LEEREENHEID 11
“ZEKERHEIDSRECHTEN: PAND- EN HYPOTHEEKRECHT; VOORRECHT EN
RETENTIERECHT”
LEERDOELEN
1- Wat houdt art. 3:276 BW in?
2- Welk beginsel is in art. 3:227, eerste lid neergelegd en wat houdt dit in?
3- Wat houdt een voorrecht in en waar zijn deze voorrechten geregeld?
4- Wat is een retentierecht, wanneer komt aan een crediteur een retentierecht toe en
tegen wie kan dat worden ingeroepen?
5- Welke zekerheidsrechten zijn er en waar zijn deze geregeld?
6- Welke partijen kunnen worden onderscheiden bij het vestigen van een pandrecht?
7- Welke vereisten zijn gesteld aan de vestiging van een geldig pandrecht?
8- welke uitzondering bestaat er op het vereiste van beschikkingsbevoegdheid van de
pandgever?
9- Hoe op de verschillende goederen een pandrecht kan worden gevestigd.
10- Wat een stilpandrecht inhoudt en welk instituut we daaronder het oude recht voor
kenden.
11- Welke bevoegdheden een pandhouder heeft.
12- Op welke wijzen een pandrecht tenietgaat.
13- Welke partijen er kunnen zijn bij de vestiging van een hypotheekrecht.
14- Welke vereisten zijn gesteld aan de vestiging van een geldig hypotheekrecht.
15- Welke uitzondering er bestaat op het vereiste van beschikkingsbevoegdheid van
de hypotheekgever.
16- Welke rechten een hypotheekhouder heeft.
17- Welke bedingen door de hypotheekhouder kunnen worden gemaakt.
18- Op welke wijze een hypotheekrecht tenietgaat.
VERHAALSRECHT
Indien een debiteur een vordering die een crediteur op hem heeft, niet betaald dan kan
een crediteur verhaal zoeken op het vermogen / goederen van de debiteur.
Het verhaalsrecht op goederen is opgenomen in Boek 3 titel 10. Art. 3:276 is de
hoofdregel van het verhaalsrecht: tenzij de wet of een overeenkomst ander bepaalt, kan
een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar verhalen.
Voorbeeld
Martens verkoopt aan Betje een bankstel voor 3000,-. Betje betaald niet. Maartens gaat na
diverse aanmaningen over tot dagvaarding van Betje voor de rechter. Betje wordt veroordeeld tot
betaling van de koopprijs. Betje betaald echter weer niet. Het vonnis van de rechter heeft
executoriale titel / kracht d.w.z. dat deze door een partij ten uitvoer kan worden gelegd. Een
deurwaarde maakt proces-verbaal van beslag op van de in beslag genomen goederen van Betje.
Betje wordt ten aanzien van deze goederen beschikkingsonbevoegd. Vervolgens worden de
goederen in het openbaar door de deurwaarde verkocht en verrekent waardoor aan de vordering
van de crediteur is voldaan.
1/29
, Een schuldenaar is dus met al zijn goederen = vermogen aansprakelijk voor een
persoonlijke verbintenis.
In art. 3:276 zijn een drietal uitzonderingen opgenomen t.a.v. van goederen waarop
verhaalsrecht niet mogelijk is:
a. Tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaald : bij wet kan worden bepaald dat
er geen verhaalsrecht op bepaalde goederen kan worden gezocht. Bijvoorbeeld art.
447 en 448 zoals kleding, bed, eten voor een maand, gereedschap voor
beroepsuitoefening e.d.
b. Bij wet is bepaald dat het beslag aan beperkingen onderhevig is. Een voorbeeld is
475 Rv m.b.t. loonbeslag. Dit kan pas boven een bepaald bedrag.
c. Bij overeenkomst tussen schuldeiser en schuldenaar kan worden afgesproken dat
beslag op bepaalde goederen niet mogelijk is of zelfs helemaal geen verhaal op het
vermogen van de schuldenaar kan worden gezocht.
Een schuldenaar kan meer dan één schuldeisers hebben. Art. 3:277, eerste lid bepaald
hierover: dat schuldeisers hebben onderling een gelijk recht om, na voldoening van de
kosten van executie, uit de netto-opbrengst van de goederen van hun schuldenaar te
worden voldaan naar evenredigheid van ieders vordering, behoudens de door de wet
erkende redenen van voorrang.
