Samenvatting staats en bestuursrecht
Staatsrecht
Staat Rechtsstaat
Afgegrensd grondgebied → lucht + water Grondrechten
(22km)
Hoogste gezag Trias politica
- Geweldsmonopolie = alleen
hoogste gezag mag geweld
gebruiken
- Soevereiniteit = zelfstandig drager
rechten & plichten + hoogste gezag
Volk/gemeenschap Legaliteitsbeginsel
Erkenning Onafhankelijkheid v.d. rechter
Bronnen staatsrecht
1) Statuur voor het koninkrijk(constitutie) = regelt verhoudingen tussen NL en overzeese delen
2) Grondwet = regelt inlichtingen Nederlandse Staat en Staatsorganen en de verdeling macht
3) Organieke wetten/reglementen = wet in formele zin die ontstaat als grondwet zegt dat er iets
verder geregeld moet worden
- Provinciewet, gemeentewet
4) Gewoonterecht
5) Jurisprudentie
6) Verdragen van Europese maatregelen
Nederlandse staat ontstaan:
1) Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden = statenbond
2) Bataafse republiek = eenheidsstaat
3) Koninkrijk Holland → Napoleon veranderde het hier in wees broer als koning toe
4) Koninkrijk der Nederlanden → Fransen worden overheerst, Koning Willem I
- België en Luxemburg splitst af
Koninkrijk (statenbond) = Nederland + landen AMC (Aruba, St. Maarten, Curaçao) + gemeentes BES
(Bonaire, St Eustatius, Saba)
Statenbond = samenwerking tussen zelfstandige staten
Bondstaat (Duitsland/VS) = Staat bestaat uit grotendeels onzelfstandige staten met centraal gezag
Eenheidsstaat = Staat bestaat volledig uit onzelfstandige delen onder een centraal gezag
- Gedecentraliseerd = gezag is verdeeld over centrale en decentrale niveaus en waar de
eenheid op centraal niveau wordt bewaard
1
,Scheiding en spreiding macht
1) Nachtwakerstaat = alleen zorgen voor veiligheid, vrede en rust
2) Sociale verzorgingsstaat = zodanig ingrijpen zodat burgers een menswaardig bestaan leven
3) Participatie staat = verzorging wordt steeds meer op particuliere wijze
Constitutionele monarchie
Koning = staatshoofd + drager kroon der Nederlander → symbolische functie
- De Kroon = koning + ministers → ondertekenen alle wetten
Nederlandse nationaliteit
- = als 1 van je ouders Nederlandse nationaliteit heeft
- Rechtsgevolgen:
◼ Vrije toegang tot NL
◼ Exterritoriale werking = Nederlandse WB Sr werkt ook in buitenland
◼ Diplomatieke bescherming = Nederlanders in gevangenschap in buitenland worden
door NL beschermt
◼ Actief en passief kiesrecht
◼ Functies zoals burgemeester en rechter alleen door Nederlanders uitgevoerd
◼ Voorzieningen en subsidies (bijstand)
- 3e generatie = in NL geboren kind van niet NL geboren ouders maar wel allemaal in NL
wonend
- Adoptie
- Nederlandsschap verkrijgen vreemdelingen:
◼ D.m.v. optieverklaring = voldoen aan voorwaardes art 6 RWN
◼ D.m.v. naturalisatie = laten zien m.b.v. toets dat je ingeburgerd bent (NL spreken,
kennis van werk, wonen etc.)
