Vraag (Initieel, Additioneel, Vervanging)
(Cumulatieve) Penetratiegraad
(Cumulatieve) Penetratiegraad= de mate waaraan een product of dienst door potentiële klanten
bekend is en/of gebruikt wordt. Als voorbeeld: McDonalds heeft een zeer hoge marktpenetratie in de
fastfood-voedselmarkt.
aantal bezitters of gebruikers
Formule= ∗100 %
potentieel aantal bezitters of gebruikers
De marktpenetratie geeft dus een indicatie van de groeimogelijkheden in de markt. Er wordt daarbij
onderscheid gemaakt tussen duurzame goederen, waarbij het kengetal betrekking heeft op het aantal
bezitters, en niet-duurzame goederen, waarbij het om gebruikers gaat.
Penetratiegraad (Bezitsgraad)
Je moet onderscheid maken tussen verbruiksgoederen (zoals melk en drop) en gebruiksgoederen
(zoals televisies en sportschoenen).
Bij verbruiksgoederen is de penetratiegraad (of bezitsgraad) het aantal afnemers dat dit goed in een
bepaalde periode ten minste een keer heeft gekocht gedeeld door het totale aantal mogelijke
afnemers.
Bij gebruiksgoederen is de penetratiegraad (of bezitsgraad) het feitelijk aantal eigenaren gedeeld
door het potentiële aantal eigenaren.
, Elasticiteit
Elasticiteit in de bedrijfseconomie die naar de mate leidt waarin de vraag naar aanbod van een goed
of dienst reageert op veranderingen in de prijs, inkomen, of andere relevante variabelen.
Procentuele verandering (van de vraag)
(nieuw −oud)
Procentuele verandering = ∗100 %
oud
Prijswijziging (prijsverandering)
De uitkomst van de procentuele verandering van de prijs kan positief of negatief zijn. Als de uitkomst
negatief is, is er sprake van een prijsdaling. Als de uitkomt positief is, is er sprake van een prijsstijging.
(nieuw −oud)
Procentuele verandering = ∗100 %
oud
Elasticiteiten
Prijselasticiteit
Prijselasticiteit= hoe reageert de hoeveelheid op een prijsverandering?
% verandering h oeveel h eid ∆Q
Ep= =
% verandering prijs ∆P
Als de vraag elastisch is, (Ep < -1)=
reageert de consument sterk: als P stijgt zal Q sterk dalen -> omzet daalt
Als de vraag inelastisch is, (-1 < Ep < 0)=
reageert de consument nauwelijks als P stijgt zal Q nauwelijks dalen -> omzet stijgt
NB: Q staat voor de hoeveelheid (afzet)
P staat voor de (verkoop)prijs
Inkomstenelasticiteit
Inkomenselasticiteit= hoe reageert de hoeveelheid bij verandering van het inkomen?
% verandering hoeveelheid
Ei=
% verandering inkomen
Als inkomen stijgt wordt er veel meer van het goed gekocht (elastische inkomenselasticiteit) ->
x>1 = luxe goed
Als inkomen stijgt wordt er minder van het goed gekocht (negatieve inkomenselasticiteit) ->
0>x (-) = inferieur product
Als inkomen stijgt wordt er een beetje meer van het goed gekocht (inelastische inkomenselasticiteit)
-> 0<x<1 = normaal of noodzakelijk goed
Kruislingse prijselasticiteit
Kruislingse prijselasticiteit= hoe reageert de hoeveelheid van het ene goed op een prijsverandering
van het andere goed?
% verandering hoeveelheid van product A
Ek=
% verandering prijs product niet −A (B)
• Als pB -> QB -> QA
de goederen vervangen elkaar, Ek is dus positief
(substituutgoederen) (koffie en thee)
• Als pB -> QB -> QA
de goederen vullen elkaar aan, Ek is dus negatief