De hoofdregel is dat alle schuldeisers gelijk in rang zijn = het beginsel van paritas
creditorum.
Voor persoonlijke rechten gelijk in rang geld dus niet het droit de priorite wat wel geldt bij
goederenrechtelijke rechten!
Voorbeeld
Derks heeft een vordering op Casper van 10.000,- uit een koopovereenkomst = een persoonlijk
recht. Evers heeft een vorderingsrecht op Casper van 5.000,- = een persoonlijk recht.
Derks en Evers leggen executoriaal beslag. De opbrengst van de openbare verkoop is 6.000,-.
Op grond van het paritas creditorum wordt de opbrengst naar evenredigheid tussen Derks en
Evers verdeeld.
Het vorderingsrecht van Derks staat tot het vorderingsrecht van Evers als 2:1. Derks krijgt dus 2/3
van 6.000 (= 4.000) en Evers dus 1/3 van 6.000 (=2.000).
Voor het restant blijven Derks en Evers crediteur van Casper.
Indien er veel crediteuren zijn is het veelal verstandiger om het faillissement van die
debiteur aan te vragen dan ieder voor zich verhaal te gaan halen. Art. 1 Fw bepaald dat
indien een schuldenaar ophoudt te betalen bij rechterlijk vonnis failliet kan worden
verklaard. De toestand van ophouden met betalen is aanwezig als er meerdere
2/29
, crediteuren aanwezig zijn en minimaal een opeisbare vordering is die onbetaald is
gebleven.
Bij een faillissement wordt er beslag op het hele vermogen van een schuldenaar gelegd
t.b.v. de gezamenlijke schuldeisers. Vaak wordt er dan een curator benoemd die dan zorg
draagt voor de openbare verkoop en de verdeling van de opbrengst daarvan onder de
crediteuren. Voor zover de vordering van een crediteur niet volledig wordt betaald,
behoudt hij deze op de schuldenaar. Dus deze kan dan later nog worden geïnd.
Een uitzondering die wordt gemaakt op de hoofdregel van paritas creditorum is :
behoudens de door de wet erkende redenen van voorrang. De wet geeft namelijk
bepaalde schuldeisers voorrang boven andere schuldeisers. Deze staan in art. 3:277.
In art. 3:277, tweede lid wordt nog een wettelijke basis voor de overeenkomst van
achterstelling gegeven. Bij deze overeenkomst behoudt de crediteur zijn verhaalsrecht
op alle goederen van de debiteur, maar verlaagt hij deze jegens andere crediteuren
toekomende rang t.o.v. alle of ten opzicht van sommige.
Indien A, crediteur van C, bijvoorbeeld een verhaalsrecht heeft welke wettelijke voorrang heeft
boven het verhaalsrecht dat crediteur B op C heeft, dan kan A met C afspreken dat het
verhaalsrecht van B voorrang heeft boven zijn verhaalsrecht op C.
Deze achterstelling komt vaak voor om een sanering van een onderneming mogelijk te maken.
In art. 3:278 staat dat voorrang voortvloeit uit pand, hypotheek en voorrecht en uit de
andere in de wet aangegeven gronden. Pand- en hypotheekrecht geven aan de
gerechtigde een goederenrechtelijk recht naast zijn persoonlijk recht. Daarom heeft hij
met andere crediteur niks te maken. Pand- en hypotheekhouder zijn separatist. Voorrecht
geeft aan een crediteur een bepaalde voorrang boven andere crediteuren.
VOORRECHTEN
Een voorrecht vormt een doorbreking van de paritas-creditorum-regel.
Een omschrijving van het voorrecht is niet in de wet te vinden. Het kan omschreven
worden als een recht dat aan een schuldeiser toekomt om zijn vordering op een debiteur
met voorrang door de wet toegekend, boven andere schuldeisers te verhalen.
De voorrangsregelingen spelen vaak een rol bij een faillissement van de debiteur. Een
crediteur met een voorrecht = preferente crediteur staat tegenover een concurrente
crediteur (deze hebben onderling een gelijk verhaalsrecht).
Hoe kunnen voorrechten ontstaan? Voorrechten ontstaan alleen uit de wet en rusten
of op bepaalde goederen of op alle tot een vermogen behorende goederen. Voorrechten
kunnen dus niet buiten de formele wet om, door bijvoorbeeld een lagere wetgeving of
overeenkomst ontstaan.
Welke soorten voorrechten zijn er?