➔ Goedgekeurd? → verklaring van verbondenheid = vrijheid en rechten staat
eerbieden + afstand plicht = oude nationaliteit afstand van doen
Vreemdeling = hij die niet Nederlandse nationaliteit heeft → NIET recht op eerst 5 rechtsgevolgen
- Koppelingsbeginsel = recht op verstrekking of voorziening(bijstand) is gekoppeld aan het
rechtmatig verblijven in NL
- Visum (3 maand), machtiging tot voorlopig verblijf(studie/werk), verblijfsvergunning
(regulier/asiel)
Week 2
Ontwikkeling parlementaire constitutionele monarchie
- Constitutionele monarchie = koninkrijk met staat
- Parlementair = volksvertegenwoordiging (SG)
Grondwet 1814 → SG vertegenwoordigt hele volk
- 1815 → 1e +2e kamer = 1e zuid + 2e noord
- Formele wetgever
2
, Herziening grondwet 1840 → contraseign = minister moet ook ondertekenen
(medeverantwoordelijk)
Herziening grondwet 1848
- Minister volledig verantwoordelijk (koning onschendbaar)
- Directe verkiezingen 2e kamer
- Minister rechten: interpellatie, inlichtingen, vragen + enquête, amendement, ontbinding
- Vertrouwensregel = ongeschreven, bij wantrouwen moet je ontslag nemen
Motie van wantrouwen = ontbinding van SG of ontslag minister
Motie van treurnis/afkeuring = geen rechtsgevolg
Kiesstelsel
- 1917 algemeen kiesrecht (1922 vrouwkiesrecht)
- Actief kiesrecht = 18 jaar, niet uitgesloten van kiesrecht (art 54 Gw)
- Passief kiesrecht = voorwaardes actief kiesrecht + niet meerdere functies
- Wordt gestemd op PS, 2e Kamer, GR, EP
1) Absoluut meerderheidsstelsel met kiesdistricten = staat dichterbij burgers
- 50% winst district = 1 zetel per district
2) Evenredige vertegenwoordiging
- Kieslijst met kandidaten
- Kiesdeler TEKENEN KIESDELER
- Kiesdrempel = minimaal meer stemmen dan kiesdeler
- Lijstverbinding = meerdere partijen op 1 lijst (PVDA-GL)
- Voorkeursstempel = 25% of meer voorkeursstemmen op de lijst
Rechtspositie kamerlid
- Geloofsbrief = of kamerlid op wettige wijze is gekozen
- Kiezersmandaat = mag 4 jaar Kamerlidmaatschap uitoefenen
- Parlementair onschendbaar = kan niet strafrechtelijk of privaatrechtelijk vervolgt worden
voor was in kamer wordt gezegd
Kroon/regering = koning + kabinet
- Kabinet = ministers + staatsecretarissen + MP
Vorming kabinet
1) Verkiezingen
2) Verkenner = globaal onderzoek tot coalitie
3) Informateur = reële opties coalitie, bespreekt gezamenlijke doelen partijen
4) Formateur = vaak MP, legt het regeerakkoord vast
- Regeringspartij (meerderheid) + oppositiepartij
5) Regeringsverklaring (coalitie gevormd)
Demissionair = afgetreden kabinet tot nieuwe is samengesteld (mogen geen nieuwe wetsvoorstellen)
3
Staatsrecht
Staat Rechtsstaat
Afgegrensd grondgebied → lucht + water Grondrechten
(22km)
Hoogste gezag Trias politica
- Geweldsmonopolie = alleen
hoogste gezag mag geweld
gebruiken
- Soevereiniteit = zelfstandig drager
rechten & plichten + hoogste gezag
Volk/gemeenschap Legaliteitsbeginsel
Erkenning Onafhankelijkheid v.d. rechter
Bronnen staatsrecht
1) Statuur voor het koninkrijk(constitutie) = regelt verhoudingen tussen NL en overzeese delen
2) Grondwet = regelt inlichtingen Nederlandse Staat en Staatsorganen en de verdeling macht
3) Organieke wetten/reglementen = wet in formele zin die ontstaat als grondwet zegt dat er iets
verder geregeld moet worden
- Provinciewet, gemeentewet
4) Gewoonterecht
5) Jurisprudentie
6) Verdragen van Europese maatregelen
Nederlandse staat ontstaan:
1) Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden = statenbond
2) Bataafse republiek = eenheidsstaat
3) Koninkrijk Holland → Napoleon veranderde het hier in wees broer als koning toe
4) Koninkrijk der Nederlanden → Fransen worden overheerst, Koning Willem I
- België en Luxemburg splitst af
Koninkrijk (statenbond) = Nederland + landen AMC (Aruba, St. Maarten, Curaçao) + gemeentes BES
(Bonaire, St Eustatius, Saba)
Statenbond = samenwerking tussen zelfstandige staten
Bondstaat (Duitsland/VS) = Staat bestaat uit grotendeels onzelfstandige staten met centraal gezag
Eenheidsstaat = Staat bestaat volledig uit onzelfstandige delen onder een centraal gezag
- Gedecentraliseerd = gezag is verdeeld over centrale en decentrale niveaus en waar de
eenheid op centraal niveau wordt bewaard
1
,Scheiding en spreiding macht
1) Nachtwakerstaat = alleen zorgen voor veiligheid, vrede en rust
2) Sociale verzorgingsstaat = zodanig ingrijpen zodat burgers een menswaardig bestaan leven
3) Participatie staat = verzorging wordt steeds meer op particuliere wijze
Constitutionele monarchie
Koning = staatshoofd + drager kroon der Nederlander → symbolische functie
- De Kroon = koning + ministers → ondertekenen alle wetten
Nederlandse nationaliteit
- = als 1 van je ouders Nederlandse nationaliteit heeft
- Rechtsgevolgen:
◼ Vrije toegang tot NL
◼ Exterritoriale werking = Nederlandse WB Sr werkt ook in buitenland
◼ Diplomatieke bescherming = Nederlanders in gevangenschap in buitenland worden
door NL beschermt
◼ Actief en passief kiesrecht
◼ Functies zoals burgemeester en rechter alleen door Nederlanders uitgevoerd
◼ Voorzieningen en subsidies (bijstand)
- 3e generatie = in NL geboren kind van niet NL geboren ouders maar wel allemaal in NL
wonend
- Adoptie
- Nederlandsschap verkrijgen vreemdelingen:
◼ D.m.v. optieverklaring = voldoen aan voorwaardes art 6 RWN
◼ D.m.v. naturalisatie = laten zien m.b.v. toets dat je ingeburgerd bent (NL spreken,
kennis van werk, wonen etc.)
