HFST 1 Consumentengedrag
Consumentenpsychologie heeft te maken met CE vanwege het rationeel en emotioneel
denken.
Rationeel:
Bij elke aankoop maak je een rationele keuze en handelt naar een zo groot mogelijke
behoefte. Rationeel denken staat voor doordacht/ weloverwogen.
Irrationeel:
Een aankoop waarbij je niet doordenkt. Bijvoorbeeld een alledaagse koop.
Nutsmaximalisatie:
Het maximaliseren van je behoeftes.
Heuristics:
Beslisregels hierbij heb je vertrouwen op je eigen kennis (cognitief). In staat zijn om in
complexe situaties snel beslissingen te maken.
Korte termijn vs. Lange termijn:
Je keuze gebaseerd op wat je op den duur of nu belangrijk vindt.
Tijdens het beslissingsproces kent de consument een aantal fase:
1. Situatie in kaart brengen
2. Oriënteren
3. Het afwegen van alternatieven
4. Aankoop
5. Consumptie/ gebruik
6. Evalueren
Selectieve interpretatie:
Hierbij zoeken we naar referenties om iets te bevestigen
Door middel van consumentenpsychologie kunnen marketeers inspelen op het gedrag van
consumenten. Een voorbeeld hiervan is:
Framing:
- De essentie van de boodschap blijft hetzelfde, maar de omgeving verandert
waardoor je een ander beeld van het product weergeeft en de argumentatie
overtuigender maakt.
Nudging:
- De consument in de goede richting duwen door leuke stimulans aan te brengen. Een
voorbeeld van een Nudge is het weergeven op de trap hoeveel calorieën je verbrandt
als je de trap neemt per trede. Hierdoor zal de consument eerder overwegen de trap
te nemen
, Een consument kent de volgende beslissing gedragingen:
1. Routinematig
2. Afwisselend gericht
3. Situatiebepalend
4. Impulsief koopgedrag
Routinematig: vertrouwen op eerdere ervaringen en niet de moeite nemen om
alternatieven af te wegen
Afwisselend gericht: bewust kiezen voor andere alternatieven om niet steeds hetzelfde te
doen
Situatiebepaald: afhankelijk van de omstandigheden van de consument bijvoorbeeld: tijd,
stemming en omgeving
Impulsief koopgedrag: hierbij wordt de consument veelal beïnvloed door omstandigheden
en stemming. Hij wordt gestimuleerd een aankoop te doen waar hij vooraf niet over na
heeft gedacht.
Op basis van informatieverwerking worden er 3 soorten beslissingsproces onderscheden:
1. Uitgebreid probleemoplossend
2. Beperkt probleemoplossend
3. Routinematig probleemoplossend
Uitgebreid probleemoplossend: belangrijke beslissing waarbij het verzamelen en verwerken
van informatie erg belangrijk is. Bijvoorbeeld het aanschaffen van een mobiele telefoon of
auto.
Beperkt probleemoplossend: wanneer de beslissing minder belangrijk is, is de bereidheid
om informatie te zoeken ook minder. Bijvoorbeeld het proberen van een nieuw wasmiddel.
Routinematig probleemoplossend: naarmate de ervaring met het product hoog is, wordt de
kans op verkeerde beslissingen kleiner. Er zit weinig risico aan de keuze, denk bijvoorbeeld
aan de keuze voor hetzelfde merk of product.
Consumentenpsychologie heeft te maken met CE vanwege het rationeel en emotioneel
denken.
Rationeel:
Bij elke aankoop maak je een rationele keuze en handelt naar een zo groot mogelijke
behoefte. Rationeel denken staat voor doordacht/ weloverwogen.
Irrationeel:
Een aankoop waarbij je niet doordenkt. Bijvoorbeeld een alledaagse koop.
Nutsmaximalisatie:
Het maximaliseren van je behoeftes.
Heuristics:
Beslisregels hierbij heb je vertrouwen op je eigen kennis (cognitief). In staat zijn om in
complexe situaties snel beslissingen te maken.
Korte termijn vs. Lange termijn:
Je keuze gebaseerd op wat je op den duur of nu belangrijk vindt.
Tijdens het beslissingsproces kent de consument een aantal fase:
1. Situatie in kaart brengen
2. Oriënteren
3. Het afwegen van alternatieven
4. Aankoop
5. Consumptie/ gebruik
6. Evalueren
Selectieve interpretatie:
Hierbij zoeken we naar referenties om iets te bevestigen
Door middel van consumentenpsychologie kunnen marketeers inspelen op het gedrag van
consumenten. Een voorbeeld hiervan is:
Framing:
- De essentie van de boodschap blijft hetzelfde, maar de omgeving verandert
waardoor je een ander beeld van het product weergeeft en de argumentatie
overtuigender maakt.
Nudging:
- De consument in de goede richting duwen door leuke stimulans aan te brengen. Een
voorbeeld van een Nudge is het weergeven op de trap hoeveel calorieën je verbrandt
als je de trap neemt per trede. Hierdoor zal de consument eerder overwegen de trap
te nemen
, Een consument kent de volgende beslissing gedragingen:
1. Routinematig
2. Afwisselend gericht
3. Situatiebepalend
4. Impulsief koopgedrag
Routinematig: vertrouwen op eerdere ervaringen en niet de moeite nemen om
alternatieven af te wegen
Afwisselend gericht: bewust kiezen voor andere alternatieven om niet steeds hetzelfde te
doen
Situatiebepaald: afhankelijk van de omstandigheden van de consument bijvoorbeeld: tijd,
stemming en omgeving
Impulsief koopgedrag: hierbij wordt de consument veelal beïnvloed door omstandigheden
en stemming. Hij wordt gestimuleerd een aankoop te doen waar hij vooraf niet over na
heeft gedacht.
Op basis van informatieverwerking worden er 3 soorten beslissingsproces onderscheden:
1. Uitgebreid probleemoplossend
2. Beperkt probleemoplossend
3. Routinematig probleemoplossend
Uitgebreid probleemoplossend: belangrijke beslissing waarbij het verzamelen en verwerken
van informatie erg belangrijk is. Bijvoorbeeld het aanschaffen van een mobiele telefoon of
auto.
Beperkt probleemoplossend: wanneer de beslissing minder belangrijk is, is de bereidheid
om informatie te zoeken ook minder. Bijvoorbeeld het proberen van een nieuw wasmiddel.
Routinematig probleemoplossend: naarmate de ervaring met het product hoog is, wordt de
kans op verkeerde beslissingen kleiner. Er zit weinig risico aan de keuze, denk bijvoorbeeld
aan de keuze voor hetzelfde merk of product.
