vMV-05-401 Tractus Genitalis
Studiebelasting: 2 SBU
Inleiding:
In deze taak wordt de anatomie en fysiologie van de tractus genitalis feminina (vrouwelijk)
zelfstandig uitgewerkt aan de hand van een opdracht.
Werkwijze:
Maak met behulp van een anatomie- en fysiologie boek en de trefwoordenlijsten de
onderstaande vragen.
Opdracht :
1. Welke zijn de onderdelen van de tractus genitalis feminina? Geef ook de
Latijnse namen.
Ovarium (eierstok)
Lig. ovarii proprium =(met bloedvaten vanuit baarmoeder naar eierstok, en de
urineleider (ureter)). bandjes (ligamenten)
Lig.suspensorium ovarii =(met bloedvaten voor de eierstok: a. & v. ovarica)
Tuba uterina (eileider)
Uterus (baarmoeder)
Fundus =
Corpus =(het lichaam van de baarmoeder)
Cervix =(baarmoederhals)
Lig. teres uteri =
Lig. latum =(brede moederband)
Excavatio vesico-uterina =(tussen de blaas en de baarmoeder)
Excavatio recto-uterina (cavum Douglasi) =(tussen de endeldarm en de baarmoeder)
Vagina
Urethra feminina (urinebuis)
2. Beschrijf de ligging en bouw van de ovaria.
Een vrouw heeft twee eierstokken die links en rechts naast de
baarmoeder in de buikholte liggen. De eierstok zit vast aan enkele
bandjes (ligamenten), namelijk: ligamentum suspensorium ovarii
(met bloedvaten voor de eierstok: a. & v. ovarica), ligamentum
ovarii proprium, en ligamentum latum uteri (met bloedvaten vanuit
baarmoeder naar eierstok, en de urineleider (ureter)).
Een ovarium is amandelvormig en heeft een lengte tot 4 cm,
breedte van 1,5 tot 2 cm, een dikte van 1 cm en weegt 2,5 - 7,5
gram (met name afhankelijk van leeftijd van de vrouw). In een
ovarium zijn twee lagen te onderscheiden, namelijk de schors
(cortex) en het merg (medulla). In de cortex liggen de follikels met daarin de toekomstige eicellen
(oöcyten). Het merg bestaat uit vaatrijk losmazig bindweefsel. Er is geen duidelijke grens tussen
de schors en het merg.
3. Beschrijf de functie van de ovaria met betrekking tot
geslachtshormoonproductie en eicelrijping.
De eierstokken produceren oestrogeen (geproduceerd in de follikels met name voor de
ovulatie.), progesteron (geproduceerd in het corpus luteum na de ovulatie.) en androgenen (o.a.
testosteron)
4. Beschrijf de bouw en functie van de eileiders.
Een eileider of tuba uterina is een deel van de geslachtsorganen van de vrouw. Het is een
trechtervormig orgaan dat zich met het brede eind over de eierstokken heen buigt, en met het
smalle uiteinde in de baarmoeder uitkomt.
Studiebelasting: 2 SBU
Inleiding:
In deze taak wordt de anatomie en fysiologie van de tractus genitalis feminina (vrouwelijk)
zelfstandig uitgewerkt aan de hand van een opdracht.
Werkwijze:
Maak met behulp van een anatomie- en fysiologie boek en de trefwoordenlijsten de
onderstaande vragen.
Opdracht :
1. Welke zijn de onderdelen van de tractus genitalis feminina? Geef ook de
Latijnse namen.
Ovarium (eierstok)
Lig. ovarii proprium =(met bloedvaten vanuit baarmoeder naar eierstok, en de
urineleider (ureter)). bandjes (ligamenten)
Lig.suspensorium ovarii =(met bloedvaten voor de eierstok: a. & v. ovarica)
Tuba uterina (eileider)
Uterus (baarmoeder)
Fundus =
Corpus =(het lichaam van de baarmoeder)
Cervix =(baarmoederhals)
Lig. teres uteri =
Lig. latum =(brede moederband)
Excavatio vesico-uterina =(tussen de blaas en de baarmoeder)
Excavatio recto-uterina (cavum Douglasi) =(tussen de endeldarm en de baarmoeder)
Vagina
Urethra feminina (urinebuis)
2. Beschrijf de ligging en bouw van de ovaria.
Een vrouw heeft twee eierstokken die links en rechts naast de
baarmoeder in de buikholte liggen. De eierstok zit vast aan enkele
bandjes (ligamenten), namelijk: ligamentum suspensorium ovarii
(met bloedvaten voor de eierstok: a. & v. ovarica), ligamentum
ovarii proprium, en ligamentum latum uteri (met bloedvaten vanuit
baarmoeder naar eierstok, en de urineleider (ureter)).
Een ovarium is amandelvormig en heeft een lengte tot 4 cm,
breedte van 1,5 tot 2 cm, een dikte van 1 cm en weegt 2,5 - 7,5
gram (met name afhankelijk van leeftijd van de vrouw). In een
ovarium zijn twee lagen te onderscheiden, namelijk de schors
(cortex) en het merg (medulla). In de cortex liggen de follikels met daarin de toekomstige eicellen
(oöcyten). Het merg bestaat uit vaatrijk losmazig bindweefsel. Er is geen duidelijke grens tussen
de schors en het merg.
3. Beschrijf de functie van de ovaria met betrekking tot
geslachtshormoonproductie en eicelrijping.
De eierstokken produceren oestrogeen (geproduceerd in de follikels met name voor de
ovulatie.), progesteron (geproduceerd in het corpus luteum na de ovulatie.) en androgenen (o.a.
testosteron)
4. Beschrijf de bouw en functie van de eileiders.
Een eileider of tuba uterina is een deel van de geslachtsorganen van de vrouw. Het is een
trechtervormig orgaan dat zich met het brede eind over de eierstokken heen buigt, en met het
smalle uiteinde in de baarmoeder uitkomt.