Samenvatting Kennistoets | Periode 3.2 Sociologie
Cultuuruitingen
Cultuur = Beschaving (cultuur van een land, schilderkunst, literatuur, theater etc.) (met een grote C)
Cultuur = In bredere zin (kleine c) geheel van voorstellingen, opvattingen, kennis, waarden en normen dat mensen als lid van
een samenleving overdragen en verwerven d.m.v. leerprocessen (= aangeleerd!)
Volgens Hofstede is cultuur
1. Collectieve mentale programmering
(een computer die je gaat programmeren; zo werkt een menselijk brein; we gaan er van alles in stoppen en wordt het
langzamerhand een individu in de samenleving, die mee kan doen(participeren).
2. De ongeschreven regels van het sociale spel
(er is geen handboek voor, iedere opvoeder doet het vanuit eigen ervaringen).
Cultuurrelativisme gaat uit dat culturen niet zomaar met elkaar vergeleken kunnen worden. Normen en waarden zouden
niet universeel zijn maar slechts begrepen kunnen worden uit de cultuur waarin ze zijn ontstaan!
3 Niveau’s van menselijke programmering:
Natuur (genen): dat we bijv. na 6 weken na de geboorte
gaan glimlachen, dat we moeten eten en drinken om in
leven te blijven.
Cultuur (groep) = waarom we glimlachen en tegen wie we dat
wanneer doen, wat we wanneer met wie eten en drinken, met wie
we wel praten en met wie niet. Deze mentale programmering
gebeurt in de sociale omgeving waarin we opgroeien.
Persoonlijkheid van het individu = dit maakt jou weer heel anders
dan een ander.
Cultuurverschillen
Waarden: cultureel bepaald, deze zijn niet waarneembaar: waarom we iets doen, wat goed en wat niet goed is, wat mag en
niet mag: de manier van denken en de visie op de wereld die bij de cultuur hoort.
(waarden en normen onderste deel van de ijsberg: niet waarneembaar).
1
, Hoe meer een aspect aan de oppervlakte aan het diagram zit, des te oppervlakkiger het is en des te
makkelijker het door andere culturen kan worden overgenomen (symbolen dus het makkelijkste)
1. Symbolen: betekenisvolle afbeeldingen, woorden, voorwerpen of gebaren (vlag, kleding)
2. Helden: levende of dode personen, fictief of echt, sociale rolmodellen / voorbeeldfiguren
3. Rituelen: collectieve groepsactiviteiten om bijzondere gebeurtenissen te markeren of te
‘vieren’ (rammadan, vieren van een verjaardag, Koningsdag, diplomering)(begroeting: hand)
- De symbolen, helden en rituelen van een cultuur worden uitgedrukt in wat mensen
doen: de praktjiken. De zichtbare cultuurkenmerken, het topje van de ijsberg.
Communicatie
Crossculturele communicatie:
Onderzoek waarin men nagaat of en in welk opzicht culturen van elkaar verschillen in communicatie gewoonten.
Interculturele communicatie:
Onderzoek naar wat er gebeurt als mensen uit verschillende culturen met elkaar communiceren
(de kennis die je hebt opgedaan over de verschillen, kun je inzetten tijdens de communicatie (niet aankijken tijdens
communiceren is bijv. in sommige landen beleefd. Dit weten en hier dus mee omgaan).
• In Nederland = bij kinderen je hebt iets goed gedaan (dikke duim)
• In Centraal-Europa = liften langs de kant van de weg
Nimby-effect (‘’vind alles goed; maar ze komen niet in mijn achtertuin’’)
Cultuur gevormd door waarden
Verschillende mensen die een belangrijke bijdrage hebben geleverd voor
waardenonderzoek!
• Antropologie
• Kluckhohn en Strodtbeck
• Edward T. Hall
• Sociale psychologie
• Geert Hofstede
• Shalom H. Schwartz
• Toepassingen door managementdeskundigen
• Fons Trompenaars
• David Pinto
Zie schema!
Multi-cultureel NL
- Allochtonen = 10 % bevolking
1 of beide ouders uit het buitenland afkomstig
25% v/d jongeren 0-25 zijn allochtonen (1 op 4)
1e generatie: opa / oma (gastarbeiders)
2e generatie: vader / moeder (gezinshereniging)
3e generatie: (klein)kinderen (in Nederland geboren)
Wanneer ben je ooit allochtoon-af?
