Tentamen december 2023, cijfer: 9
1. (onderzoeksvraag)
De onderzoeksvraag heeft een descriptief handelingsdoel, omdat het de beleidstheorie van
het systeem van promoveren en degraderen beoogd te beschrijven.1 Het is specifiek
afgebakend tot het systeem zoals dat in 2014 is ingevoerd.2 De deelvragen zijn geschikt
wanneer hun antwoorden gezamenlijk alle benodigde informatie verschaffen om de
hoofdvraag te beantwoorden, waarbij deze antwoorden ook essentieel zijn. Daarnaast
dienen de deelvragen in lijn te zijn met het beschrijvende handelingsdoel van de hoofdvraag
en moeten ze helder zijn geformuleerd.3 De eerste drie deelvragen zijn duidelijk gericht op
het beschrijven van verschillende aspecten van de beleidstheorie en hebben dus een
descriptief handelingsdoel.4 Hoewel de formuleringen enigszins onnauwkeurig zijn omdat ze
niet expliciet de tijdsperiode van 2014 noemen, bieden de deelvragen toch voldoende
informatie voor de beantwoording van de hoofdvraag, zonder overbodige informatie te
verschaffen.5 De vierde en vijfde deelvraag zijn echter wel overbodig en niet passend,
aangezien ze een evaluatief handelingsdoel hebben dat niet aansluit bij de beschrijvende
centrale onderzoeksvraag. Deze deelvragen beogen namelijk het systeem te toetsen aan
wetenschappelijk onderzoek en aan consistentie en coherentie.6 De hoofdvraag beperkt zich
tot een beschrijving van het systeem en vraagt niet om een evaluatie. 7 Concluderend vormen
de eerste drie deelvragen op zichzelf een solide basis voor het beantwoorden van de centrale
vraag, terwijl de laatste twee deelvragen niet noodzakelijk zijn voor dit doel.
2. (methodendebat)
De normatieve, ofwel de ‘value-based’ benadering, die Van Klink & Poort bepleiten,
impliceert dat empirische inzichten moeten worden beoordeeld binnen het theoretisch en
normatieve kader van de rechtswetenschap.8 Ze pleiten voor een multidisciplinaire aanpak,
waarbij de inzichten uit andere disciplines ter onderbouwing dienen voor de normatieve
1
Van Dijck, Snel & Van Golen 2023, p. 59-60; Elbers e.a, p. 264.
2
Elbers e.a, p. 264; Van Dijck, Snel & Van Golen 2023, p. 57.
3
Van Dijck, Snel & Van Golen 2023, p. 68.
4
Elbers e.a, p. 268; Van Dijck, Snel & Van Golen 2023, p. 59-60.
5
Van Dijck, Snel & Van Golen 2023, p. 68.
6
Van Dijck, Snel & Van Golen 2023, p. 62-63; Elbers e.a. p. 269.
7
Elbers e.a., p. 264.
8
Van Klink & Poort, canvas, p. 264-265.
1. (onderzoeksvraag)
De onderzoeksvraag heeft een descriptief handelingsdoel, omdat het de beleidstheorie van
het systeem van promoveren en degraderen beoogd te beschrijven.1 Het is specifiek
afgebakend tot het systeem zoals dat in 2014 is ingevoerd.2 De deelvragen zijn geschikt
wanneer hun antwoorden gezamenlijk alle benodigde informatie verschaffen om de
hoofdvraag te beantwoorden, waarbij deze antwoorden ook essentieel zijn. Daarnaast
dienen de deelvragen in lijn te zijn met het beschrijvende handelingsdoel van de hoofdvraag
en moeten ze helder zijn geformuleerd.3 De eerste drie deelvragen zijn duidelijk gericht op
het beschrijven van verschillende aspecten van de beleidstheorie en hebben dus een
descriptief handelingsdoel.4 Hoewel de formuleringen enigszins onnauwkeurig zijn omdat ze
niet expliciet de tijdsperiode van 2014 noemen, bieden de deelvragen toch voldoende
informatie voor de beantwoording van de hoofdvraag, zonder overbodige informatie te
verschaffen.5 De vierde en vijfde deelvraag zijn echter wel overbodig en niet passend,
aangezien ze een evaluatief handelingsdoel hebben dat niet aansluit bij de beschrijvende
centrale onderzoeksvraag. Deze deelvragen beogen namelijk het systeem te toetsen aan
wetenschappelijk onderzoek en aan consistentie en coherentie.6 De hoofdvraag beperkt zich
tot een beschrijving van het systeem en vraagt niet om een evaluatie. 7 Concluderend vormen
de eerste drie deelvragen op zichzelf een solide basis voor het beantwoorden van de centrale
vraag, terwijl de laatste twee deelvragen niet noodzakelijk zijn voor dit doel.
2. (methodendebat)
De normatieve, ofwel de ‘value-based’ benadering, die Van Klink & Poort bepleiten,
impliceert dat empirische inzichten moeten worden beoordeeld binnen het theoretisch en
normatieve kader van de rechtswetenschap.8 Ze pleiten voor een multidisciplinaire aanpak,
waarbij de inzichten uit andere disciplines ter onderbouwing dienen voor de normatieve
1
Van Dijck, Snel & Van Golen 2023, p. 59-60; Elbers e.a, p. 264.
2
Elbers e.a, p. 264; Van Dijck, Snel & Van Golen 2023, p. 57.
3
Van Dijck, Snel & Van Golen 2023, p. 68.
4
Elbers e.a, p. 268; Van Dijck, Snel & Van Golen 2023, p. 59-60.
5
Van Dijck, Snel & Van Golen 2023, p. 68.
6
Van Dijck, Snel & Van Golen 2023, p. 62-63; Elbers e.a. p. 269.
7
Elbers e.a., p. 264.
8
Van Klink & Poort, canvas, p. 264-265.
