Kennislab A2 Pijn
Pijn = onplezierige sensorische en emotionele ervaring, geassocieerd met actuele of potentiële weefselschade, of
beschreven in termen van dergelijke schade.
Pijn beschermt niet alleen op weefselniveau, maar ook op persoonsniveau.
Onveiligheid:
- Actuele fysiek letsel (bedreiging op weefselniveau)
- Potentieel fysiek letsel (dreigende)
- Verondersteld fysiek letsel (denkt dat er fysiek letsel is)
- Interpersoonlijke onveiligheid (onveilig voelt)
- Intrapersoonlijke onveiligheid
Pijn waarschuwt voor onveiligheid, zodat er maatregelen genomen
worden om de onveilige situatie het hoofd te kunnen bieden, om
‘overleven’ veilig te stellen.
Acute pijn → weefselschade.
Chronische pijn → pijn houdt langer dan 3 maanden aan.
- Heeft geen acute waarschuwingsfunctie meer.
Chronische primaire pijn: pijn die niet onder sub classificaties kan
worden onderverdeeld.
- 1 of meer anatomische regio’s
- Langer dan 3 maanden
- Geassocieerd met emotionele distress/beperkingen
- Kan niet beter verklaard worden door andere chronische pijn definities
- Chronische aspecifieke rugpijn
Nociceptoren: vrije zenuwuiteinden in de huid die reageren op weefselschade, reageren ook op naderende
weefselschade. Zetten om in actiepotentialen.
- Geprikkeld via afferent zenuwstelsel naar ruggenmerg → tractus spinothalarnicus → naar de thalamus
(brein).
- Hoe dieper je het lichaam in gaat hoe minder nociceptoren je hebt (bijv. buikpijn niet precies waar de pijn
zit).
Mogelijke bron van nocicensoriek ligt in modic changes.
Noxische prikkels → nociceptie → pijngewaarwording → pijngedrag
Pijn gewaarwording zonder nociceptie:
- Bouwvakker die op een spijker staat met zijn schoen maar raakt zijn voet niet, maar doet wel pijn.
- Fantoompijn, patiënten die geen been hebben kunnen de pijn voelen in hun pijn.
- Pesten doet pijn.
- Kopzorgen geven koppijn.
Nociceptie leidt niet tot pijngewaarwording: vanwege cultuur voel je geen pijn als je speer door je mond doet ivm
ritueel.
De mate van pijn is niet alleen afhankelijk van de mate van input, maar ook op de persoonservaring (angst) waardoor
je een andere intensiteit van pijn ervaart.
Primaire pijn → wat je voelt direct na een noktische prikkel, voorkomen van schade (heftig).
Aö-vezels (delta):
- Gemyeliniseerde dikke vezels
- Stekende pijn, directe waarneming
- Goed te lokaliseren
Secundaire pijn → Treedt later op.
C-vezels:
- Ongemyeliseerde dunne vezels
- Doffe zeurende pijn → zorgt ervoor dat je het weefsel niet verder
gaat beschadigen.
- Niet goed te lokaliseren
1
, - Veroorzaken ontstekingsreactie
Substance-P: komt vrij vanuit het spinale ganglion
- Zorgt voor gevoeligheid toename van het ontstekingsgebied
- Beschermen van het wondgebied.
- Verlaagd drempelwaarde C-vezels rondom het gebied van weefselschade.
- Fenoneem mecdinia: wondgebied beschermen
Pijntypen
Nociceptieve pijn = bij activatie van nocisensoren (in niet-neuraal weefsel)
- Doel: somato-sensorisch systeem informeert (waarschuwen) persoon voor onveiligheid:
• Dreigende weefselschade (vinger op een kaars)
• Veronderstelde weefselschade (persoon denkt, dat er
weefselschade is)
- Adaptief
- ‘strain’ (verband zonder actuele weefselschade en deze schade)
- Geen stimulus = geen pijn!
- Stekende/kloppende/zeurende/krampend
- Medicatie → paracetomel (NSAID, paracetemol) → zwak werkende opioïden
→ sterkwerkende opioïden → injecties.
- Voorbeelden:
• Pijn die ontstaat in (langdurig) ingenomen einstanden gewrichten
• Artrose, claudicatio intermittens, aspecifieke rug- en nekpijn
• Relatie tot weefselherstel: profileratiefase
• Pijn neemt snel af nadat prikkeling nocisensoren verdwenen is (hard drukken op een spier)
• LO: vaak richting specifieke pijnprovocatie afwezigheid itis-verschijnselen
Inflammatoire pijn = bij actuele ontstekingsactiviteit.
