Aantekeningen Testen & Meten
Hoofdstuk 1
Het belang van testen en meten
Een psychological test is een systematische procedure om gedrag tussen of binnen personen
te vergelijken.
Drie elementen van een psychological test zijn dus:
1. Gedrag
2. Systematische procedure
3. Vergelijking
Interindividuele verschillen: verschillen tussen twee of meerdere personen.
Intra-individuele verschillen: verschillen in gedrag bij dezelfde persoon op verschillende
momenten of in verschillende situaties.
Criterion referenced test
Wordt gebruikt om te meten of iemand voldoet aan een vooraf opgesteld criteria (bijvoorbeeld
bij een tentamen).
Norm-referenced test
Wordt gebruikt om te meten hoe iemand het doet in vergelijking tot anderen.
Speeded test
NL: Snelheidstest. Zo veel mogelijk vragen beantwoorden binnen een bepaalde tijd.
Power test
De participant moet een bepaald aantal vragen beantwoorden en mag daar zo lang over doen
als nodig.
Psychometrics is the science concerned with evaluating the attributes of psychological tests.
Unobservable attribute = een niet-observeerbaar construct (wordt ook wel een latente trek
genoemd). Voorbeelden hiervan zijn werkgeheugencapaciteit, zelfredzaamheid en agressie.
Het meten van niet-observeerbare constructen kan geëvalueerd worden op het gebied van:
- Type scores
- Betrouwbaarheid van de scores
- De validiteit van de scores
Hoofdstuk 2
Meetniveaus
Scaling (schaalconstructie) is de manier waarop numerieke waarden worden toegewezen aan
psychologische attributen. Denk hierbij aan een numerieke score van een IQ-test of een
questionnaire.
,The property of numbers (eigenschappen van getallen)
Property of identity – het toewijzen van een nummer om aan te geven of er wel of
geen sprake een attribute. Bijvoorbeeld: als iemand geen last heeft van faalangst krijgt
diegene een score van 0 toegewezen en als iemand er wel last van heet krijgt diegene
een score van 1. De nummers zijn in dit geval arbitrair, want de nummers zeggen
niks over de mate van faalangst (eigenschap: identiteit). Er is verschil, maar over dat
verschil kunnen we niks zeggen.
Property of order – wanneer een toegewezen score iets zegt over de mate van
aanwezigheid van een attribute. Bijvoorbeeld: iemand zonder faalangst heeft de score
0, iemand met een beetje faalangst heeft de score 1 en iemand met vel faalangst heeft
een score 2. De nummers zijn nog steeds arbitrair, ze geven niet precies aan hoeveel
faalangst iemand heeft, alleen dat de een er meer last van heeft dan de ander
(eigenschap: volgorde). We kunnen de waardes op een bepaalde volgorde indelen,
maar we kunnen niks over de waardes zeggen.
Property of quantity – de toegewezen scores geven een precieze waarde aan en geeft
informatie over de verschillen tussen mensen. Bijvoorbeeld: als je van twee mensen de
lengte in cm weet, weet je ook precies hoeveel zij in lengte verschillen. Deze cijfers
geven een daadwerkelijke waarde aan (eigenschap: hoeveelheid). We kunnen rekenen
met de waardes die voldoen aan de property of quantity.
Het nummer 0 kan twee verschillende betekenissen hebben:
Absolute zero (absolute 0) – dit betekent dat wanneer iets/iemand een waarde van 0
heeft, er geen sprake is van een bepaalde attribute. Bijvoorbeeld: 0 gram. Als iets 0
gram weegt, dan weegt het niks.
Arbitrary zero (arbitraire nul) – wanneer het getal 0 wel een waarde heeft.
Bijvoorbeeld: het is 0 graden buiten. Dit betekent niet dat er geen temperatuur is, het
betekent dat het koud is.
Units of measurement geven de waarde van een attribute aan (de meeteenheid). Bij physical
measurement ligt de unit of measurement vaak voor de hand (gewicht in gram, lengte in cm,
etc.). Bij psychological measurement is het vaak lastiger om een unit of measurement te
bepalen (bekende voorbeelden zijn IQ-score, reactietijd). Hoe dit wordt bepaald wordt later
nog besproken.
