OMGEVING:
INCLUSIEF DE ONTWIKKELINGEN DIE VERWACHT WORDEN
("STREEF-OMGEVING")
MODEL VAN MARCUS & VAN DAM (destep)
TYPERING vlg MINTZBERG
BELEID:
missie en doelen
belangrijkste produkten/diensten en markt(en)
unieke kenmerken produkten/diensten
marktpositie, financiële positie
wijze waarop beleid tot stand komt
bekendheid en draagvlak beleid
type sociaal beleid
strategische opstelling
STRUCTUUR:
vorm en mate van taakspecialisatie
groepering en grootte van de eenheden
(aantal) hiërarchische niveaus
gebruik van verbindingsmiddelen
configuratie
WERKPROCESSEN:
beschrijving en typering van het technisch systeem (automatisering)
primaire proces(sen) en kritieke stappen daar in
relatie (sub-)systemen en organisatorische eenheden
aansluiting processtappen op elkaar
mate en vorm van standaardisatie
flexibiliteit
research en development
kwaliteitszorg
CULTUUR:
klant-, kwaliteit- en/of resultaatgerichtheid
,cultuurverschillen
typering volgens Harrison
veranderingsbereidheid (bij personeel)
BESTURING:
coördinatiemechanisme
(de-)centralisatie, macht
type besturingsinformatie
beschikbaarheid en kenmerken van bestuurssystemen
besturingsfilosofie
MANAGEMENT:
span of control
stijl typeren mbv Situationeel Leiderschap
relatie tussen lijn en staf
(professionele) achtergrond leidinggevenden
mate van oriëntatie op de omgeving
verandergerichtheid, -bereidheid en -vermogen
PERSONEEL:
aantallen (per categorie)
onderscheid kern / perifeer, aard dienstverbanden
sleutelvaardigheden, opleidingsniveau, kennis en ervaring
persoonskenmerken (motivatie, groeibehoeften)
verhouding mannen/vrouwen, minderheden
verloop, verzuim, leeftijdsopbouw
, Stap 1 beschrijving van de omgeving van de organisatie:
- Typering van Minzberg
o Stabiel – dynamisch
Mintzberg stelt dat hoe dynamischer de omgeving is, hoe organischer de structuur. Is
de omgeving stabiel dan kunnen werkzaamheden en veranderingen goed worden
voorspelt en kan gekozen worden voor bureaucratie.
o Complex – eenvoudig
Met betrekking tot complexiteit stelt Mintzberg dat hoe complexer de omgeving is,
hoe gedecentraliseerder de organisatiestructuur moet zijn. (kennis die nodig is voor
het uitvoeren van de taken)
o eenvoudig en stabiel
toekomst
o complexer en dynamischer:
complex meer vraag naar andere/nieuwe producten, er moete hierdoor nieuwe
producten worden ontwikkeld en maatwerk worden geleverd.
Dynamisch door veranderingen in de maatschapij en kritischere klanten, zal de
vraag wisselend zijn en zullen de producten steeds aangepast moeten worden.
- Destep: D- Medewerkers/opleidingsniveau. E- concurrenten, arbeidsmarkt nationeel/
internationaal? S- marktonderzoek, simpele/goedkope producten? T-
Technologie/ontwikkelingen. E- voldoen aan eisen? P- voldoen aan wet/regelgeving?
- Welke ontwikkelingen zijn het meest van invloed op de organisatie in de komende 2 jaar?
- Welke kansen en bedreigingen doen zich voor in de omgeving
- Vinden er dusdanige veranderingen plaats dat de omgeving anders getypeerd moet worden?
- Welke configuratie past het beste in de toekomstige situatie gezien de ontwikkelingen in de
omgeving?
o Eenvoudige structuur = dynamisch-eenvoudig
o Machinebureaucratie = stabiel- eenvoudig
o Professionele bureaucratie = stabiel- dynamisch
o Divisiestructuur
o Adhocratie = dynamisch-complex
stabiel of dynamisch = omgeving
eenvoudig of complex = product