Douwe Stoffers – VU Amsterdam – Diversity of Life – 2023-2024
Samenvatting Diversity of Life – Dieren
Les 1 – Hoofdlijnen en terminologie
Dieren kunnen worden in gedeeld in groepen, gebaseerd op hun vroege embryonale ontwikkeling:
- Monoblast: hebben slecht 1 embryonaal kiemblad (germ layer), die ook wel gastrula/endodermis
wordt genoemd. Dit zijn primitievere dieren, zoals sponzen.
- Diploblast: hebben 2 kiembladen, genaamd endoderm en ectoderm. Dit zijn relatief eenvoudige
dieren, zoals kwallen en zeeanemonen die vallen onder de neteldieren (Cnidaria)
- Triploblast: hebben 3 kiembladen, genaamd endo-, ecto en mesoderm. Dit zijn dieren die vaak een
complexere lichaamsbouw hebben, zoals insecten, vissen, amfibieën, reptielen, vogels, zoogdieren.
Archenteron cavity: de holte in een cel, ook wel blastocoel
De blastopore is de ingang naar deze archenteron cavity
De drie kiemlagen zijn dus:
- Endoderm: de binnenste laag die later het spijsverteringskanaal en -organen wordt
- Mesoderm: de middelste laag die later de lever, nieren, geslachtsklieren en skeletspieren wordt
- Ectoderm: de buitenste laag die later de huid en zenuwstelsel wordt
,Douwe Stoffers – VU Amsterdam – Diversity of Life – 2023-2024
Een andere manier om dieren te groeperen is op basis van symmetrie:
- Niet symmetrisch: zoals sponzen
- Radiaal symmetrisch: zoals zeesterren, koralen, kwallen en zeeanemonen
- Bilateraal symmetrisch: tweezijdig symmetrisch, zoals bijna alle dieren
Dorsaal: rugzijde
Lateraal: zijkant
Ventraal: buikzijde
Frontaal/anterior: voorkant
Caudaal/posterior: achterkant
,Douwe Stoffers – VU Amsterdam – Diversity of Life – 2023-2024
In de vroege embryonale ontwikkeling zijn er verschillende manieren van celdeling, waarvan de
belangrijkste radial- en spiral cleavage zijn. Het verschil is dat bij spiral cleavage de gedeelde cellen
zijwaarts draaien, terwijl dat bij radial cleavage niet gebeurt.
De evolutie van het centrale zenuwstelsel
- Ctenophora (o.a. ribkwallen) is een fylum (=stam) wat geen centraal zenuwstelsel heeft maar ‘nerve
nets’ heeft ontwikkeld. Neuronen zijn niet gegroepeerd maar verspreid over het lichaam. Hiermee
kunnen ze bewegingen en chemische veranderingen waarnemen.
- Onder andere plakdiertjes (Placozoa) hebben dus geen centraal zenuwstelsel.
- Deze nerve nets zijn een voorbeeld van convergente evolutie, omdat ze later bij de neteldieren
(Cnidaria) nog een keer geëvolueerd zijn.
- In het rode kader linksonder zie je dat dieren op een gegeven moment bilaterale symmetrie
hebben geëvolueerd, met 3 embryonale kiemlagen (triploblastisch), waardoor ze dus een centraal
zenuwstelsel kregen.
- Bij de protostomen ontwikkelde de blastopore in een mond
- Bij de deuterostomen ontwikkelde de blastopore in een anus
, Douwe Stoffers – VU Amsterdam – Diversity of Life – 2023-2024
Dit zijn de 9 belangrijkste fyla/stammen (Latijn en Nederlands):
1. Porifera → sponzen
2. Cnidaria → neteldieren (zoals koralen, kwallen, zeeanemonen)
3. Platyhelminthes → platwormen
4. Nematoda → rondwormen
5. Annelida → ringwormen
6. Mollusca → weekdieren of mollusken
7. Arthropoda → geleedpotigen
8. Echinodermata → stekelhuidigen (zeester, zee-egel)
9. Chordata → chordadieren
*side note: er zijn ruim 30 beschreven fyla/stammen
Op basis van de coeloom worden 3 verschillende groepen onderscheiden:
1. Acoelomaten: dieren zonder coeloom (zoals platwormen)
2. Pseudocoelomaten: dieren met een pseudo coeloom (zoals rondwormen)
3. Coelomaten: dieren met een coeloom (zoals ringwormen, waaronder regenwormen)
- Deze laatste kan dan weer open of gesloten zijn
Samenvatting Diversity of Life – Dieren
Les 1 – Hoofdlijnen en terminologie
Dieren kunnen worden in gedeeld in groepen, gebaseerd op hun vroege embryonale ontwikkeling:
- Monoblast: hebben slecht 1 embryonaal kiemblad (germ layer), die ook wel gastrula/endodermis
wordt genoemd. Dit zijn primitievere dieren, zoals sponzen.
