Tilburg University 2017-2018
Femke van Leth
Inhoudsopgave
Hoorcollege 1 (10-4)....................................................................................................................................... 2
Hoofdstuk 1..........................................................................................................................................................2
Hoorcollege 2 (13-4)....................................................................................................................................... 4
Hoofdstuk 2..........................................................................................................................................................4
Hoorcollege 3 (17-4)....................................................................................................................................... 7
Hoofdstuk 3..........................................................................................................................................................7
Hoorcollege 4 (20-4)..................................................................................................................................... 10
Hoofdstuk 4........................................................................................................................................................10
Wat is gehechtheid en hoe ontwikkelt dit?......................................................................10
Wat is temperament?.......................................................................................................12
Wat is empathie?..............................................................................................................13
Wat is zelfregulate?..........................................................................................................14
Hoorcollege 5 (24-2)..................................................................................................................................... 14
Hoofdstuk 5........................................................................................................................................................14
Wat houdt de pre-operatonele fase 2-7 jaar) van Piaget in?.........................................14
Wat houdt de concreet operatonele fase 7-12 jaar) van Piaget in?..............................15
Wat is de sociaal-culturele theorie van Vygotsky?...........................................................15
Hoe ontwikkelen taal, Theory of Mind en executeve functes zich?...............................16
Hoorcollege 6 (1-5)....................................................................................................................................... 17
Hoofdstuk 6........................................................................................................................................................17
Eigenwaarde......................................................................................................................17
Pro-sociaal en agressief gedrag........................................................................................18
Speelgedrag geslachtsverschillen)...................................................................................19
De rol van leefijdsgenootjes............................................................................................19
Hoorcollege 8 (14-5)..................................................................................................................................... 20
Hoofdstuk 8........................................................................................................................................................20
Hoorcollege 9 (18-5)..................................................................................................................................... 22
Hoofdstuk 9........................................................................................................................................................22
,Hoorcollege 10 (22-5)................................................................................................................................... 24
Hoofdstuk 10......................................................................................................................................................24
De emerging adulthood....................................................................................................24
Identteit............................................................................................................................25
Hoorcollege 11 (29-5)................................................................................................................................... 29
Hoofdstuk 11......................................................................................................................................................29
Hoorcollege 12 (1-6)..................................................................................................................................... 31
Hoofdstuk 12......................................................................................................................................................31
Hoe ontwikkelt de persoonlijkheid van mensen op middelbare leefijd?........................31
Hoe verandert het levensthema van mensen op middelbare leefijd?............................33
Hoorcollege 13 (5-6)..................................................................................................................................... 34
Hoofdstuk 13 en 14............................................................................................................................................34
Cogniteve ontwikkeling: wijsheid en cogniteve achteruitgang......................................34
Socio-emotonele ontwikkeling: geluk en life events.......................................................35
Fysieke ontwikkeling: levensverwachtng, genetca, demente & Alzheimer...................36
Hoorcollege 1 (10-4)
Hoofdstuk 1
- Mensen stoppen niet met ontwikkelen na de kindertjd, en elke levensfase kenmerkt
zich weer door nieuwe uitdagingen -> we kijken dus naar de hele levensloop
o Vragen die centraal staan:
Hoe ontwikkelen we over de levensloop?
Waarom worden we wie we worden?
- Ontwikkelingspsychologie is multdisciplinair -> mensen uit verschillende disciplines
werken samen om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de ontwikkeling
o Er wordt bijv. gekeken naar het brein, de neurofysiologie en onze genetca
o Er wordt gekeken naar specifeke gebieden: emotes, cognite, sociaal gedrag
o Er wordt gekeken naar de omgeving: vrienden, familie nabij) + school/cultuur
- We kijken naar voorspelbare mijlpalen gedurende onze levensloop:
o Normateve ontwikkeling: wanneer ontwikkelt gemiddeld wat?
Wanneer is gedrag normaal en wanneer moet je je zorgen maken?
o Verloopt de ontwikkeling contnue taal) of discontnue in stapjes: lopen)
o Bestaan er kritsche periodes om een bepaalde vaardigheid te ontwikkelen?
Hechtngsgedrag bij ganzen ontstaat in een kritsche periode -> Lorenz
- Ook kijken we naar normateve normale) en niet-normateve abnormale) transites:
ervaringen in je leven -> kinderen krijgen normatef), kind verliezen niet-normatef)
o Normatef: overgang naar de middelbare school, kinderen krijgen, pensioen
o Niet-normatef: scheiding, het verliezen van je kind of je baan -> grote impact
Of een bepaalde ervaring normatef is of niet, hangt af van de tjd en
de cultuur waarin je geboren wordt vroeger ging je niet naar school)
, De adolescente als fase van opstandigheid, experimenteren en
uitvinden wie je bent bestond vroeger niet, want toen ging je al
heel jong werken -> nu hebben we leerplicht en adolescente
Bepaalde ontwikkelingsfases zijn dus afankelijk van de cohort
waarin je leef = mensen van dezelfde generate millenials)
o Millenials onze generate) hebben vaak last van een
quarter life crisis: rond 25-35 jaar een crisis waarbij je
twijfelt over de toekomst + belangrijke beslissingen
Dit komt waarschijnlijk omdat we nu heel veel
keuzes hebben we hebben vrije opvoedingen)
en omdat de sociale media een grote rol spelen
- Ook wordt er veel gefocust op individuele verschillen -> waar komen deze vandaan?
o Waarom leert het ene kind sneller praten/lopen dan een ander kind?
o Mensen verschillen in de mate waarop positeve of negateve ervaringen een
impact hebben op hun ontwikkeling en hun verdere leven
Beschermende factoren: intelligente, veilige omgeving, goede vriend
Risicofactoren: moeilijk karakter, mishandeling, scheiding, drugs
o Belangrijk ander debat: zijn onze verschillen aangeboren of aangeleerd?
