WERELD
PATRONEN: WELVAART EN WELZIJN
Centrumlanden (welvarend) en periferie (arm) waren eerst gescheiden. Tegenwoordig zijn
landen die een sociaaleconomische ontwikkeling doormaken: semiperiferie (BRICS). Dit vormt
samen een wereldsysteem. Verschillen in welvaart kun je meten door:
Bruto binnenlands product per hoofd (bbp/hoofd): inkomen van de bevolking.
o De waarde verschilt per land, daarom drukken we uit in koopkracht.
o Alleen formele sector wordt gerekend, terwijl arme landen juist in de informele
sector veel inkomen hebben.
o Gemiddeld getal voor hele land: arme landen heeft grote regionale ongelijkheid --
> bruto regionaal product per hoofd (brp/hoofd) + sociale ongelijkheid in land
kan zeer groot zijn (elite neemt groot deel inkomen)
Samenstelling beroepsbevolking: primair – secundair – tertiair --> hoe hoger
ontwikkeling economie, hoe kleiner deel werkt in landbouw en groter deel in formele
sector.
De economie is zeer kwetsbaar als land afhankelijk is van grondstoffen:
Oogst kan mislukken
Prijzen op wereldmarkt kunnen fluctueren
Door economische groei BRICS-landen steeg vraag naar grondstoffen en energie, en dus ook de
prijs. Door uitschuiving van productie naar periferie, zijn arme landen minder afhankelijk van
grondstoffenexport.
Het welzijn van mensen wordt bepaald door de VN-ontwikkelingsindex: samenstelling van
koopkracht, analfabetisme en de levensverwachting. Het hangt ook samen met voedselzekerheid,
gezondheidszorg en drinkwatervoorziening. Hoe dichter bij 1,0, des te hoger het welzijn.
, PATRONEN: DEMOGRAFISCH, CULTUREEL EN POLITIEK
Bevolkingsspreiding: verdeling bevolking over aarde, is te verklaren uit:
Verschil in natuurlijke mogelijkheden: vruchtbare kust en brede rivierdalen op gematigde
breedte een hoge bevolkingsdichtheid.
De ligging: relatieve ligging t.o.v. economisch belangrijke gebieden.
Het koloniale verleden: vaak in kustzones concentreert de bevolking.
De bevolkingsomvang van gebied kan veranderen: door…
… hoog geboorteoverschot: natuurlijke bevolkingsgroei. Hoewel vruchtbaarheid daalt,
neemt absolute groei toe. Vooral arme landen kent hoge vruchtbaarheid:
o Demografisch: jonge leeftijdsopbouw + hoge kindersterfte door slecht voedsel en
ontoereikende medische voorzieningen.
o Sociaal: laag opleidingsniveau (hoe hoger opleidingsniveau, hoe lager is de
vruchtbaarheid).
o Cultureel: sommige geloven stimuleren het hebben van veel kinderen.
o Economisch: toename welvaart = afname vruchtbaarheid.
o Geografisch: arme landen kennen hoog verstedelijkingstempo, maar
verstedelijkingsgraad is relatief laag. Vruchtbaarheid stad is lager. Door
vergrijzing neemt demografische druk (niet-actieve – actieve bevolking %) in rijke
landen toe --> andere positie demografisch transitiemodel.
… migratie: uit arme landen opzoek naar betere levensomstandigheden, bijvoorbeeld
arbeidsmigranten. Overheersing trek van platteland naar stad (urbanisatie/
verstedelijking).
Hoge verstedelijkingstempo arme landen:
Trek platteland --> stad door jonge mensen.
Jonge stadsbevolking heeft hoge vruchtbaarheid en levensverwachting.
Grote steden groeien en slokken omringende plaatsen op.
Cultuurgebieden in de wereld: religie en taal is hierin belangrijk. Door diffusie zijn
cultuurelementen verspreid en verweven (acculturatie). Je kunt staten indelen op democratisch
gehalte:
Democratisch
Beperkt democratisch: niet alle burgerrechten zijn gewaarborgd.
Dictatoriaal: democratie is laag en mensenrechten worden niet gerespecteerd.
Na uiteenvallen SU is een nieuwe wereldorde ontstaan met VS als leidende staat.