- Diploblast: hebben 2 kiembladen, genaamd endoderm en ectoderm. Dit zijn relatief eenvoudige
dieren, zoals kwallen en zeeanemonen die vallen onder de neteldieren (Cnidaria)
- Triploblast: hebben 3 kiembladen, genaamd endo-, ecto en mesoderm. Dit zijn dieren die vaak een
complexere lichaamsbouw hebben, zoals insecten, vissen, amfibieën, reptielen, vogels, zoogdieren.
Archenteron cavity: de holte in een cel, ook wel blastocoel
De blastopore is de ingang naar deze archenteron cavity
De drie kiemlagen zijn dus:
- Endoderm: de binnenste laag die later het spijsverteringskanaal en -organen wordt
- Mesoderm: de middelste laag die later de lever, nieren, geslachtsklieren en skeletspieren wordt
- Ectoderm: de buitenste laag die later de huid en zenuwstelsel wordt
,Douwe Stoffers – VU Amsterdam – Diversity of Life – 2023-2024
Een andere manier om dieren te groeperen is op basis van symmetrie:
- Niet symmetrisch: zoals sponzen
- Radiaal symmetrisch: zoals zeesterren, koralen, kwallen en zeeanemonen
- Bilateraal symmetrisch: tweezijdig symmetrisch, zoals bijna alle dieren
Dorsaal: rugzijde
Lateraal: zijkant
Ventraal: buikzijde
Frontaal/anterior: voorkant
Caudaal/posterior: achterkant
,Douwe Stoffers – VU Amsterdam – Diversity of Life – 2023-2024
In de vroege embryonale ontwikkeling zijn er verschillende manieren van celdeling, waarvan de
belangrijkste radial- en spiral cleavage zijn. Het verschil is dat bij spiral cleavage de gedeelde cellen
zijwaarts draaien, terwijl dat bij radial cleavage niet gebeurt.
De evolutie van het centrale zenuwstelsel
- Ctenophora (o.a. ribkwallen) is een fylum (=stam) wat geen centraal zenuwstelsel heeft maar ‘nerve
nets’ heeft ontwikkeld. Neuronen zijn niet gegroepeerd maar verspreid over het lichaam. Hiermee
kunnen ze bewegingen en chemische veranderingen waarnemen.
- Onder andere plakdiertjes (Placozoa) hebben dus geen centraal zenuwstelsel.
- Deze nerve nets zijn een voorbeeld van convergente evolutie, omdat ze later bij de neteldieren
(Cnidaria) nog een keer geëvolueerd zijn.
- In het rode kader linksonder zie je dat dieren op een gegeven moment bilaterale symmetrie
hebben geëvolueerd, met 3 embryonale kiemlagen (triploblastisch), waardoor ze dus een centraal
zenuwstelsel kregen.
- Bij de protostomen ontwikkelde de blastopore in een mond
- Bij de deuterostomen ontwikkelde de blastopore in een anus
, Douwe Stoffers – VU Amsterdam – Diversity of Life – 2023-2024
Dit zijn de 9 belangrijkste fyla/stammen (Latijn en Nederlands):
1. Porifera → sponzen
2. Cnidaria → neteldieren (zoals koralen, kwallen, zeeanemonen)
3. Platyhelminthes → platwormen
4. Nematoda → rondwormen
5. Annelida → ringwormen
6. Mollusca → weekdieren of mollusken
7. Arthropoda → geleedpotigen
8. Echinodermata → stekelhuidigen (zeester, zee-egel)
9. Chordata → chordadieren
*side note: er zijn ruim 30 beschreven fyla/stammen
Op basis van de coeloom worden 3 verschillende groepen onderscheiden:
1. Acoelomaten: dieren zonder coeloom (zoals platwormen)
2. Pseudocoelomaten: dieren met een pseudo coeloom (zoals rondwormen)
3. Coelomaten: dieren met een coeloom (zoals ringwormen, waaronder regenwormen)
- Deze laatste kan dan weer open of gesloten zijn