DIDACTIEK BR
DUIDING DIDACTIEK BR
Deze les geeft weer wat het verschil is tussen BR en LO en hoe dit
gevolgen heeft op vlak van begeleiden, organiseren, opvoeden, …
WAT IS HET VERSCHIL TUSSEN LO & BR?
- Lesgeven/ begeleiden?
- Inhoud?
- Evalueren?
- Publiek?
- Manier van omgaan?
DIDACTIEK
- Didactiek etymologisch
o Grieks ‘didaktikos’ = bekwaam om te onderwijzen
o Afleiding bij het werkwoord ‘didadaskein’ = onderwijzen
ONDERWIJZEN IMPLICEERT LEREN
Wat is leren?
= “Resultaat van een proces waarbij een persoon zich al dan niet bewust
anders dan voordien gaat gedragen.”
1) Resultaat
2) Proces
3) Persoon
4) Al dan niet bewust
5) Anders
6) Gedragen
Motivatie:
- Aanleren: toets
- Verbeteren: vaardiger maken/ bijscholen/ fine-tuning
- Afleren: dragen van de bal (contact)
Kan ook een houding of attitude zijn gelinkt aan doelen:
- Motivatie
- Functioneren gezond en veilige levensstijl
- Positief zelfbeeld
- Positief zelfbeeld
ANGELSAKSISCH PERSOONLIJKHEIDSMODEL
,Elk persoon bestaat uit 3 componenten: cognitief (kennis, inzicht in de
sport), motorisch (lichamelijk en bewegen, hoe je iets kan uitvoeren) en
dynamisch affectief (verschil in karakter, hoe je bent als persoon). Deze 3
componenten zijn het ideaal beeld van waar de lesgever naar streefd.
ORGANISATIEVORMEN
Het verschil tussen wedstrijdsport en recreatie sport. Wedstrijd sport is
intensiever, gaat meer over het punten scoren. Terwijl recreatie sport
meer voor het plezier is.
Bewegingsrecreatie = vormen van recreatie als ontspanning maar waar je
wel in beweging bent. Bv. wandelen met je hond. Alle soorten recreatie
waarbij je in beweging bent.
Sportieve recreatie = ontspanning door middel van spel en sport vormen
zonder gebruik van strikte regels en niet georganiseerd in wedstrijd
verband, meer bij toeval georganiseerd. Bv. gaan joggen.
Recreatie sport = vormen van wedstrijd met officiële regels binnen bv. een
vereniging, maar nog altijd gefocust op ontspanning.
Ze zijn wel allemaal gefocust op recreatie.
SITUATIES OF CONTEXT
, - Welzijnssector (participatiedecreet)
- Onderwijs (MOOV)
- Commerciële-private sector
- Recreatief-toeristische sector
- Sportsector (nevenactiviteit)
- Verenigingsleven (Scouts)
- …….
INDELING IN CATTEGORIEËN OBV OMVANG TIJDSBESTEDING
1. Occasionele, toevallige eenmalige sport- en spelactiviteiten zuiver
gericht op ontspanning (uurtje zwemmen, volleywedstrijdje…) = +1
uur zuivere recreatie
2. Eenmalig of wekelijkse activiteiten met leerdoel (er wordt iets
aangeleerd…) = + 2 uur recreatieve, doelgerichte inspanning! (bv.
Workshop)
3. Een sporttornooi (badmintontornooi…) = dagdeel
4. Een sportief evenement (zeskamp camping, survival…) = 2
dagdelen/weekend
5. Deelnemen aan tochten (van dag tot week…)
6. Volgen van cursussen (zeilcursus, bergtochtcurs…) = weekend tot
week…
KEUZE VAN ORGANISATIEVORMEN NIVEAU VAN VOORBEREIDEN
1. Doelgroep (leeftijd, aantal, niveau, specifieke doelgroepen !!!!…) =
WIE
2. Doelstellingen (ontspanning – zinvol invullen VT – sociaal contact –
gezondheid… grenzen en mogelijkheden uitbreiden => leren) =
WAAROM
3. Aard van de activiteiten (outdoor en/of indoor) = WAT
Beschikbare accommodatie: materiaal - infrastructuur - beschikbare
tijd – wedstrijdduur …budget…)
ORGANISATIEVORM OP NIVEAU VAN UITVOEREN
- Activiteit (opzet en doel)
o Opzet: instuif organiseren, oefenmoment,
praktijkervaring opdoen, stage-onderdeel, workshop
o Doel: goed doel, commercieel doel
- Organisatie (tafel)
o Wedstrijdschema / aanbod / activiteiten
o Plattegrond (locatie, plaats…)
o Werkplan (volgorde, uur, duur, monitor …)
- Begeleiding activiteiten (klantgericht)
DUIDING DIDACTIEK BR
Deze les geeft weer wat het verschil is tussen BR en LO en hoe dit
gevolgen heeft op vlak van begeleiden, organiseren, opvoeden, …
WAT IS HET VERSCHIL TUSSEN LO & BR?
