We gaan in deze lesbrief kijken naar verschillende marktmechanismen: Wat gebeurt er met de vraag
als prijzen en inkomens veranderen? Wat gebeurt er met het aanbod als prijzen veranderen?
We gaan leren om een verdeling in kostensoorten te maken, en deze informatie te gebruiken om te
bepalen hoe je minimaal quitte kunt spelen + maximale winst te bepalen.
Vraag & aanbod op de arbeidsmarkt.
Hoofdstuk 1: Markten
Concrete markt: Vragers en aanbieders komen direct met elkaar in contact.
Abstracte markt: Het geheel van vraag en aanbod naar een bepaald product.
Goederen/dienstenmarkt
Arbeidsmarkt
Vermogensmarkt
valutamarkt
Indexcijfer omzet = indexcijfer afzet x indexcijfer prijs / 100
Hoofdstuk 2: Vraag: op zoek naar een spijkerbroek
De vraag naar een product wordt beïnvloed door een aantal zaken. (Merk, kwaliteit, kleur, enz) Maar
één van de belangrijkste factoren is de prijs.
Qv = Gevraagde hoeveelheid
P = Prijs
Door deze twee waarden in een functie weer te geven, kunnen we het verband zien tussen Qv en P: -
- Positieve verband: als P stijgt, stijgt Qv
- Negatief verband: als P stijgt, daalt Qv en andersom
Bijv de vraag van Ilse naar spijkerbroek: Qv= - 0,05P + 6
Deze vergelijking laat het verband zien tussen vraag en prijs, als de overige omstandigheden
onveranderd blijven Ceteris paribus
Verschuiving langs de vraaglijn: Als prijs verandert, verandert de vraag maar de vergelijking
blijft hetzelfde lijn is onveranderd verschuiving langs de vraaglijn
Verschuiving van de vraaglijn: Als een andere factor dan de prijs er voor zorgt dat de vraag
verandert functie verandert vraaglijn verschuift
Verschil tussen verschuiving van en langs de prijsvraagcurve
Van: consumenten kopen meer of minder producten zonder dat de prijs verandert
Langs: geeft aan in hoeverre ze meer of minder kopen bij een prijsverandering
, Verschuiving naar links: Vraag neemt af
Verschuiving naar rechts: Vraag neemt toe
Individuele vraag naar collectieve vraag Alle Qv’s optellen, P blijft hetzelfde.
Bij een prijs van € 10 heeft Jan een vraag van 5, Piet van 3 en Koos van 10.
Collectieve vraag van de drie mannen samen is 5+3+10 = 18
Deze collectieve vraag kunnen we tekenen in de collectieve vraaglijn.
Om dit te doen is het altijd handig om de 2 snijpunten te berekenen en hierdoor een lijn te trekken
Qv = 0 P = ???
P = 0 Qv = ???
Prijselasticiteit
Op welke mate reageert de vraag op een prijsverandering?
Ev= prijselasticiteit van de vraag
Ev = procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid/ procentuele verandering van de
gevraagde prijs
Ev= % ∆ Qv / % ∆ p
Uitkomsten:
Ev > 1 vraag is elastisch (als prijs met 1% verandert, reageert de vraag daar sterker op)
Ev < 1 vraag is inelastisch (als prijs met 1% verandert reageert de vraag met minder dan 1%)
Invloed van prijs van ander goed
De vraag kan ook veranderen door een andere oorzaak:
Dit kan bijvoorbeeld doordat de prijs van andere goederen verandert.
Substitutiegoederen: Goederen die elkaar kunnen vervangen
Complementaire goederen: Goederen die elkaar aanvullen (Koffie en koffiemelk)
Kruiselingse elasticiteit: De prijs van een vervangend goed is van invloed op de vraag naar een ander
goed (Ek)
Ek= % ∆ Qv / % ∆ P ander goed
Bij substitutiegoederen positief verband (als de prijs van een vervangend product stijgt, zal de
vraag naar jouw product groter worden
Bij complementaire goederen negatief verband (Als de prijs van een aanvullend product stijgt,
daalt de vraag naar dat product en daarmee ook naar het complementaire goed