Burgerlijk recht I – aantekeningen hoorcollege 1 t/m 6
Hoorcollege 1: inleiding
Overzicht:
- Goederen: zaken en vermogensrechten. (art. 3:1 BW)
- Zaken: roerend en onroerend, registergoederen en niet-registergoederen.
- Vermogensrechten: vorderingen en andere rechten. (art. 3:6 BW)
- Zaakseenheid: wat is bij elkaar één zaak?
- Afhankelijke rechten: als een goederenrechtelijk recht afhankelijk en
verbonden is met een vordering. Het recht gaat teniet als de vordering teniet
gaat. pand- en hypotheekrechten.
- Zaaksgevolg: als een zaak berust is met een beperkt recht, blijft het altijd
bezwaard met het beperkte recht. Goederenrechtelijke rechten volgen altijd de
zaak waarop het rust.
- Prioriteit: een eerder gevestigd goederenrechtelijk recht gaat voor een later
gevestigd goederenrechtelijk recht.
Overdracht:
1. Is het goed overdraagbaar? (art. 3:83 BW)
2. Toetsen aan titel, levering en beschikkingsbevoegdheid. (art. 3:84 BW)
Eigendom, bezit en houderschap:
- Eigendom is een juridische kwalificatie. Bezit en houderschap zijn feitelijke
kwalificaties. (art. 3:108 BW)
- Eigendom: juridisch eigendomsrecht.
- Bezit: feitelijke macht uitoefenen voor jezelf. (art. 3:107 lid 1 BW)
- Houderschap: feitelijke macht uitoefenen voor een ander.
- Middellijk of onmiddellijk bezit en houderschap. (art. 3:107 lid 2, 3 en 4 BW)
- Bezitsverschaffing. (art. 3:90 BW)
Onmiddellijk. (art. 3:114 BW)
CP. (art. 3:115 sub a BW)
Brevi manu. (art. 3:115 sub b BW)
Longa manu. (art. 3:115 sub c BW)
- CP-levering door de bezitter of houder. (art. 3:90 lid 2 en 3:111 BW)
Derdenbescherming:
, - Roerende zaken, niet-registergoederen. (art. 3:86 BW)
Goede trouw.
Anders dan om niet.
- Registergoederen en vorderingen. (art. 3:88 BW)
Goede trouw.
Beschikkingsonbevoegdheid als gevolg van een ongeldige vroegere
overdracht, niet als gevolg van de beschikkingsonbevoegdheid van de
toenmalige vervreemder. titelgebrek of leveringsgebrek.
- Algemene derdenbescherming. (art. 3:36 BW)
Gerechtvaardigd vertrouwen.
Toedoen van een derde.
Risico van de derde.
Vestiging van beperkte rechten (art. 3:98 BW):
1. Overdraagbaarheid. (art. 3:98 jo. 3:83 BW)
2. Titel.
3. Vestigingshandeling. (art. 3:98 jo. art. 3:89 t/m 3:95 BW)
4. Beschikkingsbevoegdheid. (art. 3:98 jo. art. 3:86 en 3:88 BW)
Overige wijzen van eigendomsverkrijging:
- Verjaring.
Verkrijgende verjaring: door een bezitter te goeder trouw na drie of tien
jaar. (art. 3:99 BW)
Bevrijdende verjaring: door een bezitter, ook te kwader trouw, na 20 jaar.
(art. 3:105 en 3:106 BW)
- Toe-eigening van een res nullius/res derelicta. (art. 5:4 BW)
- Vinderschap en schatvinding. (art. 5:5 t/m 5:13 BW)
- Natrekking, vermenging en zaaksvorming. (art. 5:14 t/m 5:16 BW)
- Natrekking van onroerende zaken. (art. 3:4 jo. 5:3 en 5:20 BW)
Verhaalsrecht: verhaal op goederen van de insolvente schuldenaar.
Is de schuldenaar failliet? Is er een recht van pand of hypotheek?
- Indien er geen recht van pand of hypotheek is, kun je buiten faillissement
beslag leggen, en in faillissement verificatie.
- Indien er wel een recht van pand of hypotheek is, heb je buiten faillissement
recht van parate executie en in faillissement separatisme.
Hoorcollege 2: natrekking onroerende zaken
Wat behoort tot de eigendom van de grond?