- Is een onderdeel van nociceptieve pijn
- Verlaging prikkeldrempelwaarde en sensitisatie t.h.v de
achterhoorn
- Adaptief (doel): ervaren pijn en daarmee afgedwongen adaptief
gedrag zorgt ervoor dat weefsels kunnen genezen.
- ‘Sprain’ (sprake van bandletsel, weefselschade van de band →
ontsteking)
- Pijn in rust
- Voorbeelden:
• Trauma: acute letsels/post operatief
• Inflammatoire aandoening (artrose)
• Relatie tot weefselherstel: ontstekingsfase
• Allodynia (niet pijnlijke prikkel, wordt als pijnlijk ervaren)
• LO: toename van pijn voor bereiken eindstand, minder richtingspecifiek dan nociceptieve
pijn, itis-verschijnselen
Neuropathische pijn = somasensorisch systeem disfunctioneert.
- Onstaat bij leasie/aandoening van het somatosensorische systeem
- Geen beschermingsfunctie: malaldaptief (vooral bij neurogene
aandoeningen zoals MS, thalamische pijn, aids, herpes)
- Wel beschermingsfuncties: adaptief: radiculopathieen (pijn die
optreed na een inklink van de radius)
- Spontane pijn in rust
- Brandering/tintelend/hyperalgesie
2
, - Kwaliteit: elektrisch, schietend, stekend ectopisch
- Intensiteit: hoog
- Allodynia (niet pijnlijke prikkel, wordt als pijnlijk ervaren)
- LO:
• Neurale provocatietests postitief (compressie of tractie zenuw)
• Vaak ‘verlies van functie’ → uitvalsverschijnselen
Nociplastische pijn = pijn die ontstaat door veranderde nociceptie, zonder daadwaarlijke dreigend of actuele
weefschade of aandoening van het somatosensorische systeem
- ‘Tissue is not the issue’
- Doel: bescherming tegen onveiligheid in de ruimste zin van
het woord, geen weefselschade (meer).
- Disfunctionele pijn: pijn heeft geen beschermende functie.
- Pijn in rust
- Intensiteit: hoog.
- Anti-depressiva, anti-epileptica.
- Voorbeelden:
• 1 of meer anatomische regio’s
• Langer dan 3 maanden
• Associatie met emotionele distress
• Geen tekenen weefselschade/inflammatie
• Fibromyalgie, chronische pijnsyndromen, hoofdpijn
• Allodynia (niet pijnlijke prikkel, wordt als pijnlijk ervaren)
Pijn en bewegingsgedrag
Pijn en motor control:
1. Veranderde activiteit tussen spieren (verminderde of juist vergrote).
2. Veranderd ‘mechanisch’ gedrag (verhoogde intermusculaire stijfheid)
3. Bescherming van verdere pijn of schade (verhoogde reflexen, vermijding van belasting)
Model voor rehabilitatie: acute pijn zorgt voor een verandering in motor control.
- Herkennen van functionele en disfunctionele bewegingspatronen.
- Bepalen wanneer aanpassingen in motor control functioneel en disfunctioneel zijn.
- Correct inspelen op aanpassingen motor control.
Bewegingsbeperking: beperkte actieve en passieve mobiliteit (vaak) in de richting van pijnprovocatie.
Stoornis motor controle: geen beperking van de mobiliteit in de richting van de pijnprovocatie, maar aanwezigheid
van ‘aberrant bewegen’ bij pijn.
Pijngedrag: overmatige gedragsmatige reacties op pijn of in de anticipatie op pijn.
Deconditionering: afname van spierkracht, uithoudingsvermogen en/of fysieke capaciteit.
Adaptief = beschermend/bevordelijk.
- (bewegings) gedrag dat ten dienste staat van weefselherstel en voorkomen van verdere weefselschade.
- ‘normaliseren’ van dit gedrag leidt tot meer klachten.
- Bewegingsbeperking vb → een knie heeft een acuut trauma met weefselschade. Waarbij herhaaldelijk
bewegen van de knie alleen maar de pijn doet toe nemen.
- Pijngedrag vb → beschermend en vermijdend bewegingsgedrag direct na inversietrauma, waarbij
normaliseren van dit gedrag leidt tot meer pijn.
- Deconditionering vb → kracht wordt afgenomen.
Maladaptief = provocatief/niet bevordelijk.
- (bewegings) gedrag dat de klachten provoceert.
- Vaak overmatig beschermend bewegingsgedrag in afwezigheid van weefselschade of na de periode van
verwacht weefselherstel.
- ‘normaliseren’ van dit gedrag leidt tot afname van klachten.
