4.1, na Versailles.
Duitsland werd een republiek. Socialisten en liberalen vormden de regering en moesten om wapenstlstand
vragen. In de stad Weimar werd de nieuwe grondwet vastgesteld, vandaar de naam Weimarrepubliek. Het
staatshoofd werd een president maar de echte macht kwam in handen van de rijkskanselier, de premier, en zijn
ministers.
Eind september 1918 doorbraken de geallieerden de Duitse linies in Frankrijk. Hun overmacht was te groot
voor de Duitse soldaten. De generaals hadden wapenstlstand aangevraagd. En de keizer aangedrongen om af
te treden. Gewone Duitse soldaten wisten er niets vanaf. De legerleiding gaf daar de socialisten en liberalen de
schuld van. Ze wouden niet dat de gewone Duitse soldaten erachter kwamen dat ze wapenstlstand hadden
aangevraagd. Zo ontstond de Dolkstootlegende. Deze legende is jarenlang geloofd. De ondertekening van de
Vrede van Versailles was verraad. De hele regering bestond uit verraders.
In 1923 bezete Frankrijk het Ruhrgebied, omdat de herstelbetalingen uitbleven. Het Ruhrgebied was het
belangrijkste industriegebied van Duitsland. De regering van Duitsland riep ’n staking uit, en betaalde de
stakers met bankbiljeten. Die werden heel snel bijgedrukt. Daardoor was het geld helemaal niets meer waard,
en moest je met ’n kofer voor geld naar de bakker voor een brood.
Adolf Hitler en generaal Ludendorf zagen hun kans, en pleegden op 8 november 1923 een staatsgreep in
München. Deze staatsgreep mislukte en Hitler moest voor een jaar de gevangenis in.
De regering van de Weimarrepubliek besloot om voortaan loyaal de eisen van ‘Versailles’ te vervullen, de
Erfüllungspolitek. Duitsland begon weer herstelbetalingen te doen. Omdat Duitsland voldeed aan de
belangrijkste eisen vertrokken de Franse troepen.
Dolkstootlegende:
Onwaar verhaal dat de linkse opstanden en stakingen en de nieuwe democratsche regering de Duitse
nederlaag in de Eerste Wereldoorlog hebben veroorzaakt.
Erfüllungspolitek:
Politek van de Weimarrepubliek om de Vrede van Versailles na te komen en politek en economisch weer te
herstellen.
4.2, crisis!
Tijdens de Eerste Wereldoorlog zakte de Europese landbouw in. Of de boer was soldaat, of zijn land was
slagveld geworden. Amerikaanse boeren kochten nieuwe machines en land, met geld dat ze leenden van de
plaatselijke bank. Na de oorlog trok de landbouwproducte in Europa weer aan. Dat remde de import van
agrarische producten uit Amerika af. De Amerikaanse boeren bleven met hun agrarische producten ziten, en
konden leningen niet meer betalen. De plaatselijke banken raakten failliet.
Op donderdag 24 oktober 1929 daalden de aandelen op de beurs van New York plotseling. Iedereen wilden zijn
aandelen kwijt, en ze werden niets meer waard. Ook de banken raakten in paniek. De klanten en bedrijven
konen hun leningen niet meer terugbetalen, dus ook die banken gingen failliet. Niemand kocht meer wat, dus
de fabrikanten hadden overproducte en ontsloegen werknemers. Dus die konden ook niets kopen. En Amerika
trok door het wereldkapitalisme andere landen mee de crisis in. Binnen een paar weken was de hele wereld in
een economische crisis.
Hoover wou niet ingrijpen in de crisis, want hij dacht dat een liberale economie wel weer op eigen kracht
overeind kwam. Dat vond de overheid niet, en dus kozen ze Roosevelt als nieuwe president. Hij vond dat de
regering de koopkracht moest vergroten. Desnoods zou de regering geld moeten lenen. De overheid moest
werklozen in dienst nemen om te werken aan spoorlijnen, stuwdammen en ontginningen van verwoeste
gronden. Zo zou de koopkracht weer toenemen en kon men meer geld uitgeven. Dan zou de vraag naar
, industrieproducten weer stjgen en de economie vanzelf weer gaan draaien. Roosevelt noemde zijn politek
New Deal. De landbouwproducte werd beperkt, om zo de prijzen van agrarische producten te laten stjgen. Er
kwamen minimum lonen, en kinderarbeid werd verboden. Er kwam ook een maximaal aantal werkuren per
week. Zo werd het werk verdeeld over meer banen. Toch nam de werkloosheid pas af tjdens de Tweede
Wereldoorlog. En Amerika bleef tot in de Tweede Wereldoorlog met de crisis ziten.