, 1. Gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd. (art. 3:3 en
5:20 lid 1 sub e BW) directe vereniging.
Als het direct verenigd is met de grond, is het onroerend, en wordt het
nagetrokken met de grond. 2 consequenties.
HR Woonark, HR Havenkranen en HR Portacabin.
2. Alles wat bestanddeel is van die gebouwen of werken. (art. 3:4 jo. 5:3 BW)
indirecte vereniging.
Alle onderdelen van een gebouw, worden nagetrokken door het gebouw,
het gebouw wordt nagetrokken door de grond.
HR Depex en HR Prorail/Rijswijk.
Onderscheid maken tussen of iets door het gebouw wordt nagetrokken of dat iets
door de grond wordt nagetrokken.
- Directe vereniging: de grond.
- Indirecte vereniging: de onderdelen van het gebouw.
Consequenties van een onroerende zaak:
- Overdrachtsbelasting en onroerendezaakbelasting.
- Levering en vestiging van beperkte rechten.
- Pand of hypotheek.
- Erfpacht, erfdienstbaarheid en opstal.
- Splitsing in appartementsrechten.
Consequenties van bestanddeel:
- Verlies en aanwas van eigendom.
- Beperkte rechten.
Onroerende zaken:
- De grond.
- Alles wat duurzaam met de grond verenigd is.
Uitzonderingen op onroerende zaken:
- Kabels en leidingen door andermans grond zijn een zelfstandige onroerende
zaak. (art. 5:20 lid 2 BW)
Een netwerk van kabels en leidingen kan een zelfstandige onroerende
zaak zijn. Het hoort dan niet meer bij een perceel.
- Opstalrecht doorbreekt de natrekking. (art. 5:101 BW) tenzij de wet anders
bepaalt. (art. 5:20 lid 1 BW)
- Planten vereisen geen duurzame vereniging, maar alleen vereniging. (art.
5:20 lid 1 sub f BW)
Gebouwen en werken: alles wat door mensen is gemaakt. (art. 3:3 en 5:20 lid 1 sub
e BW) breed begrip.
Stappenplan:
1. Is de zaak verenigd met de grond? HR Woonark en HR Havenkranen.
Hoorcollege 1: inleiding
Overzicht:
- Goederen: zaken en vermogensrechten. (art. 3:1 BW)
- Zaken: roerend en onroerend, registergoederen en niet-registergoederen.
- Vermogensrechten: vorderingen en andere rechten. (art. 3:6 BW)
- Zaakseenheid: wat is bij elkaar één zaak?
- Afhankelijke rechten: als een goederenrechtelijk recht afhankelijk en
verbonden is met een vordering. Het recht gaat teniet als de vordering teniet
gaat. pand- en hypotheekrechten.
- Zaaksgevolg: als een zaak berust is met een beperkt recht, blijft het altijd
bezwaard met het beperkte recht. Goederenrechtelijke rechten volgen altijd de
zaak waarop het rust.
- Prioriteit: een eerder gevestigd goederenrechtelijk recht gaat voor een later
gevestigd goederenrechtelijk recht.
Overdracht:
1. Is het goed overdraagbaar? (art. 3:83 BW)
2. Toetsen aan titel, levering en beschikkingsbevoegdheid. (art. 3:84 BW)
Eigendom, bezit en houderschap:
- Eigendom is een juridische kwalificatie. Bezit en houderschap zijn feitelijke
kwalificaties. (art. 3:108 BW)
- Eigendom: juridisch eigendomsrecht.
- Bezit: feitelijke macht uitoefenen voor jezelf. (art. 3:107 lid 1 BW)
- Houderschap: feitelijke macht uitoefenen voor een ander.
- Middellijk of onmiddellijk bezit en houderschap. (art. 3:107 lid 2, 3 en 4 BW)
- Bezitsverschaffing. (art. 3:90 BW)
Onmiddellijk. (art. 3:114 BW)
CP. (art. 3:115 sub a BW)
Brevi manu. (art. 3:115 sub b BW)
Longa manu. (art. 3:115 sub c BW)
- CP-levering door de bezitter of houder. (art. 3:90 lid 2 en 3:111 BW)
Derdenbescherming:
, - Roerende zaken, niet-registergoederen. (art. 3:86 BW)
Goede trouw.