- Lesgeven/ begeleiden?
- Inhoud?
- Evalueren?
- Publiek?
- Manier van omgaan?
DIDACTIEK
- Didactiek etymologisch
o Grieks ‘didaktikos’ = bekwaam om te onderwijzen
o Afleiding bij het werkwoord ‘didadaskein’ = onderwijzen
ONDERWIJZEN IMPLICEERT LEREN
Wat is leren?
= “Resultaat van een proces waarbij een persoon zich al dan niet bewust
anders dan voordien gaat gedragen.”
1) Resultaat
2) Proces
3) Persoon
4) Al dan niet bewust
5) Anders
6) Gedragen
Motivatie:
- Aanleren: toets
- Verbeteren: vaardiger maken/ bijscholen/ fine-tuning
- Afleren: dragen van de bal (contact)
Kan ook een houding of attitude zijn gelinkt aan doelen:
- Motivatie
- Functioneren gezond en veilige levensstijl
- Positief zelfbeeld
- Positief zelfbeeld
ANGELSAKSISCH PERSOONLIJKHEIDSMODEL
,Elk persoon bestaat uit 3 componenten: cognitief (kennis, inzicht in de
sport), motorisch (lichamelijk en bewegen, hoe je iets kan uitvoeren) en
dynamisch affectief (verschil in karakter, hoe je bent als persoon). Deze 3
componenten zijn het ideaal beeld van waar de lesgever naar streefd.
ORGANISATIEVORMEN
Het verschil tussen wedstrijdsport en recreatie sport. Wedstrijd sport is
intensiever, gaat meer over het punten scoren. Terwijl recreatie sport
meer voor het plezier is.
Bewegingsrecreatie = vormen van recreatie als ontspanning maar waar je
wel in beweging bent. Bv. wandelen met je hond. Alle soorten recreatie
waarbij je in beweging bent.
Sportieve recreatie = ontspanning door middel van spel en sport vormen
zonder gebruik van strikte regels en niet georganiseerd in wedstrijd
verband, meer bij toeval georganiseerd. Bv. gaan joggen.
Recreatie sport = vormen van wedstrijd met officiële regels binnen bv. een
vereniging, maar nog altijd gefocust op ontspanning.
Ze zijn wel allemaal gefocust op recreatie.
SITUATIES OF CONTEXT
, - Welzijnssector (participatiedecreet)
- Onderwijs (MOOV)
- Commerciële-private sector
- Recreatief-toeristische sector
- Sportsector (nevenactiviteit)
- Verenigingsleven (Scouts)
- …….
INDELING IN CATTEGORIEËN OBV OMVANG TIJDSBESTEDING
1. Occasionele, toevallige eenmalige sport- en spelactiviteiten zuiver
gericht op ontspanning (uurtje zwemmen, volleywedstrijdje…) = +1
uur zuivere recreatie
2. Eenmalig of wekelijkse activiteiten met leerdoel (er wordt iets
aangeleerd…) = + 2 uur recreatieve, doelgerichte inspanning! (bv.
Workshop)
3. Een sporttornooi (badmintontornooi…) = dagdeel
4. Een sportief evenement (zeskamp camping, survival…) = 2
dagdelen/weekend
5. Deelnemen aan tochten (van dag tot week…)
6. Volgen van cursussen (zeilcursus, bergtochtcurs…) = weekend tot
week…
KEUZE VAN ORGANISATIEVORMEN NIVEAU VAN VOORBEREIDEN
1. Doelgroep (leeftijd, aantal, niveau, specifieke doelgroepen !!!!…) =
WIE
2. Doelstellingen (ontspanning – zinvol invullen VT – sociaal contact –
gezondheid… grenzen en mogelijkheden uitbreiden => leren) =
WAAROM
3. Aard van de activiteiten (outdoor en/of indoor) = WAT
Beschikbare accommodatie: materiaal - infrastructuur - beschikbare
tijd – wedstrijdduur …budget…)
ORGANISATIEVORM OP NIVEAU VAN UITVOEREN
- Activiteit (opzet en doel)
o Opzet: instuif organiseren, oefenmoment,
praktijkervaring opdoen, stage-onderdeel, workshop
o Doel: goed doel, commercieel doel
- Organisatie (tafel)
o Wedstrijdschema / aanbod / activiteiten
o Plattegrond (locatie, plaats…)
o Werkplan (volgorde, uur, duur, monitor …)
- Begeleiding activiteiten (klantgericht)
