Hoofdstuk 18: Bewegingsapparaat
Wij kunnen bewegen dankzij ons bewegingsapparaat. Het omvat alle botten, gewrichten,
spieren en pezen. Dankzij het bewegingsapparaat ben je mobiel, beweeglijk.
Mobiliteit: is beweeglijkheid en het gemak waarmee de cliënt zich kan verplaatsen.
Mobiliteitsbeperking: iemand die dit heeft is minder beweeglijk en kan zich minder
gemakkelijk verplaatsen. Een ander woord hiervoor is motorische beperking. Het zijn
stoornissen aan de ledematen, waardoor iemand gehinderd wordt in handelen, houding
en/of bewegen. Het gaat om problemen bij:
- Het lopen
- Het gebruik van armen en/of benen
- Het houden van evenwicht
Het gaat om cliënten met:
- Verlammingen
- Stoornissen in de samenwerking van de spieren
- Ontbreken van lichaamsdelen
- Aandoeningen van botten en/of gewrichten
- Spierziekten en spieraandoeningen
Een lichamelijke beperking kan aangeboren zijn of pas later zijn verkregen. Mensen die op
latere leeftijd een beperking krijgen, voelen het gemis van alles wat ze vroeger wel konden.
Lichamelijke problemen kunnen gevolgen hebben voor de zelfredzaamheid van de cliënt.
Deze problemen op zich bepalen niet alles. Het gaat er ook om hoe iemand zich voelt.
Belangrijk is dat iemand zo veel mogelijk regie kan houden over zijn eigen leven.
Bewegingsapparaat: bestaat uit alle delen van het lichaam die voor beweging dienen. Al die
botten, gewrichten, pezen en spieren samen zorgen er voor dat de mens zijn lichaam op alle
mogelijke manieren kan bewegen. Bij een goede werking hiervan komt veel kijken. Het
bestaat uit:
1. Het skelet (geraamte): bestaat uit 200 botten en botjes. Samen geven ze vorm en
steun aan het lichaam. Een deel is met elkaar vergroeid (schedel) en andere botten
kunnen afzonderlijk t.o.v. elkaar bewegen. Het heeft als functies:
a. Stevigheid en vorm aan het lichaam geven.
b. Bescherming en kwetsbare organen (hart, longen, hersenen enz.).
c. Aanhechtingsplaats voor spieren, waardoor deze het lichaam kunnen laten
bewegen.
d. Vorming van bloedcellen en bloedplaatjes in het beenmerg.
e. Voorraadplaats voor kalk.
De botten bestaan uit het beenweefsel (botweefsel), dit is erg hard en sterk het is
niet buigbaar, samen te drukken of uit te rekken, bestaat uit weinig cellen, maar bevat
lijmstoffen en kalkzouten. En kraakbeenweefsel, het bevat veel meer lijmstoffen
maar geen kalkzouten. Het is wel te buigen en uit te rekken.
Op sommige plekken in het lichaam is niet alleen stevigheid maar ook wat
beweeglijkheid nodig. Op deze plekken zit kraakbeen:
a. Waar de ribben aan het borstbeen vastzitten.
b. Tussen de wervels van de wervelkolom.
c. Op de uiteinden van de pijpbeenderen, als deel van de gewrichten.
d. Op de punt van de neus en in de oorschelp.
Een veel voorkomende ziekte in het botweefsel is osteoporose → aandoening
waarbij door het verlies van kalk onvoldoende nieuw bot wordt gevormd.
De botontkalking maakt het skelet brozer. Bij vrouwen begint dit al bij de
overgang, bij mannen later.
Wij kunnen bewegen dankzij ons bewegingsapparaat. Het omvat alle botten, gewrichten,
spieren en pezen. Dankzij het bewegingsapparaat ben je mobiel, beweeglijk.
Mobiliteit: is beweeglijkheid en het gemak waarmee de cliënt zich kan verplaatsen.
Mobiliteitsbeperking: iemand die dit heeft is minder beweeglijk en kan zich minder
gemakkelijk verplaatsen. Een ander woord hiervoor is motorische beperking. Het zijn
stoornissen aan de ledematen, waardoor iemand gehinderd wordt in handelen, houding
en/of bewegen. Het gaat om problemen bij:
- Het lopen
- Het gebruik van armen en/of benen
- Het houden van evenwicht
Het gaat om cliënten met:
- Verlammingen
- Stoornissen in de samenwerking van de spieren
- Ontbreken van lichaamsdelen
- Aandoeningen van botten en/of gewrichten
- Spierziekten en spieraandoeningen
Een lichamelijke beperking kan aangeboren zijn of pas later zijn verkregen. Mensen die op
latere leeftijd een beperking krijgen, voelen het gemis van alles wat ze vroeger wel konden.
Lichamelijke problemen kunnen gevolgen hebben voor de zelfredzaamheid van de cliënt.
Deze problemen op zich bepalen niet alles. Het gaat er ook om hoe iemand zich voelt.
Belangrijk is dat iemand zo veel mogelijk regie kan houden over zijn eigen leven.
Bewegingsapparaat: bestaat uit alle delen van het lichaam die voor beweging dienen. Al die
botten, gewrichten, pezen en spieren samen zorgen er voor dat de mens zijn lichaam op alle
mogelijke manieren kan bewegen. Bij een goede werking hiervan komt veel kijken. Het
bestaat uit:
1. Het skelet (geraamte): bestaat uit 200 botten en botjes. Samen geven ze vorm en
steun aan het lichaam. Een deel is met elkaar vergroeid (schedel) en andere botten
kunnen afzonderlijk t.o.v. elkaar bewegen. Het heeft als functies:
a. Stevigheid en vorm aan het lichaam geven.
b. Bescherming en kwetsbare organen (hart, longen, hersenen enz.).
c. Aanhechtingsplaats voor spieren, waardoor deze het lichaam kunnen laten
bewegen.
d. Vorming van bloedcellen en bloedplaatjes in het beenmerg.
e. Voorraadplaats voor kalk.
De botten bestaan uit het beenweefsel (botweefsel), dit is erg hard en sterk het is
niet buigbaar, samen te drukken of uit te rekken, bestaat uit weinig cellen, maar bevat
lijmstoffen en kalkzouten. En kraakbeenweefsel, het bevat veel meer lijmstoffen
maar geen kalkzouten. Het is wel te buigen en uit te rekken.
Op sommige plekken in het lichaam is niet alleen stevigheid maar ook wat
beweeglijkheid nodig. Op deze plekken zit kraakbeen:
a. Waar de ribben aan het borstbeen vastzitten.
b. Tussen de wervels van de wervelkolom.
c. Op de uiteinden van de pijpbeenderen, als deel van de gewrichten.
d. Op de punt van de neus en in de oorschelp.
Een veel voorkomende ziekte in het botweefsel is osteoporose → aandoening
waarbij door het verlies van kalk onvoldoende nieuw bot wordt gevormd.
De botontkalking maakt het skelet brozer. Bij vrouwen begint dit al bij de
overgang, bij mannen later.