3/29
“ZEKERHEIDSRECHTEN: PAND- EN HYPOTHEEKRECHT; VOORRECHT EN
RETENTIERECHT”
LEERDOELEN
1- Wat houdt art. 3:276 BW in?
2- Welk beginsel is in art. 3:227, eerste lid neergelegd en wat houdt dit in?
3- Wat houdt een voorrecht in en waar zijn deze voorrechten geregeld?
4- Wat is een retentierecht, wanneer komt aan een crediteur een retentierecht toe en
tegen wie kan dat worden ingeroepen?
5- Welke zekerheidsrechten zijn er en waar zijn deze geregeld?
6- Welke partijen kunnen worden onderscheiden bij het vestigen van een pandrecht?
7- Welke vereisten zijn gesteld aan de vestiging van een geldig pandrecht?
8- welke uitzondering bestaat er op het vereiste van beschikkingsbevoegdheid van de
pandgever?
9- Hoe op de verschillende goederen een pandrecht kan worden gevestigd.
10- Wat een stilpandrecht inhoudt en welk instituut we daaronder het oude recht voor
kenden.
11- Welke bevoegdheden een pandhouder heeft.
12- Op welke wijzen een pandrecht tenietgaat.
13- Welke partijen er kunnen zijn bij de vestiging van een hypotheekrecht.
14- Welke vereisten zijn gesteld aan de vestiging van een geldig hypotheekrecht.
15- Welke uitzondering er bestaat op het vereiste van beschikkingsbevoegdheid van
de hypotheekgever.
16- Welke rechten een hypotheekhouder heeft.
17- Welke bedingen door de hypotheekhouder kunnen worden gemaakt.
18- Op welke wijze een hypotheekrecht tenietgaat.
VERHAALSRECHT
Indien een debiteur een vordering die een crediteur op hem heeft, niet betaald dan kan
een crediteur verhaal zoeken op het vermogen / goederen van de debiteur.
Het verhaalsrecht op goederen is opgenomen in Boek 3 titel 10. Art. 3:276 is de
hoofdregel van het verhaalsrecht: tenzij de wet of een overeenkomst ander bepaalt, kan
een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van zijn schuldenaar verhalen.
Voorbeeld
Martens verkoopt aan Betje een bankstel voor 3000,-. Betje betaald niet. Maartens gaat na
diverse aanmaningen over tot dagvaarding van Betje voor de rechter. Betje wordt veroordeeld tot
betaling van de koopprijs. Betje betaald echter weer niet. Het vonnis van de rechter heeft
executoriale titel / kracht d.w.z. dat deze door een partij ten uitvoer kan worden gelegd. Een
deurwaarde maakt proces-verbaal van beslag op van de in beslag genomen goederen van Betje.
Betje wordt ten aanzien van deze goederen beschikkingsonbevoegd. Vervolgens worden de
goederen in het openbaar door de deurwaarde verkocht en verrekent waardoor aan de vordering
van de crediteur is voldaan.
1/29
, Een schuldenaar is dus met al zijn goederen = vermogen aansprakelijk voor een
persoonlijke verbintenis.
In art. 3:276 zijn een drietal uitzonderingen opgenomen t.a.v. van goederen waarop
verhaalsrecht niet mogelijk is:
a. Tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaald : bij wet kan worden bepaald dat
er geen verhaalsrecht op bepaalde goederen kan worden gezocht. Bijvoorbeeld art.
447 en 448 zoals kleding, bed, eten voor een maand, gereedschap voor
beroepsuitoefening e.d.
b. Bij wet is bepaald dat het beslag aan beperkingen onderhevig is. Een voorbeeld is
475 Rv m.b.t. loonbeslag. Dit kan pas boven een bepaald bedrag.
c. Bij overeenkomst tussen schuldeiser en schuldenaar kan worden afgesproken dat
beslag op bepaalde goederen niet mogelijk is of zelfs helemaal geen verhaal op het
vermogen van de schuldenaar kan worden gezocht.
Een schuldenaar kan meer dan één schuldeisers hebben. Art. 3:277, eerste lid bepaald
hierover: dat schuldeisers hebben onderling een gelijk recht om, na voldoening van de
kosten van executie, uit de netto-opbrengst van de goederen van hun schuldenaar te
worden voldaan naar evenredigheid van ieders vordering, behoudens de door de wet
erkende redenen van voorrang.