3
Pijn = onplezierige sensorische en emotionele ervaring, geassocieerd met actuele of potentiële weefselschade, of
beschreven in termen van dergelijke schade.
Pijn beschermt niet alleen op weefselniveau, maar ook op persoonsniveau.
Onveiligheid:
- Actuele fysiek letsel (bedreiging op weefselniveau)
- Potentieel fysiek letsel (dreigende)
- Verondersteld fysiek letsel (denkt dat er fysiek letsel is)
- Interpersoonlijke onveiligheid (onveilig voelt)
- Intrapersoonlijke onveiligheid
Pijn waarschuwt voor onveiligheid, zodat er maatregelen genomen
worden om de onveilige situatie het hoofd te kunnen bieden, om
‘overleven’ veilig te stellen.
Acute pijn → weefselschade.
Chronische pijn → pijn houdt langer dan 3 maanden aan.
- Heeft geen acute waarschuwingsfunctie meer.
Chronische primaire pijn: pijn die niet onder sub classificaties kan
worden onderverdeeld.
- 1 of meer anatomische regio’s
- Langer dan 3 maanden
- Geassocieerd met emotionele distress/beperkingen
- Kan niet beter verklaard worden door andere chronische pijn definities
- Chronische aspecifieke rugpijn
Nociceptoren: vrije zenuwuiteinden in de huid die reageren op weefselschade, reageren ook op naderende
weefselschade. Zetten om in actiepotentialen.
- Geprikkeld via afferent zenuwstelsel naar ruggenmerg → tractus spinothalarnicus → naar de thalamus
(brein).
- Hoe dieper je het lichaam in gaat hoe minder nociceptoren je hebt (bijv. buikpijn niet precies waar de pijn
zit).
Mogelijke bron van nocicensoriek ligt in modic changes.
Noxische prikkels → nociceptie → pijngewaarwording → pijngedrag
Pijn gewaarwording zonder nociceptie:
- Bouwvakker die op een spijker staat met zijn schoen maar raakt zijn voet niet, maar doet wel pijn.
- Fantoompijn, patiënten die geen been hebben kunnen de pijn voelen in hun pijn.
- Pesten doet pijn.
- Kopzorgen geven koppijn.
Nociceptie leidt niet tot pijngewaarwording: vanwege cultuur voel je geen pijn als je speer door je mond doet ivm
ritueel.
De mate van pijn is niet alleen afhankelijk van de mate van input, maar ook op de persoonservaring (angst) waardoor
je een andere intensiteit van pijn ervaart.
Primaire pijn → wat je voelt direct na een noktische prikkel, voorkomen van schade (heftig).
Aö-vezels (delta):
- Gemyeliniseerde dikke vezels
- Stekende pijn, directe waarneming
- Goed te lokaliseren
Secundaire pijn → Treedt later op.
C-vezels:
- Ongemyeliseerde dunne vezels
- Doffe zeurende pijn → zorgt ervoor dat je het weefsel niet verder
gaat beschadigen.
- Niet goed te lokaliseren
1
, - Veroorzaken ontstekingsreactie
Substance-P: komt vrij vanuit het spinale ganglion
- Zorgt voor gevoeligheid toename van het ontstekingsgebied
- Beschermen van het wondgebied.
- Verlaagd drempelwaarde C-vezels rondom het gebied van weefselschade.
- Fenoneem mecdinia: wondgebied beschermen
Pijntypen
Nociceptieve pijn = bij activatie van nocisensoren (in niet-neuraal weefsel)
- Doel: somato-sensorisch systeem informeert (waarschuwen) persoon voor onveiligheid:
• Dreigende weefselschade (vinger op een kaars)
• Veronderstelde weefselschade (persoon denkt, dat er
weefselschade is)
- Adaptief
- ‘strain’ (verband zonder actuele weefselschade en deze schade)
- Geen stimulus = geen pijn!
- Stekende/kloppende/zeurende/krampend
- Medicatie → paracetomel (NSAID, paracetemol) → zwak werkende opioïden
→ sterkwerkende opioïden → injecties.
- Voorbeelden:
• Pijn die ontstaat in (langdurig) ingenomen einstanden gewrichten
• Artrose, claudicatio intermittens, aspecifieke rug- en nekpijn
• Relatie tot weefselherstel: profileratiefase
• Pijn neemt snel af nadat prikkeling nocisensoren verdwenen is (hard drukken op een spier)
• LO: vaak richting specifieke pijnprovocatie afwezigheid itis-verschijnselen
Inflammatoire pijn = bij actuele ontstekingsactiviteit.