Wereldkapitalisme: Economie van een vrije markt en vrij ondernemerschap over de hele wereld.
Economische crisis: Diep dal in de economie. Consumpte en producte dalen sterk en werkloosheid neemt
gigantsch toe.
New Deal: Aanpak van prsident Roosevelt van de economische crisis in Amerika.
4.3, natinaalsicialisme en fascisme.
De economische crisis die in Amerika in 1929 losbarste, had efect op Duitsland. Amerika leende Duitsland geld
voor de herstelbetalingen. Maar door de crisis in Amerika leende ze Duitsland geen geld meer, en wouden ze al
het geld meteen terug. Steeds meer mensen kwamen op straat te staan. Veel Duitsers zochten hun redding bij
Hitler. Het duurde maar een paar verkiezingen of Hitlers, Natonaal Socialistsche Duitse Arbeiders Partj
(NSDAP) was de grootste in het parlement.
In de propaganda van de NSDAP werd vooral de nadruk gelegd op de strijd tegen de communisten en
socialisten en de Joden. Alleen een Führer (leider) als Hitler kon het Duitse volk uit de crisis leiden. Deze
mengeling van anticommunisme, antidemocrate, antsemitsme en natonalisme vormde de ideologie van het
natonaalsocialisme.
Hitlers grote voorbeeld was Mussolini, dictator van Italië sinds 1922. Hij vond dat er maar één leider en één
partj kan zijn en verheerlijkte het eigen land en volk. Er was geen persvrijheid en politeke tegenstanders
werden vermoord of verdwenen in strafampen.
De ideologie van Mussolini is fascisme.
Hitler ging verder dan Mussolini, hij was veel meer doordrongen van racisme en antsemitsme. Volgens Hitler
bestonden er verschillende mensenrassen: het ene zou beter zijn dan de andere. De blanke Germanen waren
volgens hem superieur, en de Joden zag hij als het minderwaardig ras.
In januari 1933 trad de coaliteregering van Hitler aan, waarin de NSDAP de minderheid had. Hij haalde
president Hindenburg over nieuwe verkiezingen te schrijven. Vlak voor de nieuwe verkiezingen op 27 februari
1933 brak er een brand uit in het Rijksdaggebouw. Hitler haalde Hindenburg over om de noodtoestand af te
kondigen. Dan was de grondwet even niet geldig, het parlement machteloos en kwam alle macht aan de
zitende regering. Toen barste de terreur van de twee bewapende afdelingen van de partj, de Sturmabteilung
(SA) en de Schutzstafel (SS) los. Maar ondanks de terreur en propaganda haalde de NSDAP maar 44%, geen
meerderheid dus. Hitler vroeg nu het parlement om hem bijzondere bevoegdheden te geven. De Rijksdag
stemde toe. Het betekende het einde van de democrate en vrijheid in Duitsland.
Nu de machtsovername gelukt was kon Hitler orde op zaken stllen binnen zijn partj. Hij kwam in confict met
de SA, die dreigde uit te groeien tot een compleet leger. Dat was tegen de zin van de generale staf van het
Duitse leger en de SS. Daarom liet Hitler alle kopstukken uit deze knokploegenafdeling van zijn partj in de
nacht van 30 juli 1934, de Nacht van de Lange Messen, vermoorden.
Duitsland veranderde van een parlementaire democrate in een dictatuur. Duitsland werd een totalitaire staat
waarin alles doordrenkt was van de naziiideologie. Meisjes werden voorbereid op hun taak als huisvrouw, en
jongens moesten militair worden. Als massacommunicatemiddel werden de radio en flm ingezet. Goebbels
liet goedkope radio produceren, zodat alle Duitsers zijn propagandapraatjes kon beluisteren.
De NSDAP werd de enig toegestane partj. Ook de vakbonden werden verboden. In plaats van de vakbonden
kwam het Deutsche Arbeitsfront, een massaorganisate van werknemers en werkgevers, die van de nazi’s was.
Wie het niet eens was met de nazi’s, werd door de Sicherheitsdienst (SD) en de Geheime Staatspolizei
(Gestapo) vervolgd en opgesloten in concentratekampen. Joden, zigeuners, homofelen en verstandelijk
gehandicapten leden ook onder deze terreur. In instellingen voor gehandicapten begon een
euthanasieprogramma.
