SE 1 Duits
DUITSE LITERATUUR
KAPITEL 1
Das Mittelalter 700-1500
Rond 700 waren er mensen die konden lezen en schrijven. Dit waren geestelijken
(vaak monniken) die de taal van de rooms-katholieke kerk en de taal van de
wetenschap gebruikten. Het latijns, met het alfabet die wij vandaag de dag nog
gebruiken begonnen ze voor het eerst duits te schrijven.
Toen schreef rond 750 iemand voor het eerst een tekst in het duits en dat
noemen we het Hildebrandslied (HBL), hier begint ook de duitse literatuur. In het
HBL staat de strijd tussen een vader (hildebrand) en zoon (hadubrand) de zoon
wil niet geloven dat hij met zijn vader te maken heeft en er ontstaat een gevecht
waarbij de vader waarschijnlijk zijn zoon heeft vermoord. De laatste regels
ontbreken omdat er niet genoeg papier meer was en daarom weten we niet hoe
het afloopt. Is waarschijnlijk door een monnik geschreven.
De tekst werd opgeschreven hoe men het ook uitsprak. Dit zorgde voor veel
problemen omdat in elk gebied het weer verschillend was. In 1550 kwam
Maarten Luther en die moderniseerde niet alleen het geloof, maar ook de duitse
taal. In de eerste fase van de middeleeuwen werden naast kerkelijke teksten ook
wereldlijke teksten zoals toverspreuken gemaakt, deze is voor gewonde
ledematen ‘bên zi bêna, bluot zi bluoda, lid zi geliden, sôse gelîmida sîn’ wat
betekende ‘ bot aan bot, bloed aan bloed, ledemaat aan ledemaat, alsof ze
verlijmd zijn’ .
Rond 1100 kwam er een nieuwe groep, het waren de ridders/ adel. De invloed
van ridders is enorm uitgebreid door kruistochten. De ridders kregen ook
culturele macht. Met veel romans en liefdesliedjes Enkele bekende werken uit de
riddertijd zijn het nibelungenlied, tristan en isolde en parzival.
De ridders verliezen in 1350 de macht, want de burgers worden steeds
belangrijker. De burgers konden in deze tijd ook al lezen en schrijven en dit kwam
vooral door de boekdrukkunst. Er werden in deze tijd veel boeken geschreven,
niet met literatuur, maar met grappige dingen om de mensen te vermaken.
De geestelijken en de monniken 700-1100
De ridders en de adel 1100-1350
De burgers 1350-1500
, KAPITEL 2
Die Zeit zwischen 1500-1600
In de 16e eeuw werd de sterke invloed van de kerk en de bijbel langzaam
losgemaakt. Er zijn 3 stromingen:
Renaissance De wedergeboorte/ modernisering van de kunst
Humanisme De wedergeboorte/modernisering van de wetenschap
Reformatie De vernieuwing van religie
De reformatie was vooral belangrijk voor de duitse taal. Luther wilde dat iedereen
in Duitsland de nieuwe bijbelvertaling kon lezen en ontwikkelde daarom een
schrijftaal die iedereen in heel Duitsland kon lezen. Het typen zoals je het hoort
bestaat niet vond Luther, dus de moderne duitse taal is er pas sinds Luther.
KAPITEL 3
Die Zeit zwischen 1600-1720
Barock is de naam van de stroming die deze periode domineerde. In deze tijd
was er grote luxe voor het koninklijke hof en grote ellende voor de burgers. Het
was de tijd van de 30 jarige oorlog (1618-1648). In deze oorlog kwam meer dan
een derde van de bevolking om het leven en veel dingen werden verwoest.
Het was een tijd van tegenstellingen luxe ↔ ellende/armoede en leven ↔ dood.
Een bekend boek uit deze tijd is Der abenteuerliche Simplizissimus van
Grimmelshausen, een kroniek over hoe hij de oorlog beleefde als kind.
KAPITEL 4
Die Aufklärung 1720-1770
De verlichting is een internationale trend, de aanhangers van de verlichting
geloofden in het universaliteit (alle mensen zijn gelijk omdat ze dezelfde logische
geest hebben). Tolerantie en verdraagzaamheid spelen een grote rol in deze tijd.
Je gelooft in de toekomst en literatuur wil vaak mensen opvoeden.
Bekende vertegenwoordigers waren Immanuel Kant (filosoof) en G.E.Lessing
(schrijver).
KAPITEL 5
Der Sturm und Drang 1770-1785
Jonge dichters verzetten zich tegen de verlichting, het gaat hen niet om de geest,
maar het gevoel/ emotie. Deze schrijvers zien zichzelf als genieën voor wie er
geen grenzen zijn. Belangrijke schrijvers is der junge Goethe en der junge Schiller.