Anders dan om niet.
- Registergoederen en vorderingen. (art. 3:88 BW)
Goede trouw.
Beschikkingsonbevoegdheid als gevolg van een ongeldige vroegere
overdracht, niet als gevolg van de beschikkingsonbevoegdheid van de
toenmalige vervreemder. titelgebrek of leveringsgebrek.
- Algemene derdenbescherming. (art. 3:36 BW)
Gerechtvaardigd vertrouwen.
Toedoen van een derde.
Risico van de derde.
Vestiging van beperkte rechten (art. 3:98 BW):
1. Overdraagbaarheid. (art. 3:98 jo. 3:83 BW)
2. Titel.
3. Vestigingshandeling. (art. 3:98 jo. art. 3:89 t/m 3:95 BW)
4. Beschikkingsbevoegdheid. (art. 3:98 jo. art. 3:86 en 3:88 BW)
Overige wijzen van eigendomsverkrijging:
- Verjaring.
Verkrijgende verjaring: door een bezitter te goeder trouw na drie of tien
jaar. (art. 3:99 BW)
Bevrijdende verjaring: door een bezitter, ook te kwader trouw, na 20 jaar.
(art. 3:105 en 3:106 BW)
- Toe-eigening van een res nullius/res derelicta. (art. 5:4 BW)
- Vinderschap en schatvinding. (art. 5:5 t/m 5:13 BW)
- Natrekking, vermenging en zaaksvorming. (art. 5:14 t/m 5:16 BW)
- Natrekking van onroerende zaken. (art. 3:4 jo. 5:3 en 5:20 BW)
Verhaalsrecht: verhaal op goederen van de insolvente schuldenaar.
Is de schuldenaar failliet? Is er een recht van pand of hypotheek?
- Indien er geen recht van pand of hypotheek is, kun je buiten faillissement
beslag leggen, en in faillissement verificatie.
- Indien er wel een recht van pand of hypotheek is, heb je buiten faillissement
recht van parate executie en in faillissement separatisme.
Hoorcollege 2: natrekking onroerende zaken
Wat behoort tot de eigendom van de grond?
, 1. Gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd. (art. 3:3 en
5:20 lid 1 sub e BW) directe vereniging.
Als het direct verenigd is met de grond, is het onroerend, en wordt het
nagetrokken met de grond. 2 consequenties.
HR Woonark, HR Havenkranen en HR Portacabin.
2. Alles wat bestanddeel is van die gebouwen of werken. (art. 3:4 jo. 5:3 BW)
indirecte vereniging.
Alle onderdelen van een gebouw, worden nagetrokken door het gebouw,
het gebouw wordt nagetrokken door de grond.
HR Depex en HR Prorail/Rijswijk.
Onderscheid maken tussen of iets door het gebouw wordt nagetrokken of dat iets
door de grond wordt nagetrokken.
- Directe vereniging: de grond.
- Indirecte vereniging: de onderdelen van het gebouw.
Consequenties van een onroerende zaak:
- Overdrachtsbelasting en onroerendezaakbelasting.
- Levering en vestiging van beperkte rechten.
- Pand of hypotheek.
- Erfpacht, erfdienstbaarheid en opstal.
- Splitsing in appartementsrechten.
Consequenties van bestanddeel:
- Verlies en aanwas van eigendom.
- Beperkte rechten.
Onroerende zaken:
- De grond.
- Alles wat duurzaam met de grond verenigd is.
Uitzonderingen op onroerende zaken:
- Kabels en leidingen door andermans grond zijn een zelfstandige onroerende
zaak. (art. 5:20 lid 2 BW)
Een netwerk van kabels en leidingen kan een zelfstandige onroerende
zaak zijn. Het hoort dan niet meer bij een perceel.
- Opstalrecht doorbreekt de natrekking. (art. 5:101 BW) tenzij de wet anders
bepaalt. (art. 5:20 lid 1 BW)
- Planten vereisen geen duurzame vereniging, maar alleen vereniging. (art.
5:20 lid 1 sub f BW)
Gebouwen en werken: alles wat door mensen is gemaakt. (art. 3:3 en 5:20 lid 1 sub
e BW) breed begrip.
Stappenplan:
1. Is de zaak verenigd met de grond? HR Woonark en HR Havenkranen.