Duitsland werd een republiek. Socialisten en liberalen vormden de regering en moesten om wapenstlstand
vragen. In de stad Weimar werd de nieuwe grondwet vastgesteld, vandaar de naam Weimarrepubliek. Het
staatshoofd werd een president maar de echte macht kwam in handen van de rijkskanselier, de premier, en zijn
ministers.
Eind september 1918 doorbraken de geallieerden de Duitse linies in Frankrijk. Hun overmacht was te groot
voor de Duitse soldaten. De generaals hadden wapenstlstand aangevraagd. En de keizer aangedrongen om af
te treden. Gewone Duitse soldaten wisten er niets vanaf. De legerleiding gaf daar de socialisten en liberalen de
schuld van. Ze wouden niet dat de gewone Duitse soldaten erachter kwamen dat ze wapenstlstand hadden
aangevraagd. Zo ontstond de Dolkstootlegende. Deze legende is jarenlang geloofd. De ondertekening van de
Vrede van Versailles was verraad. De hele regering bestond uit verraders.
In 1923 bezete Frankrijk het Ruhrgebied, omdat de herstelbetalingen uitbleven. Het Ruhrgebied was het
belangrijkste industriegebied van Duitsland. De regering van Duitsland riep ’n staking uit, en betaalde de
stakers met bankbiljeten. Die werden heel snel bijgedrukt. Daardoor was het geld helemaal niets meer waard,
en moest je met ’n kofer voor geld naar de bakker voor een brood.
Adolf Hitler en generaal Ludendorf zagen hun kans, en pleegden op 8 november 1923 een staatsgreep in
München. Deze staatsgreep mislukte en Hitler moest voor een jaar de gevangenis in.
De regering van de Weimarrepubliek besloot om voortaan loyaal de eisen van ‘Versailles’ te vervullen, de
Erfüllungspolitek. Duitsland begon weer herstelbetalingen te doen. Omdat Duitsland voldeed aan de
belangrijkste eisen vertrokken de Franse troepen.
Dolkstootlegende:
Onwaar verhaal dat de linkse opstanden en stakingen en de nieuwe democratsche regering de Duitse
nederlaag in de Eerste Wereldoorlog hebben veroorzaakt.
Erfüllungspolitek:
Politek van de Weimarrepubliek om de Vrede van Versailles na te komen en politek en economisch weer te
herstellen.
4.2, crisis!
Tijdens de Eerste Wereldoorlog zakte de Europese landbouw in. Of de boer was soldaat, of zijn land was
slagveld geworden. Amerikaanse boeren kochten nieuwe machines en land, met geld dat ze leenden van de
plaatselijke bank. Na de oorlog trok de landbouwproducte in Europa weer aan. Dat remde de import van
agrarische producten uit Amerika af. De Amerikaanse boeren bleven met hun agrarische producten ziten, en
konden leningen niet meer betalen. De plaatselijke banken raakten failliet.
Op donderdag 24 oktober 1929 daalden de aandelen op de beurs van New York plotseling. Iedereen wilden zijn
aandelen kwijt, en ze werden niets meer waard. Ook de banken raakten in paniek. De klanten en bedrijven
konen hun leningen niet meer terugbetalen, dus ook die banken gingen failliet. Niemand kocht meer wat, dus
de fabrikanten hadden overproducte en ontsloegen werknemers. Dus die konden ook niets kopen. En Amerika
trok door het wereldkapitalisme andere landen mee de crisis in. Binnen een paar weken was de hele wereld in
een economische crisis.
Hoover wou niet ingrijpen in de crisis, want hij dacht dat een liberale economie wel weer op eigen kracht
overeind kwam. Dat vond de overheid niet, en dus kozen ze Roosevelt als nieuwe president. Hij vond dat de
regering de koopkracht moest vergroten. Desnoods zou de regering geld moeten lenen. De overheid moest
werklozen in dienst nemen om te werken aan spoorlijnen, stuwdammen en ontginningen van verwoeste
gronden. Zo zou de koopkracht weer toenemen en kon men meer geld uitgeven. Dan zou de vraag naar
, industrieproducten weer stjgen en de economie vanzelf weer gaan draaien. Roosevelt noemde zijn politek
New Deal. De landbouwproducte werd beperkt, om zo de prijzen van agrarische producten te laten stjgen. Er
kwamen minimum lonen, en kinderarbeid werd verboden. Er kwam ook een maximaal aantal werkuren per
week. Zo werd het werk verdeeld over meer banen. Toch nam de werkloosheid pas af tjdens de Tweede
Wereldoorlog. En Amerika bleef tot in de Tweede Wereldoorlog met de crisis ziten.