DUITSE LITERATUUR
KAPITEL 1
Das Mittelalter 700-1500
Rond 700 waren er mensen die konden lezen en schrijven. Dit waren geestelijken
(vaak monniken) die de taal van de rooms-katholieke kerk en de taal van de
wetenschap gebruikten. Het latijns, met het alfabet die wij vandaag de dag nog
gebruiken begonnen ze voor het eerst duits te schrijven.
Toen schreef rond 750 iemand voor het eerst een tekst in het duits en dat
noemen we het Hildebrandslied (HBL), hier begint ook de duitse literatuur. In het
HBL staat de strijd tussen een vader (hildebrand) en zoon (hadubrand) de zoon
wil niet geloven dat hij met zijn vader te maken heeft en er ontstaat een gevecht
waarbij de vader waarschijnlijk zijn zoon heeft vermoord. De laatste regels
ontbreken omdat er niet genoeg papier meer was en daarom weten we niet hoe
het afloopt. Is waarschijnlijk door een monnik geschreven.
De tekst werd opgeschreven hoe men het ook uitsprak. Dit zorgde voor veel
problemen omdat in elk gebied het weer verschillend was. In 1550 kwam
Maarten Luther en die moderniseerde niet alleen het geloof, maar ook de duitse
taal. In de eerste fase van de middeleeuwen werden naast kerkelijke teksten ook
wereldlijke teksten zoals toverspreuken gemaakt, deze is voor gewonde
ledematen ‘bên zi bêna, bluot zi bluoda, lid zi geliden, sôse gelîmida sîn’ wat
betekende ‘ bot aan bot, bloed aan bloed, ledemaat aan ledemaat, alsof ze
verlijmd zijn’ .
Rond 1100 kwam er een nieuwe groep, het waren de ridders/ adel. De invloed
van ridders is enorm uitgebreid door kruistochten. De ridders kregen ook
culturele macht. Met veel romans en liefdesliedjes Enkele bekende werken uit de
riddertijd zijn het nibelungenlied, tristan en isolde en parzival.
De ridders verliezen in 1350 de macht, want de burgers worden steeds
belangrijker. De burgers konden in deze tijd ook al lezen en schrijven en dit kwam
vooral door de boekdrukkunst. Er werden in deze tijd veel boeken geschreven,
niet met literatuur, maar met grappige dingen om de mensen te vermaken.
De geestelijken en de monniken 700-1100
De ridders en de adel 1100-1350
De burgers 1350-1500
, KAPITEL 2
Die Zeit zwischen 1500-1600
In de 16e eeuw werd de sterke invloed van de kerk en de bijbel langzaam
losgemaakt. Er zijn 3 stromingen:
Renaissance De wedergeboorte/ modernisering van de kunst
Humanisme De wedergeboorte/modernisering van de wetenschap
Reformatie De vernieuwing van religie
De reformatie was vooral belangrijk voor de duitse taal. Luther wilde dat iedereen
in Duitsland de nieuwe bijbelvertaling kon lezen en ontwikkelde daarom een
schrijftaal die iedereen in heel Duitsland kon lezen. Het typen zoals je het hoort
bestaat niet vond Luther, dus de moderne duitse taal is er pas sinds Luther.
KAPITEL 3
Die Zeit zwischen 1600-1720
Barock is de naam van de stroming die deze periode domineerde. In deze tijd
was er grote luxe voor het koninklijke hof en grote ellende voor de burgers. Het
was de tijd van de 30 jarige oorlog (1618-1648). In deze oorlog kwam meer dan
een derde van de bevolking om het leven en veel dingen werden verwoest.
Het was een tijd van tegenstellingen luxe ↔ ellende/armoede en leven ↔ dood.
Een bekend boek uit deze tijd is Der abenteuerliche Simplizissimus van
Grimmelshausen, een kroniek over hoe hij de oorlog beleefde als kind.
KAPITEL 4
Die Aufklärung 1720-1770
De verlichting is een internationale trend, de aanhangers van de verlichting
geloofden in het universaliteit (alle mensen zijn gelijk omdat ze dezelfde logische
geest hebben). Tolerantie en verdraagzaamheid spelen een grote rol in deze tijd.
Je gelooft in de toekomst en literatuur wil vaak mensen opvoeden.
Bekende vertegenwoordigers waren Immanuel Kant (filosoof) en G.E.Lessing
(schrijver).
KAPITEL 5
Der Sturm und Drang 1770-1785
Jonge dichters verzetten zich tegen de verlichting, het gaat hen niet om de geest,
maar het gevoel/ emotie. Deze schrijvers zien zichzelf als genieën voor wie er
geen grenzen zijn. Belangrijke schrijvers is der junge Goethe en der junge Schiller.