Nature: Charles Darwin: evolutetheorie -> overerving van genen
Bevinding: expressie van basisemotes is aangeboren -> zowel
baby’s als andere dieren als blinden kunnen dit doen
Er wordt onderzoek gedaan naar tweelingen en adopte
Nurture: Watson en Skinner: behaviorisme operante conditonering)
Traditoneel) behaviorisme: concreet gedrag wordt
onderzocht -> emotes en gedachtes worden weggelaten
o Bevinding: gedragingen emotes) van jonge) kinderen
kunnen geconditoneerd worden Litle Albert)
Cognitef) behaviorisme: we leren door observeren Bandura)
Nu weten we dat het genuanceerder ligt: beide zijn belangrijk
Je genen hebben een indirect efect op je omgeving
o Passief: aangeboren eigenschappen van je ouders erven
over naar jou en creëren een bepaalde omgeving
o Evocatef: aangeboren eigenschappen van het kind
lokken reactes uit in de omgeving geslacht: speelgoed)
o Actef: door aangeboren eigenschappen ‘kiezen’ we een
bepaalde omgeving die past bij onze eigenschappen
Er kan ook een interacte zijn tussen nature en nurture
o Person-environment ft: afstemming van de omgeving
op de aangeboren kenmerken en talenten van het kind
Epi-genetca: de mate waarin genen tot uitng komen
genexpressie) kan veranderd worden door de omgeving
- Het ecologische model van Bronfenbrenner: hoe ontwikkelt een kind zich binnen het
bredere systeem van de omgeving en hoe interacteert het kind met de omgeving?
o In zijn model is het kind het centrum alles wat het kind zelf heef:
aangeboren eigenschappen) -> micro-systeem directe omgeving van het
kind: het gezin, de klas) -> meso-systeem de interactes die plaatsvinden
, tussen verschillende systemen in het micro-systeem) -> exo-systeem de
buurt waarin je woont, de bredere familie waarin je opgroeit, de school) ->
het macro-systeem de cultuur waarin je leef en de politek/religie in je land)
- Uitdagingen in het onderzoek: de deelnemersgroep verschillen in vaardigheden ->
jonge baby’s kunnen nog niet praten -> moeilijk + sommige groepen zijn kwetsbaar)
de invloeden van genen en de omgeving zijn vaak moeilijk uit elkaar te houden en
vaak spelen ze allebei een belangrijke rol) + in hoeverre heef leefijd een efect?
- Cross-sectoneel onderzoek: mensen worden op 1 moment in de tjd ondervraagd
- Longitudinaal onderzoek: mensen worden meerdere keren ondervraagd over tjd
Hoorcollege 2 (13-4)
Hoofdstuk 2
- Prenatale ontwikkeling is de basis voor verdere ontwikkeling en in deze periode vindt
de snelste groei van lichaam en brein plaats + er zijn enkele bedreigingen
- Bevruchtng vindt vaak plaats rond de ovulate en = de samensmeltng van 1 eicel en
1 zaadcel -> de buitenste laag van de eicel zona pellucida) wordt daarna harder ->
andere zaadcellen worden geblokkeerd er is dus maar 1 zaadcel de ‘winnaar’)
o Een geslachtscel eicel of zaadcel) is haploïd: 23 chromosomen
Een zygote bevruchte eicel) is diploïd: 46 chromosomen
o 1-eiige monozygote) tweeling: 1 eicel en 1 zaadcel -> splitsing van de zygote
tjden celdeling in de 1e dagen na de bevruchtng -> zelfde genen/geslacht
Siamese tweeling: 1-eiige tweeling die deels met elkaar vergroeid is
Dit kan op meerdere plekken gebeuren + scheiding = mogelijk
2-eiige dizygote) tweeling: 2 eicellen en 2 zaadcellen -> soms
hetzelfde geslacht, maar soms ook van het andere geslacht 50%)
- We hebben 22 autosomale chromosomenparen + 23e chromosomenpaar =
geslachtschromosoom jongetjes: X mama, Y papa en meisjes: X mama, X papa)
o Y is sneller -> meer jongens verwekt -> maar Y is ook kwetsbaarder -> grotere
kans op een miskraam bij een jongetje door problemen in een vroege fase
o Er zijn verschillende soorten chromosomale afwijkingen:
XXY: Klinefelter syndroom -> komt voor bij mannen: lange
lichaamslengte, lange armen/benen, laag testosterongehalte +
vruchtbaarheidsproblemen + lager IQ bij XXXY of zelfs XXXXY
X: Turner syndroom -> komt voor bij vrouwen: korte lichaamslengte,
korte armen/benen, laag oestrogeenniveau + onvruchtbaarheid of
vruchtbaarheidsproblemen + normaal IQ
Trisomie 3 vormen) van het 21e chromosoom -> Downsyndroom
Verstandelijke beperking IQ tussen 35-70), typische
gezichtskenmerken, korte lichaamslengte, kortere
levensverwachtng 50-60 jaar) + meer kans op Alzheimer
o Deze chromosomale afwijkingen kunnen prenataal worden vastgesteld:
Combinatetest 11-14 weken): bloedonderzoek + nek-plooimetng
dikkere ruimte achter het nekje = een indicate voor Downsyndroom)
Niet Invasieve Prenatale Test vanaf 11 weken): bloedonderzoek
o Het risico op chromosomale afwijkingen stjgt met de leefijd van de moeder