Opgave 1
a. Welke vormen van opzet zijn er?
(i) Opzet
Zuiver willen en weten
(ii) Opzet met voorbedachten rade (zekerheidsbewustzijn)
In theorie hebben we het overgenomen van de Duitser. Vb. Een persoon die zijn schip heeft
opgeblazen in zee om verzekeringsgeld te ontvangen. Zijn bemanning is overleden door zijn
toe doen, maar hij gaf aan dat dit niet zijn bedoeling was. De Duitser hebben daarom dit
ontwikkeld
(iii) Voorwaardelijke opzet
De voorwaarden voor het vaststellen zijn (HIV-1 arrest, noot van Buruma onder punt 2):
(1) Is er sprake van een aanmerkelijke kans?
(“bezien moeten worden of de gedraging het gevolg wel in het leven
roept”)
(2) De verdachte was zich bewust van deze aanmerkelijke kans
(“verdachte wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat het gevolg
zou intreden”)
(3) De gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen)
Deze voorwaarden komen terug bij:
• Bewust een aanmerkelijke kans aanvaarden (Porsche)
Of i.a.w. (in andere woorden)
• Willens en wetens blootstellen aan de aanmerkelijke kans (dat het gevolg zal
intreden) (HIV-I)
b. Zit in de artikelen 302 Sr en 282 Sr een geobjectiveerd bestanddeel?
Ja, in lid 2 is er een geobjectiveerd bestanddeel.
Het is daar namelijk aan de opzet eis onttrokken. Opzet speelt in lid 2 geen rol meer, in lid 1 moet
opzet bewezen worden waarna in lid 2 opzet geen rol meer heeft.