Geschiedenis
Programmeren met papier
Data invoeren om een geautomatiseerd proces te starten is de basis van elk automatisch
proces. De bekendste vorm is het draaiorgel.
Draaiorgels
Draaiorgels zijn automatisch spelende pijporgels, soms voorzien van slagwerk. Vroeger zag
je de draaiorgels regelmatig op markten en pleinen. Je kunt een orgelboek in de draaiorgel
plaatsen waar de muziek op is gecodeerd door middel van gaatjes in het papier.
De werking
Door middel van een motor, heel vroeger hand aangedreven, wordt een wiel rondgedraaid.
Deze zorgt ervoor dat er een blaasbalg beweegt. De blaasbalg zorgt voor een luchtstroom,
het blazen. Het orgelboek wordt in een klavier geplaatst en wanneer deze wordt gesloten
dan worden alle toetsen ingedrukt. Wanneer het orgelwiel draait wordt het orgelboek
doorgedraaid en springen de toetsen (pennen) omhoog op de plaatsen waar er gaten in het
orgelboek zitten. De luchtstroom wordt dan door de desbetreffende geopende pijp geleid
waardoor er geluid uit de orgelpijp komt. Afhankelijk van de afmetingen van de pijp klinkt een
bijhorende toon.
Het orgelboek is in principe een rol met gaatjes. De lengte van de gaatjes bepalen hoe lang
een bepaalde toon klinkt. Met andere woorden, hoe lang de toets (pen) omhoog staat. Elke
pijp of slagwerkinstrument heeft een eigen rij van toetsen en een eigen spoor met gaatjes in
het orgelboek. Daardoor kan er worden gecomponeerd met meerdere instrumenten.
Waar komt dit vandaan?
De Arabieren hadden de term algebra en wiskunde bedacht. Ook kwam van hen onze
huidige schrijfwijze van getallen. Voor die tijd was het voornamelijk Romeinse cijfers.
Bijzonder aan het Arabische getallen systeem is de toevoeging van het cijfer 0. Dit getal
bestaat niet in Romeinse cijfers, maar is hard nodig voor vele berekeningen.
, Verwerking van meer gegevens
In de 19de eeuw begonnen ze in Amerika aan volkstellingen. Dit moest gebeuren om de
grootte van het Huis van Afgevaardigden te bepalen. Alleen de gegevensverwerking duurde
zo lang dat als ze klaar waren met tellen en verwerken ze eigenlijk alweer een nieuwe telling
konden starten.
Herman Hollerith, die meewerkte aan de Amerikaanse volkstelling, zag een missie. Dit
moest efficiënter kunnen. Herman, die een technische opleiding had, besloot een
mogelijkheid te onderzoeken om de gegevens machinaal te verwerken. Dit idee werd later
bekend als automatisering.
De ponskaartenmachine van Herman kon in één keer 135 gaten/niet gaten lezen.
Elektrische pinnen staken door de gaten en maakten zo contact. Wijzerplaten gaven de
tabelgegevens weer, vandaar dat de machine de naam "Tabelleermachine" kreeg.
Om de volkstelling te realiseren bleken ponskaarten verreweg de snelste methode. Om
automatisch de ponskaarten te maken had Henry later ook nog de pantograaf ontwikkeld en
een sorteermachine. De ponskaarten werden daarvoor met een handponser gemaakt.
De machines van Henry waren een succes. De volkstelling kon in 2 jaar in plaats van 12 jaar
worden gerealiseerd. Dit bespaarde 5 miljoen dollar aan kosten.
Data op een ponskaart
Zoals beschreven werden er verschillende zaken bijgehouden tijdens de volkstelling. In
Nederland vond, sinds 1846, de volkstelling elke 10 jaar plaats. Door enkele wetsbesluiten is
dit verschoven naar de decenniums.
Bij de volkstelling werden verschillende zaken geteld en bijgehouden. Waaronder:
● Geslacht
● Soort woning
● Kinderen
● Geboorteplaats
● Huidige woonplaats
● Etc.
Elk gegeven had een eigen code. Voor elk onderwerp was een code voor als er geen
antwoord was of geen antwoord die met ja of nee kon worden bestempeld.
In Nederland vond de eerste volkstelling door middel van computers plaats op 31 mei 1960.