De hoofdregel is dat alle schuldeisers gelijk in rang zijn = het beginsel van paritas
creditorum.
Voor persoonlijke rechten gelijk in rang geld dus niet het droit de priorite wat wel geldt bij
goederenrechtelijke rechten!
Voorbeeld
Derks heeft een vordering op Casper van 10.000,- uit een koopovereenkomst = een persoonlijk
recht. Evers heeft een vorderingsrecht op Casper van 5.000,- = een persoonlijk recht.
Derks en Evers leggen executoriaal beslag. De opbrengst van de openbare verkoop is 6.000,-.
Op grond van het paritas creditorum wordt de opbrengst naar evenredigheid tussen Derks en
Evers verdeeld.
Het vorderingsrecht van Derks staat tot het vorderingsrecht van Evers als 2:1. Derks krijgt dus 2/3
van 6.000 (= 4.000) en Evers dus 1/3 van 6.000 (=2.000).
Voor het restant blijven Derks en Evers crediteur van Casper.
Indien er veel crediteuren zijn is het veelal verstandiger om het faillissement van die
debiteur aan te vragen dan ieder voor zich verhaal te gaan halen. Art. 1 Fw bepaald dat
indien een schuldenaar ophoudt te betalen bij rechterlijk vonnis failliet kan worden
verklaard. De toestand van ophouden met betalen is aanwezig als er meerdere
2/29
, crediteuren aanwezig zijn en minimaal een opeisbare vordering is die onbetaald is
gebleven.
Bij een faillissement wordt er beslag op het hele vermogen van een schuldenaar gelegd
t.b.v. de gezamenlijke schuldeisers. Vaak wordt er dan een curator benoemd die dan zorg
draagt voor de openbare verkoop en de verdeling van de opbrengst daarvan onder de
crediteuren. Voor zover de vordering van een crediteur niet volledig wordt betaald,
behoudt hij deze op de schuldenaar. Dus deze kan dan later nog worden geïnd.
Een uitzondering die wordt gemaakt op de hoofdregel van paritas creditorum is :
behoudens de door de wet erkende redenen van voorrang. De wet geeft namelijk
bepaalde schuldeisers voorrang boven andere schuldeisers. Deze staan in art. 3:277.
In art. 3:277, tweede lid wordt nog een wettelijke basis voor de overeenkomst van
achterstelling gegeven. Bij deze overeenkomst behoudt de crediteur zijn verhaalsrecht
op alle goederen van de debiteur, maar verlaagt hij deze jegens andere crediteuren
toekomende rang t.o.v. alle of ten opzicht van sommige.
Indien A, crediteur van C, bijvoorbeeld een verhaalsrecht heeft welke wettelijke voorrang heeft
boven het verhaalsrecht dat crediteur B op C heeft, dan kan A met C afspreken dat het
verhaalsrecht van B voorrang heeft boven zijn verhaalsrecht op C.
Deze achterstelling komt vaak voor om een sanering van een onderneming mogelijk te maken.
In art. 3:278 staat dat voorrang voortvloeit uit pand, hypotheek en voorrecht en uit de
andere in de wet aangegeven gronden. Pand- en hypotheekrecht geven aan de
gerechtigde een goederenrechtelijk recht naast zijn persoonlijk recht. Daarom heeft hij
met andere crediteur niks te maken. Pand- en hypotheekhouder zijn separatist. Voorrecht
geeft aan een crediteur een bepaalde voorrang boven andere crediteuren.
VOORRECHTEN
Een voorrecht vormt een doorbreking van de paritas-creditorum-regel.
Een omschrijving van het voorrecht is niet in de wet te vinden. Het kan omschreven
worden als een recht dat aan een schuldeiser toekomt om zijn vordering op een debiteur
met voorrang door de wet toegekend, boven andere schuldeisers te verhalen.
De voorrangsregelingen spelen vaak een rol bij een faillissement van de debiteur. Een
crediteur met een voorrecht = preferente crediteur staat tegenover een concurrente
crediteur (deze hebben onderling een gelijk verhaalsrecht).
Hoe kunnen voorrechten ontstaan? Voorrechten ontstaan alleen uit de wet en rusten
of op bepaalde goederen of op alle tot een vermogen behorende goederen. Voorrechten
kunnen dus niet buiten de formele wet om, door bijvoorbeeld een lagere wetgeving of
overeenkomst ontstaan.
Welke soorten voorrechten zijn er?
3/29