Aangeven hoe cellen kunnen communiceren en hoe ze een respons geven op
bepaalde signalen.
communicatie bij bacteriën (eencelligen)
1. populatiedichtheid
● quorum sensing: regulatie
mechanisme waarmee bacteriën
aan de hand van signaalmoleculen
hun genexpressie afstemmen op de
populatiedichtheid
● signaalmoleculen van andere
bacteriële cellen detecteren →
bacteriën kunnen hun lokale
celdichtheid controleren
● bijv. vorming biofilm: verzameling
bacteriële cellen die aan een
oppervlak zijn gehecht
○ biofilm beschermt de cellen erin
2. nutriënten beschikbaarheid
● in de bodem levende bacteriën gebruiken chemische signalen om informatie
over de beschikbaarheid van voedingsstoffen te delen
○ voedsel schaars → cellen scheiden signaalmolecuul af → naburige
cellen aggregeren → vruchtlichaam (fruiting body)
communicatie bij eencellige eukaryoten
● gist kan haploïd (1 set chromosomen) zijn
○ a en α (seksuele reproductie)
○ scheiden mating factors (signaalmoleculen) (korte peptides) uit
○ fuseren tot diploïd organisme → verder als haploïd organisme
● vanuit eencelligen is celcommunicatie verder geëvolueerd naar signalering in
meercelligen
cellen geven een respons op bepaalde signalen via signaaltransductie pathways
1. ontvangst
2. transductie
3. respons
, leerdoelen les 5 – hoofdstuk 9 Celsignalering – moleculaire biologie (B-B1MB05)
Weten dat communicatie tussen cellen op lokale afstand kan plaatsvinden, maar ook
over grote afstanden.
cel-cel communicatie
communicatie door direct contact
1. cell junctions
● stoffen diffunderen door kanaaltjes
○ gap junction (dierlijke cellen)
○ plasmodesmata (plantencellen)
2. cell-cell recognition
● moleculen op de celoppervlaktes binden aan elkaar
● signaal wordt doorgegeven aan binnenkant cel
communicatie door uitgescheiden moleculen
1. lokaal
● paracrien (paracriene signalering)
○ bijv. groeifactoren
○ meerdere cellen ontvangen
● autocrien (autocriene signalering)
● synaptische signalering
○ gespecialiseerd
○ zenuwstelsel
2. lange afstand
● endocrien
○ signaalstof is hormoon
■ in lichaamsvloeistof
○ lange afstand → specifiek
Drie stadia van celsignalering aangeven.
1. ontvangst: signaalmolecuul bindt aan receptor op de signaalontvangende cel
2. transductie: receptor geeft signaal door aan eiwitten (relay moleculen) in de cel
3. respons: signaal komt aan bij molecuul → respons
Aangeven dat een signaalmolecuul bindt aan een specifiek receptoreiwit, wat leidt
tot conformatieverandering in de receptor.
receptoren
● binding signaalmolecuul (ligand) en receptor is zeer specifiek
● receptor verandert van conformatie (vorm) na het binden met de ligand
● meestal zitten receptoren in het plasmamembraan