(1) Centrale rol van de nier: regulate van (regulerende functe)
Van totale volume van lichaamsvloeistofen
o 0,6x lichaamsgewicht
o ECF: 0,2x lichaamsgewicht
o ICF: 0,4, lichaamsgewicht
Voor vrouwen minder want vet stoot water af
o Interstttle vloeistof: vloeistof tussen de cellen
¾ ECF
o Bloedplasma
¼ ECF
De osmolariteit van lichaamsvloeistofen
o Deeltjesconcentrate
De elektrolythomeostase van bv. Na, K, Cl, Mg etc.
o Na+-K+: zorgt voor prikkeling in zenuwvezels, spiervezels etc. Rustmembraanpotentaal ontstaat (vooral kalium = negatef
in de cel en natrium buiten de cel). Een AP ontstaat door een snelle infux van natrium waardoor de cel gedepolariseerd
wordt.
De zuur/base balans (H+ homeostase)
o H+ wordt verstoord waardoor pH abnormaal wordt enzymen niet meer goed functoneren niet meer katalyseren
van celmetabolisme.
(2) Zuiverende functe van de nier (zuiverende functe)
Afvoer van gifige stofen
o Vaak lichaamsvreemde stofen (geneesmiddelen, pestciden)
o Metabolieten: ureum ontstaat door afraak van eiwiten toxisch!
Hongersnood nieren werken niet meer goed ureum niet meer goed afvoeren nog meer producte
ervan door jezelf af te breken dood door stjgen van de hoeveelheid ureum
Dialyse apparaat kan ook de nier zuiveren
o Bij werkende functe van 200
o Minder dan 500 ml urine per 24h produceren (oligurie) ureum niet meer kwijtraken je gaat dood
(3) Endocriene functe: producte van o.a. (endocriene functe)
Erytropoittne (EPOa: aanmaak van erytrocyten meer hemoglobine aanmaken zuurstofdragend vermogen wordt groter
(want voor 980 bepaald door rode bloedcellen die gebonden zijn aan Hb)
Renine, prostaglandines
1,25 (OH)2 vitamine D3: vitamine nodig voor botstofwisseling (calcium en fosfaat). Bij verstoring aanmaak vitamine D verstoord
eerste symptoom van nieraandoening: iets breken.
De opbouw van de nier
Twee nieren: linker nier ligt hoger dan de rechter.
Ureter: buisje uit nier naar urineblaas
Urethra: buisje vanuit urineblaas naar buiten
Bestaat uit allemaal buisjes: nefronen.
o Glomerulus capillairen: fltrate naar capsule van Bowman. Omheen bevinden zich
bloedvaten (peritubulaire capillairen die zorgen voor terugresorpte)
o Proximale tubulus
o Lis van Henle
o Distale tubulus
o Verzamelbuis (alle distale tubuli verzamelen zich hier)
Factoren die de excrete bepalen
In de glomerulus wordt gefltreerd alles er doorheen behalve bloedcellen en eiwiten.
Proximale tubuli terugresorpte
Distale tubuli terugresorpte
Anders dan in de rest van het lichaam wordt er teruggeresorbeerd in een capillair i.p.v. vene.
o Aferente arteriole (glomerulus in)
o Eferente arteriole (glomerulus uit)
o Peritubullaire capillairen ontstaan uit eferente arteriool.
Secrete: capillairen tubulus (structuur in lichaam)
Excrete: tubulus galblaas (structuur buiten lichaam)
o Excrete = fltrate secrete – resorpte
o 200 cardiac output naar nieren toe
q = slagvolume x hartrequente
5,5 liter 200 = 1100 ml/min
o Maar gaat om de hoeveelheid plasma want rode bloedcellen worden niet
gefltreerd.
Hoeveelheid plasma = plasma – rode bloedcellen