Grootheden en eenheden
Een grootheid = een gegeven dat meetbaar is. Als je zo’n meetbaar gegeven in een getal
uitdrukt, moet achter het getal de eenheid staan die bij dit getal hoort.
Naast grondeenheden bestaan er ook afgeleide eenheden.
Een voorbeeld daarvan is de eenheid van volume. De SI-eenheid voor volume is kubieke
meter (m3).
De meter (m) is een grondeenheid
• Grondeenheid: de basiseenheden. De grondeenheid van gewicht is bijvoorbeeld kilogram
(kg)
De eenheid L en mL gebruik je vooral bij vloeistoffen en dm3 en cm3 meestal bij gassen.
[Grootheden, eenheden en vermenigvuldigingsfactoren vind je in Binas tabellen 2, 3A en 4]
,De mol
Als je een paar atomen of moleculen hebt, kun je die niet waarnemen, want die zijn op microniveau.
Chemici gebruiken een nieuwe grootheid, de hoeveelheid stof met als symbool N en als eenheid de
mol.
→ De mol is eigenlijk een handige manier om te zeggen hoeveel deeltjes er in een stof zitten.
→ Het getal van Avogrado, NA: Dit geeft het aantal deeltjes aan in 1 mol stof: 6,02214·10²³
(deeltjes).
Dus 1 mol komt overeen met 6,02214·10²³ (deeltjes) -> het getal van Avogrado
[Het getal van Avogrado: BINAS tabel 7]
→ De molaire massa (M): Dit vertelt ons hoe zwaar 1 mol van een stof is, in gram per mol (g
mol−1)
De massa van een mol stof noem je de molaire massa met het symbool M en eenheid g mol−1.
, Van mol naar deeltjes en van mol naar gram
Het omrekenen van mol -> deeltjes en van mol -> gram kun je samenvatten in een
rekenschema:
Om de molaire massa van een stof te berekenen, maak je een eenvoudige
evenredigheidstabel (kruis links tabel), in deze tabel staan onder elkaar mol en
gram. Door gebruik te maken van kruisproducten (kruislings) kun je het antwoord
vinden: