Artikel Ponsioen (2005)
Lvg/lvb wordt gesteld o.b.v. IQ, waarmee voorbij wordt gegaan aan andere belangrijke
indicatoren zoals sociale redzaamheid. Deze indicatoren worden wel als belangrijk
onderkend, maar in de praktijk in zorg en onderwijs wordt hier vaak toch aan voorbij gegaan.
Hierbij wordt IQ gezien als een vaststaand gegeven; een laag IQ zou gelijk staan aan geen
leerbaarheid. Onderzoek toont echter aan dat noch intelligentie, noch IQ onveranderbaar zijn.
Lvg-kinderen zijn vaak ondervertegenwoordigd in normeringsgroepen voor IQ-onderzoek,
maar toch worden dergelijke tests er bij die groep juist vaak bij gepakt.
Onderzoek Carvajal et al.: in longitudinaal onderzoek over de tijd een stijging in IQ-scores.
Hiervoor geven zij geen verklaring; mogelijk omdat IQ-scores nou eenmaal niet stabiel zijn;
mogelijk speelt de keuze in IQ-test een rol; belangrijk om ook rekening te houden met andere
lvb-kenmerken in het meten van IQ
Conclusies:
1. Sprake van grote spreiding in scores; vooral performaal gebied
2. Afwijkende factorstructuur van intelligentietests; mogelijke comorbiditeit
3. Disharmonische profielen bij tests waarin deels schoolprestatietaken voorkomen
4. De hoogte v/h IQ hangt af van type test en leeftijd
Ruiter et al. (2017)
Een intelligentietest bij kinderen en jongeren levert twee soorten informatie op:
1. Kwalitatief (komen voort uit observaties tijdens de testafname)
2. Kwantitatief (scores op de test)
Scores op IQ-tests voor dezelfde persoon kunnen erg uiteenlopen, doordat ze bijvoorbeeld
andere subschalen meenemen (bv. de ene meer schoolse vaardigheden dan de andere).
Het CHC-model is onderliggend aan een aantal intelligentietests (WISC, WAIS, IDS,
etc.). Het is een model waarin de cognitieve (deel)functies van IQ worden beschreven.
Hierbij wordt niet meer het onderscheid verbaal-performaal gemaakt, omdat er
meerdere stratum-II functies mee worden genomen.
Door een betrouwbaarheidsinterval aan te geven wordt recht gedaan aan de enige mate
van meetonzekerheid die we hebben. Classificaties die
hieraan gegeven worden zijn gebaseerd op een
normaalverdeling met sd. 15.
Classificaties als ‘hoogbegaafdheid’ en ‘VB’ zijn niet
puur door IQ bepaald
Koster et al. (2018)
Intelligentiediagnostiek aan het begin van/voorafgaand aan
behandeling kan een onderschatting van het IQ geven, omdat er
dan niet optimaal gepresteerd kan worden.
Factoren die de testprestatie (negatief) kunnen beïnvloeden:
Psychopathologie (cognitieve problemen door stoornis)
Traumaklachten (chronisch gevoel van onveiligheid)
Faalangst (willen geen fouten maken; bv. laag zelfbeeld)
Medicatie (invloed op cogn. functies, bv. slaperigheid)
Middelengebruik (impact op handelingsgerichte vermogens)
Onderwijsproblemen (achterstanden door verstoorde schoolgang)
Intelligentie (Wechsler): het vermogen van een individu om doelgericht te handelen, rationeel
te denken en effectief met de omgeving om te kunnen gaan.
, Oefening Ethiek
CASUS A
Ethisch dilemma: moet X haar supervisor Y aanspreken op haar gedrag?
Artikel 30: samenwerking collega’s en andere professionals
Artikel 10: gelijkwaardige behandeling
Artikel 29: moet collega’s ongeacht ‘rang’ kunnen aanspreken op onprofi gedrag
Conflict professionele houding en persoonlijke mening
Artikel 9: in hoeverre is de supervisor deskundig m.b.t. transseksualiteit
Belang van de cliënt staat voorop; in twijfel trekken van klachten ondermijnt dit
Beroepsethische afwegingen: houd ik mijn supervisor de hand boven het hoofd of zeg ik er
wat van in het belang van de cliënt
Stappen: overleggen met een andere collega, vervolgens supervisor aanspreken op gedrag
CASUS B
Artikel 23: onverenigbare rollen (privé en werk gescheiden houden)
Objectiviteit in het gedrang artikel 9: ben je deskundig/bekwaam genoeg