100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na je betaling Lees online óf als PDF Geen vaste maandelijkse kosten 4.2 TrustPilot
logo-home
Overig

Samenvatting arresten BTW

Beoordeling
-
Verkocht
-
Pagina's
23
Geüpload op
07-11-2023
Geschreven in
2022/2023

Samenvatting arresten BTW











Oeps! We kunnen je document nu niet laden. Probeer het nog eens of neem contact op met support.

Documentinformatie

Geüpload op
7 november 2023
Aantal pagina's
23
Geschreven in
2022/2023
Type
Overig
Persoon
Onbekend

Voorbeeld van de inhoud

ONDERNEMERSCHAP
HvJ Polysar
Het arrest Polysar is een uitspraak van het Europees Hof van Justitie van 20 juni 1991 (zaak
C-60/90), inzake de vraag of een holdingvennootschap belastingplichtig is wat betreft
de omzetbelasting.

Artikel 4 van de Zesde richtlijn moet aldus worden uitgelegd, dat een holdingvennootschap
wier enig doel is de deelneming in andere ondernemingen, zonder dat deze vennootschap zich
direct of indirect moeit in het beheer van deze ondernemingen, onverminderd de rechten van
deze holdingvennootschap als aandeelhouder of vennoot, niet de hoedanigheid van BTW-
plichtige heeft, zodat zij volgens artikel 17 van de Zesde richtlijn ook geen recht op aftrek
heeft. De omstandigheid dat de holdingvennootschap deel uitmaakt van een wereldwijd
concern dat onder één naam naar buiten optreedt, is irrelevant wanneer moet worden bepaald
of de vennootschap als BTW-plichtig moet worden aangemerkt.

Zuivere houdstermaatschappij zonder activiteiten is geen belastingplichtige voor de OB. De
financiële deelneming in andere ondernemingen als zodanig is namelijk niet aan te merken als
exploitatie van een zaak om er duurzaam opbrengst uit te verkrijgen, omdat het eventuele
dividend voortspruit uit de loutere eigendom van het goed.

Een holdingvennootschap met als enig doel de deelneming in andere ondernemingen, zonder
dat deze vennootschap zich direct of indirect moeit in het beheer van deze ondernemingen,
onverminderd de rechten van deze holdingvennootschap als aandeelhouder of vennoot, heeft
niet de hoedanigheid van BTW-plichtige, zodat zij ook geen recht op aftrek heeft.
De omstandigheid dat de holdingvennootschap onderdeel uitmaakt van een wereldwijd
concern dat onder één naam naar buiten optreedt, is irrelevant wanneer moet worden bepaald
of de vennootschap als BTW-plichtig moet worden aangemerkt.

Een zuivere holding (passief) die enkel aandelen houdt, verricht geen activiteiten onder
bezwarende titel in het economisch verkeer. (dus geen ondernemer), dus niet belast, dus geen
recht op aftrek. Indien er managementfee’s in rekening worden gebracht aan onderhangende
werkmaatschappijen dan wél deelname aan economisch verkeer (immers prestaties (bv
sturing) tegen vergoeding). Onder goedkeuring van de staatssecretaris kunnen zuivere
holdings, indien zij een sturende en beleidsbepalende functie hebben, echter wel in een fiscale
eenheid worden opgenomen.

HvJ Polysar (het houden van aandelen is geen economische activiteit)
Het houden van aandelen is geen economische activiteit, omdat er in beginsel geen
vergoeding is en er ook geen sprake is van een prestatie onder bezwarende titel. Er is wel
sprake van een economische activiteit wanneer er direct of indirect wordt gemoeid met het
beheer van de vennootschappen waarin wordt gehouden.

,HvJ Floridienne/Berginvest
Van de noemer van de breuk die dient voor het berekenen van het pro rata voor de toepassing
van de aftrek moeten worden uitgesloten:
– de dividenden die dochterondernemingen uitkeren aan hun holdingvennootschap die voor
andere activiteiten aan de btw is onderworpen en ten behoeve van deze
dochterondernemingen diensten inzake beheer verricht, en
– de rente die deze dochterondernemingen aan hun holdingvennootschap betalen op
leningen die deze laatste hun heeft toegekend, wanneer deze leningen geen economische
activiteit van de holdingvennootschap zijn.

Wanneer een moedervennootschap de dividenden van de dochtervennootschap niet int doch
omzet in de vorm van een lening aan de dochter tegen een bescheiden rentevergoeding, deze
eenvoudige vorm van herbelegging niet kan worden gezien als een economische activiteit

Uit het arrest Floridienne & BergInvest volgt dat er sprake is van (in)directe inmenging in het
beheer van een deelneming voor zover de inmenging gepaard gaat met handelingen die aan de
btw zijn onderworpen, zoals het verrichten van administratieve, boekhoudkundige en
informatiediensten door de houdstermaatschappij ten behoeve van de dochtermaatschappij.17
De wijze waarop het Hof van Justitie EU in dit arrest het begrip (in)directe inmenging
vormgeeft is veelvuldig herhaald in latere rechtspraak18.

