§4.1 ‘Aardbevingen en vulkanen’
Ligging en topografie:
Het Middellandse Zeegebied is het overgangsgebied tussen Azië, Europa en Afrika. Het ligt in de
subtropische landschapszone. Er grenzen 21 landen aan de Middellandse Zee.
De Middellandse Zee is het grootste binnenmeer ter wereld. Het is zo’n 3800 km lang. Op twee
plaatsen is de zee toegankelijk: vanaf de Atlantische Oceaan via de Straat van Gibraltar en vanuit
de Rode Zee via het Suezkanaal. Er is zelfs een toegang via de Bosporus naar de Zwarte Zee.
Het landschap in dit gebied is erg gevarieerd. Er is veel reliëf, bijv. heuvels met
olijfboomgaarden, cipressen of sinaasappelbomen. De kusten van de Middellandse Zee zijn vaak
steil. Er zijn relatief gezien erg weinig uitgestrekte stranden, maar wel veel eilandjes,
schiereilandjes, baaien en kapen. In dit gebied komt vulkaanisme en veel aardbevingen voor.
Op de grenzen van platen:
Het Middellandse Zeegebied ligt geografisch gezien op de grens van twee grote continentale
platen: de Afrikaanse plaat en de Euraziatische plaat. Door de bewegingen zijn er kleinere platen
ontstaan, die elk weer een eigen richting hebben. Hierdoor is de geologie uiterst complex. Door
botsing van continentale platen zijn gebergten ‘de Alpen’ en ‘de Pyreneeën’ ontstaan. Door
subductie zijn er meerdere vulkanen in dit gebied. Natuurlijk veroorzaakt de beweging van de
platen veel aardbevingen.
Ontstaan van de alpiene bergen:
Zo’n 180 miljoen jaar geleden lag er tussen het Afrikaanse en Europese continent een zee, de
Tethyszee. Op een mid-oceanische rug in de Tethyszee vormde het gestolde magma een nieuwe
oceaanbodem van basalt. Op de nieuwe bodem van de zee werd kalk en klei langs de randen
gesedimenteerd, onder druk werden deze tot gesteenten verhard.
Vanaf het Krijt, 120 miljoen jaar geleden, schoof Afrika weer noordwaarts. De Tethyszee werd
door de convergente plaatbeweging kleiner. De Afrikaanse plaat dook in het zuiden onder het
Europese plaat. Zo verdween daar steeds meer oceaanbodem. In het noorden, bij de rand van
het Europese continent, verdween door subductie de oceanische korst. Tussen Afrika en Europa
lag een kleinere plaat: de Apulische plaat. Die ging steeds dichter bij het Europese plaat liggen.
Uiteindelijk botste de Apulische plaat in het Teritiair tegen de Europese plaat. De plaat in het
huidige Italië stuitte tegen de oude bergmassieven van Zuid-Duitsland. De gesteenten schoven
wel 100den km naar het noorden en werden geplooid. Daarbij schoven niet alleen het basalt en
de kalk- en kleilagen van de oceanische bodem over de Euraziatische plaat maar ook delen van
de Apulische plaat en het Afrikaanse continent. Een deel van de Europese plaat schoof in die tijd
onder Afrika, totdat de oceaan was verdwenen. Zo werden de Alpen gevormd.
In dezelfde tijd verdween de zee tussen Frankrijk en Spanje en de Iberische plaat botste tegen de
Euaziatische plaat. Daar werden de Pyreneeën gevormd. Samen met de Karpaten in Oost-Europa
en de Alpen vormen ze het alpiene plooiingsgebied.