ZOWEL DE POSITIEVE ALS DE NEGATIEVE EFFECTEN VAN SOCIALE DRUK OP
ONZE PRESTATIES
Onze prestaties worden niet alleen bepaald door onze eigen vermogens, onze motivatie,
maar ook door sociale factoren. Het beter gaan presteren door de aanwezigheid van
anderen wordt sociale facilitatie genoemd, en het slechter gaan presteren door de
aanwezigheid van anderen wordt sociale inmenging of inhibitie genoemd.
Wanneer men beter gaat presteren en wanneer slechter wordt
verklaard door Zajonc’s theorie. De aanwezigheid van anderen
faciliteert prestaties van dominante handelingen en interfereert
met niet dominante handelingen. In dit geval wordt met
dominante handeling een simpele handeling bedoeld welke
automatisch kunnen worden uitgevoerd. Niet dominante
handelingen zijn handelingen waarvoor bewuste aandacht voor
nodig is. Volgens de theorie verhoogt de aanwezigheid van
anderen het niveau van inzet of opwinding. Uit onderzoek is
gebleken dat zijn theorie juist is. Men rapporteert meer
opwinding of inzet wanneer er anderen aanwezig zijn.
Angst speelt een rol bij sociale inmenging. Iemand die een
lastige taak uitvoert zoals golfen, ervaart misschien wel spanning en inzet, maar dit leidt
niet tot angst. Het leidt niet tot angst omdat hij wereldkampioen is en in de fnale voor
staat om opnieuw wereldkampioen te worden. Zijn tegenstanderd ervaart wel angst, de
angst om te verliezen door ook maar één fout te maken. Door deze angst zal hij minder
goed presteren met publiek. Mensen zelfverzekerd zijn hebben profjt van publiek, en
mensen die dit niet zijn hebben er juist last van.
Studenten die een toets maken en hierbij veel angst ervaren hebben moeite om zich te
concentreren door de stroomvloed aan gedachten door hun hoofd. Deze gedachten zitten
ons werkgeheugen in de weg en belemmeren daardoor ons vermogen om te presteren.
0.8 Prestaties kunnen ook worden beïnvloed door
0.78 stereotypes. Wanneer een persoon met een
0.76 donkere huidskleur er aan wordt herinnerd dat
0.74 hij in tegenstelling tot zijn klasgenoten een
donkere huid heeft wordt het stereotype hiervan
0.72
Score
geactiveerd. Een stereotype is bijvoorbeeld dat
0.7
donkere mensen minder slim zijn. Wanneer deze
ng ng
i gi i gi persoon hier vlak voor een IQ test van bewust
e e
dr dr
e n e n wordt gemaakt presteert deze persoon slechter
nom nom dan wanneer dit niet zou gebeuren. In een
ge e
af oeg onderzoek is dit efect aangetoond. Ouderen en
t
jongeren moesten een zelfde test maken. In de
Test instructe
jong oud ene conditie werd er tegen de deelnemers
gezegd dat de test door zowel jonge deelnemers
als oude deelnemers wordt gemaakt, wat al genoeg activatie is van het stereotype, in de
andere conditie werd er ook verteld dat de test ‘leeftijd-eerlijk’ is. Uit het onderzoek bleek
dat ouderen veel slechter presteerden wanneer zij bewust werden gemaakt van het
stereotype dat ouderen een minder goed geheugen hebben dan jongeren. Het stereotype
had geen invloed op de jongeren, omdat zij al goed presteerden en niet opeens slimmer
, worden door de bewustwording van het stereotype dat zij een beter geheugen hebben
dan de ouderen.
€ 0.70 We vinden het belangrijk dat we een goede
Betaald per liter melk in €
€ 0.60 indruk maken op anderen omdat we onze
€ 0.50 eigenwaarde baseren op anderen. Maar ook
€ 0.40
omdat wanneer anderen ons aardig vinden
€ 0.30
€ 0.20 dit voordelen met zich mee kan brengen.
€ 0.10 Onbewust zijn we constant bezig met onszelf
€ 0.00 te presenteren aan anderen. Wanneer
en en en en en en en en en en
merken dat we in het bijzijn van anderen zijn
Og oem og oem og oem og oem og oem
bl wordt dit geactiveerd en gaan wij dus ook
bl bl bl Bl
Foto beter presteren. Dit gebeurt niet allemaal
bewust, maar ook onbewust. In een
onderzoek is aangetoond dat zelfs een foto
van iemands ogen ons het gevoel kan geven dat we worden bekeken met als gevolg dat
wij ons ‘beter’ gaan gedragen. In dit onderzoek zag men de ene week ogen en de andere
week bloemen op de donatie bus waar geld in kan worden gestopt om te betalen voor je
melk op de universiteit. Men betaalde de weken dat er ogen te zien waren op de bus veel
meer dan de dagen dat er bloemen te zien waren.
HOE WIJ ONS CONFORMEREN EN HOE ASCH DIT EXPERIMENTEEL ONDERZOCHT
HEEFT
Er zijn twee redenen waarom we de neiging hebben om voorbeelden van anderen te
conformeren Ten eerste informatie en pragmatiek. Wanneer iedereen over brug A gaat,
en niemand over brug B dan is dit een goede aanwijzing dat er iets mis is met brug B. Om
geen risico te lopen zal je ook brug A gebruiken en niet over brug B gaan. Dit is een
voorbeeld van informationele invloed. Ten tweede hebben we de neiging anderen te
volgen om groepscohesie en de acceptatie in de groep te bevorderen. Iedereen gaat over
brug A, ik hoor bij hun dus ik ga ook over brug A “Wij zijn echte brug A mensen!”. Dit is
een voorbeeld van normatieve invloed.
In een bekend onderzoek van Asch wordt de kracht van
confrmatie aangetoond. In het onderzoek wordt een student
getest op zijn vermogen om de lengte van lijnen te vergelijken. Op
het zelfde moment worden ook 6 tot 8 andere studenten getest,
welke in werkelijkheid meewerken aan het onderzoek. Zij krijgen
lijnen te zien zoals in de afbeelding hiernaast. Vervolgens moet
iedereen één voor één aangeven welke lijn zij denken dat even
lang is. De andere studenten kiezen allemaal het zelfde verkeerde
antwoord. Dus als het antwoord B is, kiest iedereen bijvoorbeeld A.
Van de 100 geteste deelnemers volgde 75% van hen bij minstens
één van de 12 trials. Wanneer er slechts twee andere studenten
zouden zijn, zou het efect veel minder sterk zijn dan met 6 tot 8 andere studenten.
Bedenk nu even voor jezelf of er hier sprake was van informationele of een normatieve
invloed. Wanneer de studenten achteraf werd gevraagd wat hun reden was voor hun
keuzes zei iedereen dat zij niet het zelfde zagen als de andere studenten. De deelnemers
hadden elke trial in werkelijkheid goed gezien, maar zij antwoordde niet allemaal juist.
Sommige gaven aan dat zij aan zichzelf gingen twijfelen omdat 8 mensen vaker gelijk
hebben van 1 persoon. In dit geval zou het antwoord informationele invloed zijn. Maar
sommige zeiden wel zeker te weten dat B het juiste antwoord was, en niet A. Toch kozen