organisaties
Inge Bleijenbergh, tweede druk.
Hoofdstuk 1: Kwalitatief onderzoek in organisaties
Een onderzoek is een cyclisch proces, bestaande uit verschillende fases die je achtereenvolgend of
tegelijkertijd doorloopt. Cyclisch betekent dat je regelmatig terugkeert naar eerdere fasen om je
onderzoeksontwerp bij te stellen op basis van nieuwe inzichten. Elk hoofdstuk in dit boek gaat over
een onderzoeksfase.
De fasen zijn:
1. Het formuleren van een doelstelling en vraagstelling
2. Het verkrijgen van toegang tot een organisatie
3. Het meetbaar maken van de begrippen die je wilt onderzoeken
4. Het verzamelen van data
5. Het analyseren van data
6. Het beantwoorden van de vraagstelling door middel van een conclusie en discussie
Kwalitatief onderzoek betreft alle vormen van onderzoek die gericht zijn op talig materiaal zodat men
uitspraak kan doen over een verschijnsel in de werkelijkheid. Kwantitatief onderzoek betreft het
verzamelen van cijfermateriaal. Bij kwalitatief onderzoek kan je gebruik maken van transcripties van
interviews, veldverslagen van observaties en documenten. Het is arbeidsintensiever dan kwantitatief
onderzoek, omdat een open interview langer duurt dan een gesloten enquête. Er kunnen dus relatief
minder eenheden onderzocht worden dan bij kwantitatief onderzoek.
Een belangrijk begrip bij kwalitatief onderzoek is betekenisgeving: welke betekenis kennen mensen
toe aan verschijnselen binnen hun organisatie? Een voorbeeld van wat men goed kan onderzoeken
met kwalitatief onderzoek is organisatiecultuur. Ook is het geschikt om uitspraken te doen over de
context van een bepaald verschijnsel. Kwalitatief onderzoek is dus geschikt voor meervoudige
causaliteit (= het beschrijven van de wijze waarop meerdere oorzaken van een verschijnsel
samenhangen met elkaar).
Definitie organisatie = een formeel samenwerkingsverband tussen groepen mensen gericht op een
gemeenschappelijk doel
Waarom kwalitatief onderzoek: je kan algemene uitspraken doen over een groter aantal variabelen
dan bij kwantitatief onderzoek. Er is wel een minder nauwkeurig verband aan te tonen, dus
uitspraken blijven wat globaler (je onderzoekt immers minder eenheden), maar de samenhang
tussen variabelen en patronen hierin zijn goed in beeld te krijgen met kwalitatief onderzoek. We
noemen dit analytische generalisatie in plaats van statistische generalisatie.
De combinatie van kwantitatief en kwalitatief onderzoek is vaak heel geschikt om een sociaal
verschijnsel volledig in kaart te brengen. Beide vormen van dataverzameling vullen elkaar aan en
compenseren elkaars tekortkomingen. Dit wordt ook wel mixed-methodsonderzoek genoemd.
1
, De doelstelling van kwalitatief onderzoek kan zowel theoretisch als praktisch zijn. Je kan een bijdrage
leveren aan bestaande theorieën bijvoorbeeld, maar je kan ook concrete situaties veranderen,
verklaren, evalueren of beschrijven zodat je vervolgens praktische aanbevelingen kan doen.
Hoofdstuk 2: De doelstelling en vraagstelling
Het is belangrijk om tijd en moeite te investeren in het formuleren van je doelstelling, omdat je
daarmee je onderzoek in de juiste richting stuurt. Je legt de basis voor de centrale vraagstelling van je
onderzoek. Je doelstelling bestaat uit een verbinding tussen een extern (de theoretische of praktische
bijdrage die je wil leveren) en intern (door middel van welke kennis wil je dit leveren) doel. Je
vraagstelling wordt gebaseerd op basis van je interne doel.
Doelstelling = een methodologisch hulpmiddel dat beknopt en kernachtig vastlegt welke bijdrage het
onderzoek beoogt te leveren.
Vraagstelling = meest kernachtige weergave van dat wat je in het onderzoek te weten wil komen, dus
welke kennis is er voor nodig om eerder genoemde doelstelling te bereiken.
Kortom: je vraagstelling zet het externe doel van het onderzoek (welke bijdrage wil je leveren) om in
een intern doel (het soort kennis dat nodig is om de bijdrage te leveren).
Theoriegericht onderzoek
Theoriegericht onderzoek is gericht op het verkrijgen of uitbouwen van kennis en vindt vaak plaats
binnen wetenschappelijke instellingen of hogescholen. Het belangrijkste kenmerken van
theoriegericht onderzoek is dat het doen van algemeen geldige uitspraken over een sociaal
verschijnsel vooropstaat en dat toepasbaarheid van deze kennis van secundair belang is. Dit bevat de
fasen van empirisch onderzoek (theorie, operationaliseren, waarnemen, abstraheren).
Deductief onderzoek = vanuit bestaande theorie beginnen, dit toetsen en eventueel ontkrachten.
Inductief onderzoek = vanuit empirische waarnemingen beginnen, systematisch vergelijken en zo tot
algemeen geldige uitspraken (hypothesen) komen, die de basis kunnen vormen voor nieuwe theorie.
Deductief onderzoek gebruik je om theorie te toetsen, inductief onderzoek om theorie te vormen.
Het toetsen van een theorie kan gebruikt worden om een theorie te ontkrachten. Je stelt concrete
verwachtingen op en toetst of deze ook feitelijk uitkomen. Als dit niet zo is dan gaat de theorie
blijkbaar niet in alle gevallen op. Dit noem je ook wel het weerleggen van de theorie/het falsificeren
van de theorie. Dit is makkelijker, dan het bevestigen van een theorie, omdat je voor het falsificeren
van een theorie in principe maar één uitzondering nodig hebt (die laat zien dat de theorie niet altijd
opgaat).
Het vormen van een theorie is goed mogelijk met kwalitatief onderzoek. Je kan bijvoorbeeld een
sociaal verschijnsel in een organisatie in beeld brengen door middel van analytische generalisatie; het
generaliseren van algemene patronen. Je kan met kwalitatief onderzoek ook bijdragen aan een
overkoepelende theorie: the building block procedure. Je kan ook organisaties met elkaar vergelijken
door hetzelfde verschijnsel op verschillende plekken te onderzoeken. De methode van
overeenstemming gaat over het onderzoeken van heel verschillende organisaties die toch hetzelfde
sociale verschijnsel hebben (VB: klein familiebedrijf versus grote multinational met allebei
charismatisch leiderschap). De methode van verschil verwijst naar het selecteren van op elkaar
lijkende organisaties die juist niet hetzelfde sociale verschijnsel hebben (VB: twee ziekenhuizen
waarbij de ene wel een hoog ziekteverzuim heeft en de ander niet).
2