Units of measurements kunnen arbitrair zijn op drie manieren:
The size of the unit (kwantiteit)
De grootte van de meeteenheid kan willekeurig zijn. Bijvoorbeeld: iemand heeft ooit
de grootte van een centimeter bedacht, dat had ook een andere grootte kunnen zijn,
zonder dat het principe van het meetsysteem anders had hoeven zijn.
The link to the type of object (object)
Sommige meeteenheden zijn niet gerelateerd aan een specifiek (type) object.
Bijvoorbeeld: met centimeters kun je niet alleen de lengte van mensen opmeten, maar
ook de diepte van een zwembad, de breedte van een bank of de hoogte van een muur.
When the unit can measure different aspects of objects (eigenschap)
Dit geldt alleen voor fysieke meeteenheden. Voorbeeld: als je meet hoeveel potloden
er in de lengte van de tafel passen, dan meet je lengte. Maar je kunt ook kijken hoeveel
, potloden evenveel wegen als één tafel, dan meet je gewicht. Allebei met potloden als
meeteenheid.
De voorbeelden zoals hierboven genoemd gaan vooral over fysieke testen en meeteenheden.
Bij psychologische testen zijn de meeteenheden meestal alleen arbitrair op het gebied van de
grootte van de meeteenheid. Bijvoorbeeld: een IQ-test is nonarbitrair ten opzichte van de link
met het type object. Want het kan alleen gebruikt worden om IQ te meten, niks anders.
Scales of measurement
Er zijn vier scales of measurement te onderscheiden die verschillen in de eigenschappen van
getallen en in de interpretatie van het getal 0.
Levels of measurement
Nominaal Ordinaal Interval Ratio
Property of identity X X X X
Property of order X X X
Property of quantity X X
Absolute zero X
(Zie de slides van college 1 voor andere voorbeelden hiervan)
Nominale schaal
Geeft informatie over of een attribute aanwezig is of niet. Met deze informatie kunnen
categorieën worden ingedeeld, maar het zegt niks over de mate van de aanwezigheid van een
bepaalde attribute. Je kunt niet rekenen met scores op nominale schaal.
Ordinale schaal
Geeft informatie over de relatieve hoeveelheid van de aanwezigheid van een attribute, maar
niet in hoeverre dit exact is. Hiermee kunnen mensen op volgorde worden gezet van de mate
waarin ze een bepaalde attribute hebben, maar het zegt eigenlijk niks over hoeveel dat dan
exact is. Eigenlijk is rekenen met deze scores niet zinvol, maar in de sociale wetenschappen
gebeurt het vaak (denk hierbij aan een gemiddelde van een 5-punts Likertschaal).
Interval schaal
Deze schaal geeft aan hoeveel verschil er is tussen mensen/dingen. Het verschil tussen iedere
score is steeds even groot. Je weet de waardes en daarmee kun je het verschil berekenen. Deze
schaal heeft geen absoluut nulpunt. Additief maar niet multiplicatief (je kunt zeggen dat 32
graden 2 graden warmer is dan 30 graden, maar je kunt niet zeggen dat 30 graden twee keer
zo warm is als 15 graden).
Ratio schaal
Deze schaal heeft wel een absoluut nulpunt. Dit geeft informatie over de exacte mate van een
bepaalde attribute en verschillen tussen mensen. Additief en multiplicatief (20 gram is 2 gram
meer dan 18 gram, 20 gram is ook twee keer zo veel als 10 gram).
De scale of measurement is bepalend voor welke beschrijvende statistieken je kunt gebruiken.
In de sociale wetenschappen wordt meestal gebruik gemaakt van de interval schaal. Vaak
wordt op een schaal een bepaalde waarde gegeven aan een attribute. Bijvoorbeeld: mate van
zelfverzekerdheid. Een waarde van 0 betekent dan niet dat diegene helemaal geen
zelfverzekerdheid heeft.