➔ Goedgekeurd? → verklaring van verbondenheid = vrijheid en rechten staat
eerbieden + afstand plicht = oude nationaliteit afstand van doen
Vreemdeling = hij die niet Nederlandse nationaliteit heeft → NIET recht op eerst 5 rechtsgevolgen
- Koppelingsbeginsel = recht op verstrekking of voorziening(bijstand) is gekoppeld aan het
rechtmatig verblijven in NL
- Visum (3 maand), machtiging tot voorlopig verblijf(studie/werk), verblijfsvergunning
(regulier/asiel)
Week 2
Ontwikkeling parlementaire constitutionele monarchie
- Constitutionele monarchie = koninkrijk met staat
- Parlementair = volksvertegenwoordiging (SG)
Grondwet 1814 → SG vertegenwoordigt hele volk
- 1815 → 1e +2e kamer = 1e zuid + 2e noord
- Formele wetgever
2
, Herziening grondwet 1840 → contraseign = minister moet ook ondertekenen
(medeverantwoordelijk)
Herziening grondwet 1848
- Minister volledig verantwoordelijk (koning onschendbaar)
- Directe verkiezingen 2e kamer
- Minister rechten: interpellatie, inlichtingen, vragen + enquête, amendement, ontbinding
- Vertrouwensregel = ongeschreven, bij wantrouwen moet je ontslag nemen
Motie van wantrouwen = ontbinding van SG of ontslag minister
Motie van treurnis/afkeuring = geen rechtsgevolg
Kiesstelsel
- 1917 algemeen kiesrecht (1922 vrouwkiesrecht)
- Actief kiesrecht = 18 jaar, niet uitgesloten van kiesrecht (art 54 Gw)
- Passief kiesrecht = voorwaardes actief kiesrecht + niet meerdere functies
- Wordt gestemd op PS, 2e Kamer, GR, EP
1) Absoluut meerderheidsstelsel met kiesdistricten = staat dichterbij burgers
- 50% winst district = 1 zetel per district
2) Evenredige vertegenwoordiging
- Kieslijst met kandidaten
- Kiesdeler TEKENEN KIESDELER
- Kiesdrempel = minimaal meer stemmen dan kiesdeler
- Lijstverbinding = meerdere partijen op 1 lijst (PVDA-GL)
- Voorkeursstempel = 25% of meer voorkeursstemmen op de lijst
Rechtspositie kamerlid
- Geloofsbrief = of kamerlid op wettige wijze is gekozen
- Kiezersmandaat = mag 4 jaar Kamerlidmaatschap uitoefenen
- Parlementair onschendbaar = kan niet strafrechtelijk of privaatrechtelijk vervolgt worden
voor was in kamer wordt gezegd
Kroon/regering = koning + kabinet
- Kabinet = ministers + staatsecretarissen + MP
Vorming kabinet
1) Verkiezingen
2) Verkenner = globaal onderzoek tot coalitie
3) Informateur = reële opties coalitie, bespreekt gezamenlijke doelen partijen
4) Formateur = vaak MP, legt het regeerakkoord vast
- Regeringspartij (meerderheid) + oppositiepartij
5) Regeringsverklaring (coalitie gevormd)
Demissionair = afgetreden kabinet tot nieuwe is samengesteld (mogen geen nieuwe wetsvoorstellen)
3