- Autochtonen =90 % bevolking
“hier geboren en getogen” / natives
35% v/d autochtonen is ouder dan 50 jr (1 op 3)
<-
goede
varianten
<- slechte varianten
Marginalisatie: rand van de samenleving (ghetto, zwervers)
INTEGRATIE: opgaan in groter geheel. Met behoud van eigen cultuur! Of:
2
Cultuuruitingen
Cultuur = Beschaving (cultuur van een land, schilderkunst, literatuur, theater etc.) (met een grote C)
Cultuur = In bredere zin (kleine c) geheel van voorstellingen, opvattingen, kennis, waarden en normen dat mensen als lid van
een samenleving overdragen en verwerven d.m.v. leerprocessen (= aangeleerd!)
Volgens Hofstede is cultuur
1. Collectieve mentale programmering
(een computer die je gaat programmeren; zo werkt een menselijk brein; we gaan er van alles in stoppen en wordt het
langzamerhand een individu in de samenleving, die mee kan doen(participeren).
2. De ongeschreven regels van het sociale spel
(er is geen handboek voor, iedere opvoeder doet het vanuit eigen ervaringen).
Cultuurrelativisme gaat uit dat culturen niet zomaar met elkaar vergeleken kunnen worden. Normen en waarden zouden
niet universeel zijn maar slechts begrepen kunnen worden uit de cultuur waarin ze zijn ontstaan!
3 Niveau’s van menselijke programmering:
Natuur (genen): dat we bijv. na 6 weken na de geboorte
gaan glimlachen, dat we moeten eten en drinken om in
leven te blijven.
Cultuur (groep) = waarom we glimlachen en tegen wie we dat
wanneer doen, wat we wanneer met wie eten en drinken, met wie
we wel praten en met wie niet. Deze mentale programmering
gebeurt in de sociale omgeving waarin we opgroeien.
Persoonlijkheid van het individu = dit maakt jou weer heel anders
dan een ander.
Cultuurverschillen
Waarden: cultureel bepaald, deze zijn niet waarneembaar: waarom we iets doen, wat goed en wat niet goed is, wat mag en
niet mag: de manier van denken en de visie op de wereld die bij de cultuur hoort.
(waarden en normen onderste deel van de ijsberg: niet waarneembaar).
1
, Hoe meer een aspect aan de oppervlakte aan het diagram zit, des te oppervlakkiger het is en des te
makkelijker het door andere culturen kan worden overgenomen (symbolen dus het makkelijkste)
1. Symbolen: betekenisvolle afbeeldingen, woorden, voorwerpen of gebaren (vlag, kleding)
2. Helden: levende of dode personen, fictief of echt, sociale rolmodellen / voorbeeldfiguren
3. Rituelen: collectieve groepsactiviteiten om bijzondere gebeurtenissen te markeren of te
‘vieren’ (rammadan, vieren van een verjaardag, Koningsdag, diplomering)(begroeting: hand)
- De symbolen, helden en rituelen van een cultuur worden uitgedrukt in wat mensen
doen: de praktjiken. De zichtbare cultuurkenmerken, het topje van de ijsberg.
Communicatie
Crossculturele communicatie:
Onderzoek waarin men nagaat of en in welk opzicht culturen van elkaar verschillen in communicatie gewoonten.
Interculturele communicatie:
Onderzoek naar wat er gebeurt als mensen uit verschillende culturen met elkaar communiceren
(de kennis die je hebt opgedaan over de verschillen, kun je inzetten tijdens de communicatie (niet aankijken tijdens
communiceren is bijv. in sommige landen beleefd. Dit weten en hier dus mee omgaan).
• In Nederland = bij kinderen je hebt iets goed gedaan (dikke duim)
• In Centraal-Europa = liften langs de kant van de weg
Nimby-effect (‘’vind alles goed; maar ze komen niet in mijn achtertuin’’)
Cultuur gevormd door waarden
Verschillende mensen die een belangrijke bijdrage hebben geleverd voor
waardenonderzoek!
• Antropologie
• Kluckhohn en Strodtbeck
• Edward T. Hall
• Sociale psychologie
• Geert Hofstede
• Shalom H. Schwartz
• Toepassingen door managementdeskundigen
• Fons Trompenaars
• David Pinto
Zie schema!
Multi-cultureel NL
- Allochtonen = 10 % bevolking
1 of beide ouders uit het buitenland afkomstig
25% v/d jongeren 0-25 zijn allochtonen (1 op 4)
1e generatie: opa / oma (gastarbeiders)
2e generatie: vader / moeder (gezinshereniging)
3e generatie: (klein)kinderen (in Nederland geboren)
Wanneer ben je ooit allochtoon-af?
- Autochtonen =90 % bevolking
“hier geboren en getogen” / natives
35% v/d autochtonen is ouder dan 50 jr (1 op 3)
<-
goede
varianten
<- slechte varianten
Marginalisatie: rand van de samenleving (ghetto, zwervers)
INTEGRATIE: opgaan in groter geheel. Met behoud van eigen cultuur! Of:
2