomen op het contactoppervlak.
6.3
De anamnese van loopstoornissen en vallen kan worden onderverdeeld in:
- Specifeke anamnese van loopstoornissen.
- Valanamnese.
- Algemene anamnese, waaruit klachten kunnen worden opgetekend die indirect het lopen
bemoeilijken.