Wereldkapitalisme: Economie van een vrije markt en vrij ondernemerschap over de hele wereld.
Economische crisis: Diep dal in de economie. Consumpte en producte dalen sterk en werkloosheid neemt
gigantsch toe.
New Deal: Aanpak van prsident Roosevelt van de economische crisis in Amerika.
4.3, natinaalsicialisme en fascisme.
De economische crisis die in Amerika in 1929 losbarste, had efect op Duitsland. Amerika leende Duitsland geld
voor de herstelbetalingen. Maar door de crisis in Amerika leende ze Duitsland geen geld meer, en wouden ze al
het geld meteen terug. Steeds meer mensen kwamen op straat te staan. Veel Duitsers zochten hun redding bij
Hitler. Het duurde maar een paar verkiezingen of Hitlers, Natonaal Socialistsche Duitse Arbeiders Partj
(NSDAP) was de grootste in het parlement.
In de propaganda van de NSDAP werd vooral de nadruk gelegd op de strijd tegen de communisten en
socialisten en de Joden. Alleen een Führer (leider) als Hitler kon het Duitse volk uit de crisis leiden. Deze
mengeling van anticommunisme, antidemocrate, antsemitsme en natonalisme vormde de ideologie van het
natonaalsocialisme.
Hitlers grote voorbeeld was Mussolini, dictator van Italië sinds 1922. Hij vond dat er maar één leider en één
partj kan zijn en verheerlijkte het eigen land en volk. Er was geen persvrijheid en politeke tegenstanders
werden vermoord of verdwenen in strafampen.
De ideologie van Mussolini is fascisme.
Hitler ging verder dan Mussolini, hij was veel meer doordrongen van racisme en antsemitsme. Volgens Hitler
bestonden er verschillende mensenrassen: het ene zou beter zijn dan de andere. De blanke Germanen waren
volgens hem superieur, en de Joden zag hij als het minderwaardig ras.
In januari 1933 trad de coaliteregering van Hitler aan, waarin de NSDAP de minderheid had. Hij haalde
president Hindenburg over nieuwe verkiezingen te schrijven. Vlak voor de nieuwe verkiezingen op 27 februari
1933 brak er een brand uit in het Rijksdaggebouw. Hitler haalde Hindenburg over om de noodtoestand af te
kondigen. Dan was de grondwet even niet geldig, het parlement machteloos en kwam alle macht aan de
zitende regering. Toen barste de terreur van de twee bewapende afdelingen van de partj, de Sturmabteilung
(SA) en de Schutzstafel (SS) los. Maar ondanks de terreur en propaganda haalde de NSDAP maar 44%, geen
meerderheid dus. Hitler vroeg nu het parlement om hem bijzondere bevoegdheden te geven. De Rijksdag
stemde toe. Het betekende het einde van de democrate en vrijheid in Duitsland.
Nu de machtsovername gelukt was kon Hitler orde op zaken stllen binnen zijn partj. Hij kwam in confict met
de SA, die dreigde uit te groeien tot een compleet leger. Dat was tegen de zin van de generale staf van het
Duitse leger en de SS. Daarom liet Hitler alle kopstukken uit deze knokploegenafdeling van zijn partj in de
nacht van 30 juli 1934, de Nacht van de Lange Messen, vermoorden.
Duitsland veranderde van een parlementaire democrate in een dictatuur. Duitsland werd een totalitaire staat
waarin alles doordrenkt was van de naziiideologie. Meisjes werden voorbereid op hun taak als huisvrouw, en
jongens moesten militair worden. Als massacommunicatemiddel werden de radio en flm ingezet. Goebbels
liet goedkope radio produceren, zodat alle Duitsers zijn propagandapraatjes kon beluisteren.
De NSDAP werd de enig toegestane partj. Ook de vakbonden werden verboden. In plaats van de vakbonden
kwam het Deutsche Arbeitsfront, een massaorganisate van werknemers en werkgevers, die van de nazi’s was.
Wie het niet eens was met de nazi’s, werd door de Sicherheitsdienst (SD) en de Geheime Staatspolizei
(Gestapo) vervolgd en opgesloten in concentratekampen. Joden, zigeuners, homofelen en verstandelijk
gehandicapten leden ook onder deze terreur. In instellingen voor gehandicapten begon een
euthanasieprogramma.