Recht: een verzamelnaam voor alle overheidsregels die in onze samenleving gelden.
Recht heeft een tweeledig doel:
- Het ordent het menselijk gedrag door het stellen van regels.
- Het zorgt ervoor dat er bij conflicten een rechtvaardige oplossing komt.
4 rechtsbronnen:
- Wet: rechtsregels die zijn vastgesteld door de overheid.
- Jurisprudentie: wanneer de rechter een onduidelijke regel uitlegt en hij een nieuwe
regel formuleert/maakt. Als de andere rechters deze regel in latere
meningsverschillen ook toepassen is er sprake van jurisprudentie.
● ECLI-code: European Case Law Identifier.
- Gewoonte: een vaststaand en door iedereen erkend fenomeen dat in een bepaalde
sector ook als bindende rechtsregel wordt beschouwd.
- Internationaal verdrag: afspraken tussen 2 of meer staten die op schrift zijn gesteld
en gelden in de staten die partij zijn bij het verdrag.
● Het Europees Verdrag Tot Bescherming van de Rechten van de Mens.
● Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind.
Rechtsgebieden:
- Publiekrecht: regels voor de juridische verhouding tussen burgers en overheid.
● Staatsrecht, strafrecht en bestuursrecht.
- Privaatrecht: regels over de rechtsrelaties tussen burgers onderling.
- Internationaal recht: regels voor de verhouding tussen staten onderling.
Staatsrecht: de organisatie van de staat.
- Rechtsbronnen: de vindplaatsen van het recht.
- Grondrecht: de belangrijkste wet van het staatsrecht. Dit begint met grondrechten,
rechten die burgers hebben ten opzichte van de overheid.
- Organieke wetten: als er nadere regels moeten worden gemaakt in een wet, is de
uitwerking daarvan een organieke wet.
- Jurisprudentie: zie rechtsbronnen.
- Internationale verdragen: hebben veel invloed op onze nationale wetgeving.
- Gewoonte: een belangrijke rechtsbron. Veel staatsrechtelijke regels zijn in de praktijk
ontstaan en een gewoonte geworden.
- 3 kenmerken van een staat:
● Een staat heeft grondgebied.
● Er zijn inwoners
● Er is een regering die het gezag uitoefent.
- 3 kenmerken van een democratie en rechtsstaat:
● Vrije verkiezingen]
● Een parlementair stelsel: betrekking tussen regering en parlement.
● Respect voor de grondrechten.
- Rechtsstaat: zowel burgers als de overheid moeten zich aan de wet houden.
- Grondrechten: de fundamentele rechten van de burger.
● Klassieke grondrechten: hierin mag de overheid geen inbreuk in maken, tenzij
de wet haar die bevoegdheid geeft.
, ● Sociale grondrechten: leggen de overheid een bepaalde taak op.
- Botsende grondrechten: vb artikel: “verbod van discrinatie” En artikel 7 “vrijheid van
meningsuiting”. Hierbij bepaald de rechter of er sprake was van discriminatie.
Het strafrecht: regels die de overheid voor de veiligheid van de burgers belangrijk vindt.
Het bestuursrecht: regels waarvan de overheid zich moet houden als deze het land
bestuurd.
Het burgerlijk recht/civiel recht: regels voor de rechtsverhouding tussen burgers
onderling. Dit zijn zaken waar we dagelijks mee te maken hebben, zoals: kopen, trouwen,
scheiden, werken etc.
Internationaal recht: dit is voornamelijk in internationale verdragen vastgelegd.
Materieel recht: de inhoud van rechten en plichten.
Formeel recht: regels die aangeven op welke wijze het proces gevoerd moet worden.
Trias Politica: De verdeling van de macht in de wetgevende, uitvoerende en
rechtsprekende macht.
Wet in materiële zin: als een wet een algemeen verbindend voorschrift inhoudt.
Wet in formele zin: een wet die door samenwerking van de regering en Tweede en Eerste
Kamer tot stand is gekomen.
Hiërarchie van wetgeving:
Verdragsrecht en het Europees gemeenschapsrecht
→ Grondwet.
→ Wetten in formele zin.
→ Algemene maatregelen van het bestuur.
→ Ministeriële regelingen.
→ provinciale regelingen.
→ gemeentelijke verordeningen.
Absolute competentie: de bevoegdheid om over een bepaalde zaak te oordelen.
Kantonrechter: is bevoegd om te oordelen over vorderingen die geen hogere waarde
vertegenwoordigen dan €25000 en over huur- en arbeidsgeschillen.
