Oefentoets Anatomie (100 vragen)
Universiteit Utrecht
2024
Lieve toekomstige geneeskundestudent,
Voor je staat de ‘oefentoets anatomie’ klaar die betrekking heeft op de decentrale selectie
2024.
De oefentoets bestaat uit 100 oefenvragen die gaan over de gehele leerstof van het
onderdeel anatomie.
De oefentoets is gemaakt door twee mastergeneeskundestudenten. Doordat zij ook hebben
meegedaan met de decentrale selectie weten zij wat voor soort vraagstellingen er gesteld
zullen worden. Hier is rekening mee gehouden met het maken van de oefentoets.
Met elke vraag is 1 punt te verdienen. Bij een minimaal aantal van 80 punten, is er een grote
kans binnen te komen op de opleiding Geneeskunde. Er wordt aangeraden de gehele toets
in één keer te maken en deze dan na te kijken. Op deze manier is de uitslag het meest
nauwkeurig.
Wanneer een antwoord niet duidelijk is, of als er vragen zijn, twijfel vooral niet om een
berichtje te sturen.
Heel veel succes met de oefentoets en met de decentrale selectie!
Voor een optimale voorbereiding is ook aan te raden de oefentoets over
het onderdeel fysiologie te maken. Voordelig is om ‘oefentoets anatomie’
en de ‘oefentoets fysiologie’ te kopen in één pakket.
,1. Welk voorbeeld beschrijft regionale anatomie?
a. Mevrouw Van Elst is gevallen en heeft stekende pijn in haar buik, de dienstdoende
arts laat een CT-abdomen maken om te zien of mevrouw Van Elst geopereerd
moet worden aan haar maag.
b. Meneer Bakker heeft waarschijnlijk een longembolie, in het ziekenhuis ondergaat
hij een angiografie.
c. Stijn komt binnen op de eerste hulp, hij is hard gevallen en heeft last van zijn nek,
daarnaast voelt hij niks meer in zijn rechterbeen. De arts gaat zijn reflexen
onderzoeken.
2. Welke omschrijving geeft het best de anatomische positie aan?
a. De voeten iets uit elkaar, de handpalmen naar voren, de armen hangen langs het
lichaam en de mond is gesloten.
b. De armen zijn vooruitgestrekt met de handpalmen naar beneden, het gezicht
staat neutraal en de mond is gesloten.
c. De rug is recht, de armen hangen langs het lichaam met de duimen naar binnen
gericht.
d. De voeten strak naast elkaar, handpalmen naar voren, rechte rug en de tenen
naar voren.
3. Welke bewegingen kunnen plaats vinden in het scharniergewricht? (Meerdere
antwoorden kunnen juist zijn):
a. Flexie
b. Abductie
c. Extensie
d. Circumductie
e. Adductie
4. Welke gewrichten laten beweging toe in 2 of meer assen? (Meerdere
antwoorden kunnen juist zijn)
a. Kogelgewricht
b. Condylair gewricht
c. Scharniergewricht
d. Draaigewricht
e. Vlak gewricht
f. Zadelgewricht
, 5. Welke zenuw verloopt niet door de de cubitale fossa? (Meerdere antwoorden
kunnen juist zijn)
a. n. ulnaris
b. n. medianus
c. n. radialis
6. Welke botten worden verbonden door het interosseous membraan?
a. Radius en ulna
b. Humerus en radius
c. Humerus en ulna
7. Welke spieren dragen bij aan supinatie van de arm? (Meerdere antwoorden
kunnen juist zijn)
a. m. biceps brachii
b. m. supinator
c. m. pronator teres
d. m. pronator quadratus
8. Waar heeft de m. pronator teres zijn oorsprong?
a. mediale epicondyl
b. laterale epicondyl
c. olecranon
9. Kies uit het juiste woord:
lateraal (A), posterieur (B) of anterieur (C)
Wanneer je rechtop staat ligt het zwaartepunt ….. van de SII-wervel.
10. Welke uitspraak is onjuist?
a. In het heupgewricht kunnen flexie, extensie, abductie, adductie, circumductie,
mediale en laterale rotatie worden uitgevoerd.
b. Dorsiflexie en plantairflexie vinden plaats in het kniegewricht.
c. Het kniegewricht en enkelgewricht zijn beide scharniergewrichten.