GOEDERENRECHT MET
ANTWOORDEN
Docent: A. Keuters
Alles dat in het geel gemarkeerd is, is het juiste antwoord.
Soms staat er in het rood nog een motivering bij.
,Week 1
Opgave 1:
Stelling I
Zaken kunnen zowel roerend als onroerend zijn.
Stelling II
Zakelijke rechten zijn te verdelen in het eigendomsrecht, zekerheidsrechten en
genotsrechten.
a. Beide stellingen zijn juist.
b. Beide stellingen zijn onjuist.
c. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.
d. Stelling I is onjuist en stelling II is juist.
Opgave 2:
Welke van de onderstaande zaken is een zelfstandige zaak?
a. Een knoop.
b. Een knoop aan een blazer.
c. Nootjes in een reep chocolade.
d. Een bladzijde ineen boek.
Opgave 3:
Welke van de onderstaande rechten zijn zakelijke rechten?
a. Het recht op uitkering van de verzekeringspenningen op basis van een
gesloten schadeverzekeringsovereenkomst.
,b. Het hypotheekrecht op een huis, het pandrecht op een schilderij en het recht
van erfdienstbaarheid op een stuk grond.
c. Het recht op betaling van de koopprijs voor een verkochte wasmachine.
d. Het recht op onderwijs.
Opgave 4:
Wanneer een roerende zelfstandige zaak een wezenlijk onderdeel uit gaat maken
van een woning, is sprake van natrekking. Dit betekent dat
a. de eigenaar van de roerende zaak eigenaar wordt van de woning.
b. de eigenaar van de woning eigenaar wordt van alle bestanddelen inclusief
deze roerende zaak.
c. de eigenaar van de woning daarna beschikt over een zelfstandige roerende
zaak.
d. de eigenaar van de roerende zaak zijn zaak kan opeisen van de eigenaar van
de woning.
Opgave 5:
Zakelijke rechten hebben de volgende eigenschappen:
a. zij worden beheerst door dwingend recht, zij hebben in het algemeen geen
droit de suite en zij prefereren boven persoonlijke rechten.
b. zij worden veelal beheerst door regels van aanvullend recht; zij hebben
zaaksgevolg en zij zijn absoluut.
c. zij worden beheerst door dwingend recht; zij zijn absoluut en zij prefereren
boven persoonlijke rechten.
d. zij worden beheerst door dwingend recht; zij zijn absoluut en zij hebben in het
algemeen droit de suite.
Opgave 6:
De kenmerken van een zaak zijn:
, a. het is een stoffelijk voorwerp, het moet een economische waarde hebben, het
moet een geindividualiseerd geheel vormen en het moet aan de macht van de
mens kunnen worden onderworpen.
b. het moet aan de macht van de mens kunnen worden onderworpen, het moet
een zekere waarde hebben, het vormt een onderdeel van de stoffelijke natuur en
het moet een onsplitsbaar geheel vormen.
c. het vormt een onderdeel van de stoffelijke natuur, het moet aan de macht van
de mens kunnen worden onderworpen, het moet een zekere waarde hebben en
het moet een geindividualiseerd geheel vormen.
d. het moet een geindividualiseerd geheel vormen, het moet economische
waarde hebben, het moet aan de macht van de mens kunnen worden
onderworpen en het vormt een onderdeel van de stoffelijke natuur.
Opgave 7:
Welke van de volgende zaken is onroerend?
a. Een stacaravan met niet meer dan twee wielen en vier hoeksteunen.
b. Een schip van tien ton.
c. Een ingemetseld ligbad.
d. Een geregistreerd vliegtuig.
Opgave 8:
Welke van de volgende goederen valt niet onder de definitie zaak?
a. Een antieke kast.
b. Een aandeel in een BV.
c. Een kilo suiker.
d. Een auto.
Opgave 9:
Ben Raad meent een gat in de markt te hebben ontdekt met de verkoop van
zonnepanelen voor het opwekken van warmte-energie. Na een ingrijpende