Statistiek
Variabele = een ding of onderwerp dat gemeten wordt (lichaamslengte, gewicht, leeftijd of geslacht).
Verschillende typen data =
1. Dichotoom (N) = twee categorieën (vrouw/man)
2. Categoriaal (N of soms Mediaan) =
- Nominaal: meerdere categorieën, geen volgorde van groepen (etniciteit, bloedgroep).
- Ordinaal: meerdere categorieën, met een hiërarchische volgorde (brons-zilver-goud, BMI klassen,
3. Continue (Modus, Mediaan of gemiddelde) = (haarkleur).
- Interval: gelijke intervallen, geen absoluut nulpunt (temperatuur, banksaldo).
- Ratio: gelijke intervallen en absoluut nulpunt (IQ, lichaamslengte).
Tendesmaat = geeft de clustering van cijfers aan. Het is 1 maat dat representatief is voor een grote steekproef.
- Gemiddelde: alle opgetelde waardes/aantal metingen dat gedaan is.
- Mediaan: alle getallen op volgorde van klein naar groot zetten → precies het middelste getal nemen.
- Modus: de meest voorkomende waarde.
Centrummaat = kan het gemiddelde of de mediaan zijn.
Spreidingsmaten = geeft aan hoe groot de spreiding is in cijfers van de onderzoekspopulatie. Een grotere spreiding
geeft meer onzekerheid over de onderzoeksbevindingen. Altijd gekoppeld aan een type tendesmaat.
- Tendesmaat: aantallen = spreidingsmaat: percentages.
- Tendesmaat: gemiddelde = spreidingsmaat: standaarddeviatie.
- Tendesmaat: modus = spreidingsmaat: min. of max. waarde of range.
- Tendesmaat: mediaan = spreidingsmaat: kwartiel: 25% waarde en 75% waarde.
Interquartiel range = de eerste 25%/ Dit is de scheidingslijn.
Interquartiel afstand = de middelste 50%.
Range = min. en max. waarde. Dus de hoogste en de laagste waarde.
- De laagste score was 22 en de hoogste was 55.
Baseline = momentopname aan de start van het onderzoek. Dit wordt vergeleken met de groep op latere momenten.
Standaarddeviatie = de maat voor de spreiding van de uitkomsten rond het gemiddelde. In de afbeelding zie je
verschillende lichaamslengtes. Het gemiddelde is 170 cm. De groene pijlen laten zien hoe ver deze waarde afligt van
het gemiddelde. Dus de standaarddeviatie is de gemiddelde lengte van de pijlen als het ware.
- Een kleinere standaarddeviatie zorgt voor een nauwkeurigere schatting van de verschilscore in de
experimentele groep.
- Een sd van 10.4 houdt in dat het kan afwijken van de 43.5 naar boven 10.4 of naar beneden. Het is het
gemiddelde van de afstand van elk gegeven naar het gemiddelde.
Als de gemiddelde verder uit elkaar liggen dan overlappen de curves minder. Als de standaarddeviatie (sd) klein is
overlappen de curves ook minder. Dus liggen de antwoorden minder dicht bij elkaar. Hierdoor is het significant.
- Minder overlappen = meer significant.
Variabele = een ding of onderwerp dat gemeten wordt (lichaamslengte, gewicht, leeftijd of geslacht).
Verschillende typen data =
1. Dichotoom (N) = twee categorieën (vrouw/man)
2. Categoriaal (N of soms Mediaan) =
- Nominaal: meerdere categorieën, geen volgorde van groepen (etniciteit, bloedgroep).
- Ordinaal: meerdere categorieën, met een hiërarchische volgorde (brons-zilver-goud, BMI klassen,
3. Continue (Modus, Mediaan of gemiddelde) = (haarkleur).
- Interval: gelijke intervallen, geen absoluut nulpunt (temperatuur, banksaldo).
- Ratio: gelijke intervallen en absoluut nulpunt (IQ, lichaamslengte).
Tendesmaat = geeft de clustering van cijfers aan. Het is 1 maat dat representatief is voor een grote steekproef.
- Gemiddelde: alle opgetelde waardes/aantal metingen dat gedaan is.
- Mediaan: alle getallen op volgorde van klein naar groot zetten → precies het middelste getal nemen.
- Modus: de meest voorkomende waarde.
Centrummaat = kan het gemiddelde of de mediaan zijn.
Spreidingsmaten = geeft aan hoe groot de spreiding is in cijfers van de onderzoekspopulatie. Een grotere spreiding
geeft meer onzekerheid over de onderzoeksbevindingen. Altijd gekoppeld aan een type tendesmaat.
- Tendesmaat: aantallen = spreidingsmaat: percentages.
- Tendesmaat: gemiddelde = spreidingsmaat: standaarddeviatie.
- Tendesmaat: modus = spreidingsmaat: min. of max. waarde of range.
- Tendesmaat: mediaan = spreidingsmaat: kwartiel: 25% waarde en 75% waarde.
Interquartiel range = de eerste 25%/ Dit is de scheidingslijn.
Interquartiel afstand = de middelste 50%.
Range = min. en max. waarde. Dus de hoogste en de laagste waarde.
- De laagste score was 22 en de hoogste was 55.
Baseline = momentopname aan de start van het onderzoek. Dit wordt vergeleken met de groep op latere momenten.
Standaarddeviatie = de maat voor de spreiding van de uitkomsten rond het gemiddelde. In de afbeelding zie je
verschillende lichaamslengtes. Het gemiddelde is 170 cm. De groene pijlen laten zien hoe ver deze waarde afligt van
het gemiddelde. Dus de standaarddeviatie is de gemiddelde lengte van de pijlen als het ware.
- Een kleinere standaarddeviatie zorgt voor een nauwkeurigere schatting van de verschilscore in de
experimentele groep.
- Een sd van 10.4 houdt in dat het kan afwijken van de 43.5 naar boven 10.4 of naar beneden. Het is het
gemiddelde van de afstand van elk gegeven naar het gemiddelde.
Als de gemiddelde verder uit elkaar liggen dan overlappen de curves minder. Als de standaarddeviatie (sd) klein is
overlappen de curves ook minder. Dus liggen de antwoorden minder dicht bij elkaar. Hierdoor is het significant.
- Minder overlappen = meer significant.