2.1 platentektoniek
Mensen krijgen kennis over aarde door opvangen en registreren van trillingen.
Het type materiaal in de aarde beïnvloed de snelheid van de trillingen/golven.
De aarde is opgebouwd uit 3 lagen:
1. Aardkern (1) bevindt zich in het midden van de aarde en hier ontstaat warmte (2).
• Kenmerken binnenkern:
o Nikkel en ijzer.
o Ongeveer 5000 °C.
o Vaste vorm door de druk van gesteente erboven.
• Kenmerken buitenkern:
o Materiaal is iets meer vloeibaar door minder druk van gesteente.
2. Aardmantel (4) bevindt zich om de aardkern en hierop drijft de aardkorst.
• Kenmerken:
o Materiaal is taai-vloeibaar, omdat het wordt verwarmd door de warmte van de aardkern.
o Convectiestromen (3) stromingen van vloeibaar gesteente (= magma) in de aardmantel aangedreven
door de warmte van de aardkern heet gesteente is licht en stijgt en koud gesteente is zwaar en daalt.
3. Aardkorst (5) buitenkant van de aarde en bestaat uit stukken oceaanbodem en stukken continent.
• Kenmerken:
o Materiaal is afgekoeld en heet lithosfeer de aardkorst en het bovenste deel van de aardmantel
die samen als platen bewegen.
2/3 van de aardkorst is oceaanbodem/oceanische korst (ongeveer 8 km dik) en bestaat uit basalt een
stollingsgesteente dat ontstaat bij vulkaanuitbarstingen. (Bron 5)
Continenten/continentale korst zijn dikker (40 tot 80 km dik) en bestaan uit het veel lichtere gesteente graniet dit is
een diepgesteente dat veel in de korst van continenten zit. (Bron 5)
Oceaanbodem én continenten ‘drijven’ beide op het taai-vloeibare gedeelte van de aardmantel.
• Voorbeeld van een aardplaat met alleen oceanische korst Nazcaplaat
• Voorbeeld van een aardplaat met oceanische en continentale korst Zuid-Amerikaanse plaat
Midoceanische ruggen onderwatergebergte die ontstaat als oceanische korst uit elkaar beweegt.
Aardplaten delen van aardkorst (oceanische korst en continentale korst) die bewegen ten opzichte van andere platen.
Platentektoniek het bewegen van aardplaten.
3 manieren waarop de platen ten opzichte van elkaar bewegen:
1. Convergente plaatgrens platen bewegen naar elkaar toe.
Bij convergentie kan subductie ontstaan het wegduiken van de oceaanbodem in de aardmantel.
De zwaardere oceanische korst duikt onder de continentale korst in de aardmantel.
Hierdoor ontstaat een diepe sleuf in de zeebodem diepzeetrog.
2. Divergente plaatgrens platen bewegen uit elkaar.
Bij divergentie stijgt magma, vloeibaar gesteente, op uit de aardmantel.
Hierdoor kan de aardkorst scheuren.
3. Transforme plaatgrens platen bewegen langs elkaar.
Kunnen in dezelfde richting bewegen, maar ook in tegengestelde richting.
, Theorie van Alfred Wegener begin 20ste eeuw 2 redenen waarom platen zich verplaatst hebben:
1. Op verschillende continenten komen dezelfde platensoorten, dieren en fossielen voor.
2. De continenten passen als puzzelstukjes in elkaar.
Oorzaak platentektoniek:
Bij de midoceanische ruggen (divergente plaatgrens) komt magma naar boven in de aardmantel en botst tegen de
aardkorst en stoomt zijdelings weg.
De convectiestromen van magma nemen aardkost mee.
Hierdoor breekt op sommige plekken de aardkost = divergente breuk hierdoor stroomt magma als lava naar
buiten.
Binnenin heet vloeibaar gesteente magma en als het buiten komt, heet het lava.
De breuk wordt gevuld met nieuw lava en stolt tot basalt en zo ontstaat er een nieuwe
oceaanbodem/oceanische korst.
Vanuit de midoceanische ruggen duwt de jonge oceanische korst de rest van de aardplaat zijdelings weg.
Omdat er bij een midoceanische rug nieuwe aardkorst bijkomt, moeten er ook plaatsen zijn waar
bestaande aardkorst verdwijnt.
In gebieden met subductie duikt oude en zware oceaanbodem in de aardmantel het gewicht van de
duikende plaat trekt als het ware de rest van de aardplaat achter zich aan.
Hoe verder van de midoceanische rug, hoe ouder de oceanische korst/oceaanbodem. (bron 6)
Hoe ouder de oceanische korst/oceaanbodem is, hoe meer deze is afgekoeld.
Afgekoelde aardkorst is zwaarder hierdoor wordt de oceanische korst/oceaanbodem van de
midoceanische rug steeds dieper.