Relatieve competentie: de regels over bij welke rechtbank, bij welk gerechtshof of bij welke
bestuursrechtelijke beroepsinstantie de zaak voorgelegd moet worden.
Kinderrechtenverdrag: Het doel hiervan is de positie van kinderen in de gehele wereld te
verbeteren.
4 kernbepalingen van het kinderrechtenverdrag:
- Artikel 2: het recht om in gelijke gevallen gelijk behandeld te worden.
, - Artikel 3: de verplichting om het belang van het kind de eerste overweging te laten
zijn.
- Artikel 6: het recht op leven en ontwikkeling naar volwassenheid.
- Artikel 12: het recht om gehoord te worden.
Sociale veiligheid: de bescherming of het zich beschermd voelen tegen gevaar dat
veroorzaakt wordt door of dreigt van de kant van menselijk handelen.
Wat zijn mensenrechten?
- Een extreem belangrijke waarden voor individuen.
(Geloof, seksuele uiting, autonomie, waardigheid)
- Dat van verschillende kanten bedreigd kan worden.
(Geweld, spot, beperking, uitsluiting)
- Moet gelden voor iedereen of een bepaalde kwetsbare groep.
(Vluchtelingen, kinderen, zwangere vrouwen)
Soorten mensenrechten:
- Veiligheids Rechten
- Behoorlijk proces
- Vrijheidsrechten
- Politieke rechten
- Gelijkheidsrechten
- Sociale rechten
- ‘Minority rights’
- Klimaatrechten.
Mensenrechten: internationaal.
Verenigde Naties: (193 landen) een internationale organisatie.
Voordelen:
- Werkzaam in een groot gebied.
- Duidelijke wetgeving.
- Geschreven voor staten, bedrijven en individuen.
- Populair bij het grote publiek.
Nadelen:
- Staten hoeven zich er niet aan te houden.
- Het is te westers.
- Interpretatie van rechten en beperkingen wordt door de staten zelf gedaan.
Raad van Europa: (47 landen) een internationale organisatie.
Voordelen:
- Werkzaam in een groot gebied.
- Duidelijke wetgeving.
- Geschreven voor staten, bedrijven en individuen.
- Uitspraken hebben gewicht.
- Individuele klachtmogelijkheden.
- Grond voor schadevergoeding.
Nadelen:
- Traag.
, - Gaat slechts in op marges.
- Enkel overheden mogen aangeklaagd worden.
- Staten kunnen niet gedwongen worden.
- Enkel slachtoffers & staten mogen klagen.
- Natuurlijke rechtsmiddelen moeten worden beoordeeld.
Europese Unie (27 landen): politieke en economische unie.
Bij wie moet je aankloppen bij een schending?
- Het college voor de rechten van de mens.
- De politie → alleen bij ernstige discriminatie gevallen en misdrijven.
- NGO’s.
Kenmerken van een democratische wetstraat:
- De overheid mag slechts optreden op grond van algemene regels die democratisch
tot stand zijn gekomen.
- De macht van de overheid is verdeeld over verschillende organen of personen in de
staat.
- Een onafhankelijke rechter biedt burgers beschermingen tegen overheidsoptreden
dat willekeurig is of op een andere manier in strijd is met het recht.
- Burgers hebben fundamentele rechten die de overheid moet eerbiedigen.
Rollen van de overheid:
- Mensenrechten stellen grenzen aan wat de overheid mag doen.
● Recht op huisvesting betekent dat de overheid je niet zomaar uit je huis mag
zetten.
- Mensenrechten vragen om acties van de overheid.
● Het recht op onderwijs betekent dat de overheid ervoor moet zorgen dat alle
kinderen toegang hebben tot onderwijs.
- De overheid moet bescherming tegen inbreuken op je rechten voor anderen.
- De overheid moet geweld tussen mensen tegen gaan, ook in privésituaties.
Beperkingen van de rollen van de overheid:
- Vereiste dat de inbreuk berust op het wettelijke gedrag.
- Vereiste dat de inbreuk strekt tot bescherming van een legitieme doelstelling.
- Vereiste dat het beschermende recht niet in de kern is aangetast.
- Vereiste van het zoeken naar een redelijke middenweg tussen tegenstrijdige
belangen.
Wie controleert de overheid?
- Toezicht op de naleving van mensenrechten in Nederland: de rechter, politie, de
nationale ombudsman en het college van de rechten van de mens.
- Via de verdragen zijn er ook internationale toezicht procedures.
● Het Comité van onafhankelijke deskundigen onderzoekt hoe de Nederlandse
overheid zorgt voor naleving van de mensenrechten. Zij bestuderen
rapportages en behandelen klachten van individuen.
- Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.