Hoofdstuk 1
Het belang van testen en meten
Een psychological test is een systematische procedure om gedrag tussen of binnen personen
te vergelijken.
Drie elementen van een psychological test zijn dus:
1. Gedrag
2. Systematische procedure
3. Vergelijking
Interindividuele verschillen: verschillen tussen twee of meerdere personen.
Intra-individuele verschillen: verschillen in gedrag bij dezelfde persoon op verschillende
momenten of in verschillende situaties.
Criterion referenced test
Wordt gebruikt om te meten of iemand voldoet aan een vooraf opgesteld criteria (bijvoorbeeld
bij een tentamen).
Norm-referenced test
Wordt gebruikt om te meten hoe iemand het doet in vergelijking tot anderen.
Speeded test
NL: Snelheidstest. Zo veel mogelijk vragen beantwoorden binnen een bepaalde tijd.
Power test
De participant moet een bepaald aantal vragen beantwoorden en mag daar zo lang over doen
als nodig.
Psychometrics is the science concerned with evaluating the attributes of psychological tests.
Unobservable attribute = een niet-observeerbaar construct (wordt ook wel een latente trek
genoemd). Voorbeelden hiervan zijn werkgeheugencapaciteit, zelfredzaamheid en agressie.
Het meten van niet-observeerbare constructen kan geëvalueerd worden op het gebied van:
- Type scores
- Betrouwbaarheid van de scores
- De validiteit van de scores
Hoofdstuk 2
Meetniveaus
Scaling (schaalconstructie) is de manier waarop numerieke waarden worden toegewezen aan
psychologische attributen. Denk hierbij aan een numerieke score van een IQ-test of een
questionnaire.
,The property of numbers (eigenschappen van getallen)
Property of identity – het toewijzen van een nummer om aan te geven of er wel of
geen sprake een attribute. Bijvoorbeeld: als iemand geen last heeft van faalangst krijgt
diegene een score van 0 toegewezen en als iemand er wel last van heet krijgt diegene
een score van 1. De nummers zijn in dit geval arbitrair, want de nummers zeggen
niks over de mate van faalangst (eigenschap: identiteit). Er is verschil, maar over dat
verschil kunnen we niks zeggen.
Property of order – wanneer een toegewezen score iets zegt over de mate van
aanwezigheid van een attribute. Bijvoorbeeld: iemand zonder faalangst heeft de score
0, iemand met een beetje faalangst heeft de score 1 en iemand met vel faalangst heeft
een score 2. De nummers zijn nog steeds arbitrair, ze geven niet precies aan hoeveel
faalangst iemand heeft, alleen dat de een er meer last van heeft dan de ander
(eigenschap: volgorde). We kunnen de waardes op een bepaalde volgorde indelen,
maar we kunnen niks over de waardes zeggen.
Property of quantity – de toegewezen scores geven een precieze waarde aan en geeft
informatie over de verschillen tussen mensen. Bijvoorbeeld: als je van twee mensen de
lengte in cm weet, weet je ook precies hoeveel zij in lengte verschillen. Deze cijfers
geven een daadwerkelijke waarde aan (eigenschap: hoeveelheid). We kunnen rekenen
met de waardes die voldoen aan de property of quantity.
Het nummer 0 kan twee verschillende betekenissen hebben:
Absolute zero (absolute 0) – dit betekent dat wanneer iets/iemand een waarde van 0
heeft, er geen sprake is van een bepaalde attribute. Bijvoorbeeld: 0 gram. Als iets 0
gram weegt, dan weegt het niks.
Arbitrary zero (arbitraire nul) – wanneer het getal 0 wel een waarde heeft.
Bijvoorbeeld: het is 0 graden buiten. Dit betekent niet dat er geen temperatuur is, het
betekent dat het koud is.
Units of measurement geven de waarde van een attribute aan (de meeteenheid). Bij physical
measurement ligt de unit of measurement vaak voor de hand (gewicht in gram, lengte in cm,
etc.). Bij psychological measurement is het vaak lastiger om een unit of measurement te
bepalen (bekende voorbeelden zijn IQ-score, reactietijd). Hoe dit wordt bepaald wordt later
nog besproken.