Het arrest Floridienne & BergInvest12 was belangrijk omdat het Hof van Justitie EU in dit
arrest aangaf onder welke voorwaarden inmenging in het beheer van een deelneming een
economische activiteit is.13 Het Hof van Justitie EU oordeelde dat dit het geval is wanneer de
inmenging in het beheer van een dochtervennootschap gepaard gaat met handelingen die aan
de btw zijn onderworpen op grond van artikel 2 van de Zesde richtlijn. Deze overweging van
het Hof van Justitie EU is bevestigd in het arrest Cibo Participations SA14 en vervolgens in
diverse arresten herhaald.

, HvJ Larentia / Minerva
Aftrek voor holding die moeit tegen vergoeding

Art 17 leden 2 en 5 Zesde richtlijn moet aldus worden uitgelegd dat:
– de kosten in verband met de verwerving van deelnemingen in dochterondernemingen,
gemaakt door een holding die aan het beheer van die dochterondernemingen deelneemt en
aldus een economische activiteit uitoefent, moeten worden geacht deel uit te maken van haar
algemene kosten en de over die kosten voldane btw in beginsel volledig moet worden
afgetrokken, tenzij bepaalde in een later stadium verrichte economische handelingen zijn
vrijgesteld van btw, in welk geval het recht op aftrek enkel kan worden uitgeoefend volgens
de regels van art 17 lid 5 Zesde richtlijn;

– ingeval een holding kosten heeft gemaakt voor de verwerving van deelnemingen in
dochterondernemingen en zij slechts aan het beheer van bepaalde van deze
dochterondernemingen deelneemt en met betrekking tot de andere dochterondernemingen
geen economische activiteiten verricht, deze kosten slechts voor een deel kunnen worden
geacht deel uit te maken van haar algemene kosten, zodat enkel de btw die is voldaan over
kosten die inherent zijn aan de economische activiteit kan worden afgetrokken. Welk gedeelte
van de totale kosten inherent is aan de economische activiteit, wordt bepaald aan de hand van
verdeelcriteria die worden vastgelegd door de lidstaten, die bij de uitoefening van die
bevoegdheid rekening moeten houden met het doel en de opzet van de Zesde richtlijn –
waarbij het aan de nationale rechter staat om dit te verifiëren – en derhalve in een
berekeningsmethode moeten voorzien die objectief weergeeft welk deel van de in een eerder
stadium gemaakte kosten werkelijk toe te rekenen is aan de economische activiteit en welk
deel aan de niet-economische activiteit.

Art 4 lid 4 tweede alinea Zesde richtlijn staat in de weg aan een nationale wettelijke regeling
die de mogelijkheid om een groep van personen te vormen die voor de btw als één enkele
belastingplichtige kan worden beschouwd, voorbehoudt aan entiteiten die
rechtspersoonlijkheid bezitten en die middels een verhouding van ondergeschiktheid zijn
verbonden aan het overkoepelende orgaan van deze groep, behalve indien deze twee vereisten
nodig en geschikt zijn ter verwezenlijking van de doelstelling misbruik te voorkomen of van
de doelstelling belastingfraude of -ontwijking te bestrijden. Het staat aan de verwijzende
rechter om na te gaan of dit in casu het geval is.
Art 4 lid 4 Zesde richtlijn heeft geen rechtstreekse werking die de belastingplichtigen in staat
stelt zich tegenover hun lidstaat op deze bepaling te beroepen ingeval de wetgeving van hun
lidstaat niet verenigbaar is met die bepaling en evenmin in overeenstemming ermee kan
worden uitgelegd.

Op 16 juli 2015 heeft het Hof van Justitie (hierna: HvJ) arrest gewezen in twee zaken, de zaak
Larentia + Minerva en de zaak Marenave. Het HvJ oordeelt dat een moeiende houdster (een
holding die dochterondernemingen beheert) die tegen vergoeding met btw belaste prestaties
verricht, alle inkoop-btw in aftrek mag brengen. Het betreft hier kosten die zijn maakt in
verband met het bijeenbrengen van kapitaal voor de verwerving van aandelen in
dochterondernemingen.
€7,99
Krijg toegang tot het volledige document:

100% tevredenheidsgarantie
Direct beschikbaar na je betaling
Lees online óf als PDF
Geen vaste maandelijkse kosten

Maak kennis met de verkoper
Seller avatar
Isa777

Maak kennis met de verkoper

Seller avatar
Isa777 Universiteit Leiden
Bekijk profiel
Volgen Je moet ingelogd zijn om studenten of vakken te kunnen volgen
Verkocht
1
Lid sinds
2 jaar
Aantal volgers
1
Documenten
53
Laatst verkocht
8 maanden geleden

0,0

0 beoordelingen

5
0
4
0
3
0
2
0
1
0

Recent door jou bekeken

Waarom studenten kiezen voor Stuvia

Gemaakt door medestudenten, geverifieerd door reviews

Kwaliteit die je kunt vertrouwen: geschreven door studenten die slaagden en beoordeeld door anderen die dit document gebruikten.

Niet tevreden? Kies een ander document

Geen zorgen! Je kunt voor hetzelfde geld direct een ander document kiezen dat beter past bij wat je zoekt.

Betaal zoals je wilt, start meteen met leren

Geen abonnement, geen verplichtingen. Betaal zoals je gewend bent via iDeal of creditcard en download je PDF-document meteen.

Student with book image

“Gekocht, gedownload en geslaagd. Zo makkelijk kan het dus zijn.”

Alisha Student

Veelgestelde vragen