- Is een onderdeel van nociceptieve pijn
- Verlaging prikkeldrempelwaarde en sensitisatie t.h.v de
achterhoorn
- Adaptief (doel): ervaren pijn en daarmee afgedwongen adaptief
gedrag zorgt ervoor dat weefsels kunnen genezen.
- ‘Sprain’ (sprake van bandletsel, weefselschade van de band →
ontsteking)
- Pijn in rust
- Voorbeelden:
• Trauma: acute letsels/post operatief
• Inflammatoire aandoening (artrose)
• Relatie tot weefselherstel: ontstekingsfase
• Allodynia (niet pijnlijke prikkel, wordt als pijnlijk ervaren)
• LO: toename van pijn voor bereiken eindstand, minder richtingspecifiek dan nociceptieve
pijn, itis-verschijnselen
Neuropathische pijn = somasensorisch systeem disfunctioneert.
- Onstaat bij leasie/aandoening van het somatosensorische systeem
- Geen beschermingsfunctie: malaldaptief (vooral bij neurogene
aandoeningen zoals MS, thalamische pijn, aids, herpes)
- Wel beschermingsfuncties: adaptief: radiculopathieen (pijn die
optreed na een inklink van de radius)
- Spontane pijn in rust
- Brandering/tintelend/hyperalgesie
2
, - Kwaliteit: elektrisch, schietend, stekend ectopisch
- Intensiteit: hoog
- Allodynia (niet pijnlijke prikkel, wordt als pijnlijk ervaren)
- LO:
• Neurale provocatietests postitief (compressie of tractie zenuw)
• Vaak ‘verlies van functie’ → uitvalsverschijnselen
Nociplastische pijn = pijn die ontstaat door veranderde nociceptie, zonder daadwaarlijke dreigend of actuele
weefschade of aandoening van het somatosensorische systeem
- ‘Tissue is not the issue’
- Doel: bescherming tegen onveiligheid in de ruimste zin van
het woord, geen weefselschade (meer).
- Disfunctionele pijn: pijn heeft geen beschermende functie.
- Pijn in rust
- Intensiteit: hoog.
- Anti-depressiva, anti-epileptica.
- Voorbeelden:
• 1 of meer anatomische regio’s
• Langer dan 3 maanden
• Associatie met emotionele distress
• Geen tekenen weefselschade/inflammatie
• Fibromyalgie, chronische pijnsyndromen, hoofdpijn
• Allodynia (niet pijnlijke prikkel, wordt als pijnlijk ervaren)
Pijn en bewegingsgedrag
Pijn en motor control:
1. Veranderde activiteit tussen spieren (verminderde of juist vergrote).
2. Veranderd ‘mechanisch’ gedrag (verhoogde intermusculaire stijfheid)
3. Bescherming van verdere pijn of schade (verhoogde reflexen, vermijding van belasting)
Model voor rehabilitatie: acute pijn zorgt voor een verandering in motor control.
- Herkennen van functionele en disfunctionele bewegingspatronen.
- Bepalen wanneer aanpassingen in motor control functioneel en disfunctioneel zijn.
- Correct inspelen op aanpassingen motor control.
Bewegingsbeperking: beperkte actieve en passieve mobiliteit (vaak) in de richting van pijnprovocatie.
Stoornis motor controle: geen beperking van de mobiliteit in de richting van de pijnprovocatie, maar aanwezigheid
van ‘aberrant bewegen’ bij pijn.
Pijngedrag: overmatige gedragsmatige reacties op pijn of in de anticipatie op pijn.
Deconditionering: afname van spierkracht, uithoudingsvermogen en/of fysieke capaciteit.
Adaptief = beschermend/bevordelijk.
- (bewegings) gedrag dat ten dienste staat van weefselherstel en voorkomen van verdere weefselschade.
- ‘normaliseren’ van dit gedrag leidt tot meer klachten.
- Bewegingsbeperking vb → een knie heeft een acuut trauma met weefselschade. Waarbij herhaaldelijk
bewegen van de knie alleen maar de pijn doet toe nemen.
- Pijngedrag vb → beschermend en vermijdend bewegingsgedrag direct na inversietrauma, waarbij
normaliseren van dit gedrag leidt tot meer pijn.
- Deconditionering vb → kracht wordt afgenomen.
Maladaptief = provocatief/niet bevordelijk.
- (bewegings) gedrag dat de klachten provoceert.
- Vaak overmatig beschermend bewegingsgedrag in afwezigheid van weefselschade of na de periode van
verwacht weefselherstel.
- ‘normaliseren’ van dit gedrag leidt tot afname van klachten.
3