Units of measurements kunnen arbitrair zijn op drie manieren:
The size of the unit (kwantiteit)
De grootte van de meeteenheid kan willekeurig zijn. Bijvoorbeeld: iemand heeft ooit
de grootte van een centimeter bedacht, dat had ook een andere grootte kunnen zijn,
zonder dat het principe van het meetsysteem anders had hoeven zijn.
The link to the type of object (object)
Sommige meeteenheden zijn niet gerelateerd aan een specifiek (type) object.
Bijvoorbeeld: met centimeters kun je niet alleen de lengte van mensen opmeten, maar
ook de diepte van een zwembad, de breedte van een bank of de hoogte van een muur.
When the unit can measure different aspects of objects (eigenschap)
Dit geldt alleen voor fysieke meeteenheden. Voorbeeld: als je meet hoeveel potloden
er in de lengte van de tafel passen, dan meet je lengte. Maar je kunt ook kijken hoeveel
, potloden evenveel wegen als één tafel, dan meet je gewicht. Allebei met potloden als
meeteenheid.
De voorbeelden zoals hierboven genoemd gaan vooral over fysieke testen en meeteenheden.
Bij psychologische testen zijn de meeteenheden meestal alleen arbitrair op het gebied van de
grootte van de meeteenheid. Bijvoorbeeld: een IQ-test is nonarbitrair ten opzichte van de link
met het type object. Want het kan alleen gebruikt worden om IQ te meten, niks anders.
Scales of measurement
Er zijn vier scales of measurement te onderscheiden die verschillen in de eigenschappen van
getallen en in de interpretatie van het getal 0.
Levels of measurement
Nominaal Ordinaal Interval Ratio
Property of identity X X X X
Property of order X X X
Property of quantity X X
Absolute zero X
(Zie de slides van college 1 voor andere voorbeelden hiervan)
Nominale schaal
Geeft informatie over of een attribute aanwezig is of niet. Met deze informatie kunnen
categorieën worden ingedeeld, maar het zegt niks over de mate van de aanwezigheid van een
bepaalde attribute. Je kunt niet rekenen met scores op nominale schaal.
Ordinale schaal
Geeft informatie over de relatieve hoeveelheid van de aanwezigheid van een attribute, maar
niet in hoeverre dit exact is. Hiermee kunnen mensen op volgorde worden gezet van de mate
waarin ze een bepaalde attribute hebben, maar het zegt eigenlijk niks over hoeveel dat dan
exact is. Eigenlijk is rekenen met deze scores niet zinvol, maar in de sociale wetenschappen
gebeurt het vaak (denk hierbij aan een gemiddelde van een 5-punts Likertschaal).
Interval schaal
Deze schaal geeft aan hoeveel verschil er is tussen mensen/dingen. Het verschil tussen iedere
score is steeds even groot. Je weet de waardes en daarmee kun je het verschil berekenen. Deze
schaal heeft geen absoluut nulpunt. Additief maar niet multiplicatief (je kunt zeggen dat 32
graden 2 graden warmer is dan 30 graden, maar je kunt niet zeggen dat 30 graden twee keer
zo warm is als 15 graden).
Ratio schaal
Deze schaal heeft wel een absoluut nulpunt. Dit geeft informatie over de exacte mate van een
bepaalde attribute en verschillen tussen mensen. Additief en multiplicatief (20 gram is 2 gram
meer dan 18 gram, 20 gram is ook twee keer zo veel als 10 gram).
De scale of measurement is bepalend voor welke beschrijvende statistieken je kunt gebruiken.
In de sociale wetenschappen wordt meestal gebruik gemaakt van de interval schaal. Vaak
wordt op een schaal een bepaalde waarde gegeven aan een attribute. Bijvoorbeeld: mate van
zelfverzekerdheid. Een waarde van 0 betekent dan niet dat diegene helemaal geen
zelfverzekerdheid heeft.
