Samenvatting van practica van Biology of Animal Production (YAS-10806)

Ei
Grondhuisvesting
 Vrij rondlopen op erf
o Eind jaren 50
 Legbatterij
o Klein opp.
o Mechaniseren en automatiseren
o Minder mensen
o Zorgde ervoor dat eenden minder populaire waren, want deze konden niet in
legbatterij
o Verboden in 2012
Bouw ei (60-64 gram)
 Dooier
o Belangrijkste bron van vitamines, mineralen en vet
 Ei-eiwit
o Voedende functie
o Beschermende functie
 Mechanisch
 Chemisch
o Lagen
 Buitenste dunne laag (dunwit)
 Dikke laag (dikwit)
 Binnenste laag dunwit
 Laag dikwit rondom dooier
 Loopt uit in hagelsnoeren (houden dooier in midden, sterk = goeie
kwaliteit)
 Dunner, wateriger slechtere kwaliteit
 2 Schaalvliezen
o Tegen elkaar aan, behalve onderaan, daar ontstaat luchtkamer
 Op deze plek meest poreus
 Wordt met de tijd groter
 Ontstaat door krimping inhoud door afkoeling
 Schaal (0.35 mm)
o Bestaat vooral uit calciumcarbonaat
o Poreus (gasuitwisseling mogelijk)
o Cuticula
 Dunne laag buitenkant ei tegen bacteriën
 Droogt op na leggen en reduceert zo gasuitwisseling en bacteriën
o Aan top t dikst
o Meet op breedste punt
Chemische samenstelling ei
 Eiwit
o Water
o Proteïne
 Ovalbumine, zorgt voor vaste structuur bij voedselbereiding

,  Dooier
o Water
o Vetten
 Lipiden
 Belangrijkste voedselbron embryo
 Tryglyceride
 Gebonden aan proteïne zoals ovovitelline en ovolivetine
o Emulgerende werking
 Fosfolipiden
 Sterolen
Kwaliteit eieren
 Grootte
o Vormindex
 Breedte/lengte * 100
 Ideaal: 72-76
 Passen goed in verpakking
 Versheid
o Schouwen
 Vers: doorschijnend
 Duidelijk zicht op dooier
 Kleine luchtkamer
o Schudden
 Oud: hoor je inhouden klotsen door grote luchtkamer
 Vers: niks
o Kom met zout water
 Vers: blijft op bodem liggen
 Oud: stompe kant naar boven en uiteindelijk drijven (luchtkamer)
o Veel dikwit
 Haugh unit: bepaald versheid ei
 > 72, erg goede kwaliteit
 Schaal
o Afname dikte
 Hoge omgevingstemperatuur
 Ca tekort in voer
 Stress
 Ziekte
 Geneesmiddelen
o Afwijkingen, zoals ruwheid of pimples
o Niet alleen voor stevigheid, ook voor chemische barrière
 Kleur
o Schaal
 Wit / bruin
o Dooier
 Xantofyl, afkomstig van voer
 Bloedstukjes

,  Komen van bloedklontjes die aan de dooier vast blijven zitten bij
ovulatie




Vorming ei
 Eieren kunnen altijd gelegd worden, ook zonder bevruchting
 Afhankelijk van hormoonsynchronisatie en –evenwichten (FSH, LH)
o FSH
 Bevordert dooiervorming
 Groei follikels in ovarium
o LH (enkel als follikel rijp is)
 Ovulatie
 Route eicel
o Oviduct (begin eileider)
 Krijgt hier eiwit
o Isthmus (einde eileider)
 Omgeven door 2 schaalmembranen
o Schaalklier (na 21 uur)
 Vorming kalkschaal
Kip is niet drachtig
 Hen slaat sperma op en gedurende meerdere dagen bevrucht zij de eieren

Leggen van ei (ovipositie)
 Met stompe eind naar buiten
 Dmv spiercontracties (oxytocine)
 Duurt enkele minuten
 Wordt met name beinvloed door licht
o Huisvesting gebruik van kunstmatig licht
o Kleur (golflengte) heeft bij sommige vogels ook invloed
 30 minuten leggen ei vind nieuwe ovulatie plaats
o Zorgt ervoor dat telkens later op de dag ei wordt gelegd
o Op gegeven moment vindt het aan het eind van de lichtdag plaats
o Dan legt kip dag geen ei: legserie
 Aantal eieren dat een hen op achtereenvolgende dagen legt
 Kan variëren van 1 tot 400
Legcyclus
 Totale eiproductie (aantal) (E) = lengte legcyclus (dagen) (T) x legintensiteit periode (%) (I)
o E= T*I
o I wordt bepaald door aantal productieve dagen per legcyclus
 Toenemende daglengte zorgt voor geslachtsrijpheid
 Einde legcyclus
o Broedsheid
 Wanneer eieren niet uit nest worden gehaald kan hen broeds worden
 Ze voelt of er genoeg eieren onder haar liggen om te broeden
o Ruien
 Uitval van oude en de groei van nieuwe veren
 Schildklierhormoon speelt hierbij rol
 Gebeurt soms geforceerd d.m.v. afname licht of voer