Non-fictie = een bestaande situatie waarbij het doel voor de lezer duidelijk is en waarbij de
lezer zichzelf de vraag kan stellen: ‘Is dit waar of niet waar?’
Fictie = de lezer stelt een bepaalde situatie voor. De lezer creëert (al lezend) een wereld in
woorden.
Fictionele tekst = de tekst beschrijft niet de werkelijkheid. De lezer stelt zich een bepaalde
situatie voor. De lezer creëert (al lezend) een wereld in woorden.
Heeft geen doel, zoals gebruiksaanwijzing
Literaire teksten = teksten waaraan veel betekenis of waarde wordt gehecht
Lezer verwacht bepaalde vormen van rijm of beeldspraak
Literaire teksten onderverdeeld in 3 groepen:
Proza = de regels vullen de totale breedte van de pagina
o Prozatekst verdeeld in alinea’s
o Romans verdeeld in hoofdstukken
Romans: 100 blz. of meer
Novellen: ong. 80 pagina’s tot 100 pagina’s
Kort verhaal: minder dan 25 pagina’s
Gedicht (poëzie) = de tekst staat op een bijzondere manier op de bladzijde. Een
gedicht bestaat uit versregels en die hoeven niet door te lopen over de hele breedte
van de bladzijde (liedteksten behoort ook tot poëzie)
o Je herkent een gedicht direct aan het wit van de bladzijde om de tekst heen
Toneel = de toneelteksten zijn bedoeld om gespeeld te worden voor een publiek. De
tekst van het toneelstuk vormt het uitgangspunt voor het toneel.
o Veel dialogen staan er in een toneeltekst
Leesmotivaties = redenen van lezers voor het lezen van boeken, bijv: ontspannen
Effect = de uitwerking van literaire teksten op de lezer
Open plekken = tekstpassages die bij de lezer vragen oproepen die je als lezer wil
beantwoorden (niet alle informatie is gegeven, niet alles wordt verteld) (kan de titel zijn)
Gesloten einde = alle open plekken kunnen door de lezer worden ingevuld, het
probleem is opgelost.
Open einde = Er zijn nog open plekken, het probleem is niet (helemaal) opgelost.
Spanning = informatieachterstand bij de lezer, drie soorten spanning:
Raadsel: verteller weet iets wat lezer en personage niet weten
Geheim: lezer weet niet wat de verteller en personages wel weten
Dreiging: personage weet niet wat verteller en lezer wel weten
Verwachtingen = verwachtingen bij het lezen van een literaire tekst
Genre = soort tekst, bijv. detective
Mentaal schema = je weet hoe gebeurtenissen zullen verlopen + hoe mensen zich
gedragen. Dit verwacht je van de tekst die je leest
Samenhang = de zinnen sluiten op elkaar aan, logische en chronologische volgorde
tussen gebeurtenissen en dat je betekenis aan tekst kunt toekennen