● Waarom debatteren historici?
→ historici leggen op allemaal andere wijze hun verslag. Historiografie = interpretaties van
verslaglegging met elkaar vergelijken. Historici maken keuzes omdat het verleden lastig is om heel
volledig vast te leggen.
‘The past is a foreign country. They do thing differently here’.
Verwachtingspatronen uit het heden zijn vaak van invloed op de vraagstukken over het verleden.
● Waarom verandert geschiedschrijving?
→ het onderwerp van de geschiedschrijving verandert door de onderwerpen die op dat moment
populair zijn. Als het heden verandert, verandert ons beeld van het heden mee.
‘Geschiedenis is de geestelijke vorm waarin een cultuur zich rekenschap geeft van haar verleden. Iedere
cultuur schept dien vorm opnieuw, naar den stijl die haar eigen is.’
● Dankzij wie verandert de geschiedschrijving?
→ geschiedenis wordt door allerlei mensen geschreven. Het wordt breed beoefend en dit laat de
maatschappelijke belangstelling zien. Geschiedschrijving heeft een maatschappelijke en
wetenschappelijke verantwoordelijkheid.
Mensen met de meeste invloed
→ de personen in de geschiedenis die er ‘het meeste toe doen’ zijn meestal de mensen die de
belangrijkste beslissingen doen / de meeste invloed op de levens van velen.
- Mensen met macht zetten de toon en verdienen daarom aandacht.
- Je vindt deze mensen op sleutelmomenten en sleutelposities in de geschiedenis (politici en
bevelhebbers)
- Als je deze mensen maar nauw genoeg bestudeerd leer je ook de sociale omstandigheden en het
politieke landschap kennen, wordt er gesteld (vb: canon van Nederland)
- De perspectieven waar Kershaw voor staat:
● Vergelijking Adolf Hitler / Stalin → totalitaire dictatoren maar benadrukt de
verschillen in systemen en hun rol daarin. Stalin had bijvoorbeeld een voorganger en
een opvolger, Hitler niet → het systeem draait om de persoon. Hitlers rol in het
systeem was cruciaal, zonder hem stortte het systeem in: dit werkte mede omdat Hitler
een luie en onvoorspelbare dictator was. Mensen die onder Hitler diende wisten niet
goed wat ze konden verwachten; die onduidelijkheid was cruciaal voor het systeem.
Men ging deels zelf invullen wat ze dachten dat de führer wilde en er ontstond een
, soort cult. Ambtelijke afdelingen gingen vooral zelf dingen invullen om een wit voetje
te krijgen bij Hitler. Er ontstond onderlinge radicalisering die van onderaf kwam. De
cultus om de führer heen is te sleutel tot het begrijpen van het nationaalsocialisme.
Dit perspectief is bestreden door Volker Ulrich. Hij meent dat Kershaw weinig oog heeft voor de
persoonlijkheid van Hitler: hij was volgens hem een goede toneelspeler en kon door deze specifieke
eigenschappen mensen om de tuin leiden. Deze eigenschappen moeten we serieus nemen om Hitler en
het functioneren van het systeem te begrijpen.
● De discussie tussen Ulrich en Kershaw laat de kracht en het effect zien van de
geschiedschrijving.
De grootste zwakte van deze benadering is dat je de mensen van de grootste invloed altijd op
sleutelposities vindt. Echter zijn er veel mensen op sleutelposities geweest die daar helemaal niet veel
over te zeggen hadden of daadwerkelijk verschil hebben gemaakt.
● Hoe stel je macht precies vast als historicus?
● In hoeverre doen de mensen met macht er daadwerkelijk toe in de geschiedenis?
Grote groepen mensen
Vanuit zo’n perspectief zou de geschiedenis moeten gaan over wat de meeste mensen hebben
meegemaakt.
- Echter krijg je bij dit perspectief te maken met een gebrek aan bronnen
- Bronnen die wel te vinden zijn: inboedel (wat bezaten mensen), wie was geletterd (bekijken
handtekeningen trouwregisters)
Onderbelichte geschiedenissen
Geschiedschrijving moet gaan vanuit onderbelichte subgroepen. Dit kan een interessante manier zijn
om de maatschappij te onderzoeken: deze mensen passen niet in direct in het standaardplaatje van de
samenleving en kunnen ons dus ook een hoop zeggen.
● Door de gebeurtenis in Stonewall (politie inval in homobar, komt opstand) wordt de situatie
van homoseksuelen daarvoor aan de kaak gesteld en onderzocht.
● Faderman stelt dat lesbische relaties in de 19e eeuw onwaarschijnlijk waren: het is er wel
geweest maar deze vrouwen waren zich waarschijnlijk niet bewust van de seksuele aard van de
, handelingen. Er was een bepaald denkbeeld over seksualiteit, namelijk penetratie, dus
vrouwelijke seks bestond niet.
Conclusie
De historicus maakt de keuze wiens geschiedenis te schrijven.
Mensen met de meeste invloed = politieke geschiedenis
Grote groepen mensen = sociale geschiedenis
Onderbelichte geschiedenissen = cultuurgeschiedenissen
→ zijn ook mengvormen van