H14. Bezwaar en administratief beroep
14.1 Inleiding
Een belanghebbende die het niet eens is met een beslissing van een bestuursorgaan, zal soms de
rechter willen inschakelen. De rechter is meestal niet direct bevoegd om over het geschil te oordelen.
In de meeste gevallen moet het bestuur zelf eerst de kans krijgen het besluit te heroverwegen. De
belanghebbende moet eerst bezwaar maken bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen,
zie artikel 7:1 eerste lid Awb. Artikel 1:5 eerste lid Awb geeft de definitie van bezwaar.
Art 7:1 Awb geeft de hoofdregel, dat aan het beroep op een bestuursrechter het maken van bezwaar
voorafgaat. Staat of stond voor de belanghebbende administratief beroep open dan kan geen beroep
op de bestuursrechter worden gedaan, zie artikel 8:5 tweede lid Awb.
Het instellen van beroep wordt omschreven als het gebruik maken van een ingevolge wettelijk
voorschrift bestaande bevoegdheid om een voorziening tegen een besluit te vragen bij een ander
bestuursorgaan dan het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.
Beroep op de bestuursrechter is doorgaans pas mogelijk nadat een bestuurlijke voorprocedure in de
vorm van bezwaar of administratief beroep heeft plaatsgevonden.
Stapt de belanghebbende tijdig na beëindiging van de voorprocedure wel naar de bestuursrechter,
dan beoordeelt de laatste vervolgens niet het zogenaamde primaire besluit, dat aanleiding gaf tot
bezwaar of administratief beroep maar de beslissing op bezwaar of het in administratief beroep
genomen besluit.
14.2 Bezwaarprocedure
De bezwaarprocedure vermindert het aantal beroepen op de rechter. Dit wordt de zeeffunctie
genoemd. Naast deze functie blijkt in de praktijk de bezwaarschriftprocedure een zelfstandige functie
te vervullen als een goede en eenvoudige toegankelijke regeling van rechtsbescherming. Er wordt
namelijk geen geld gevraagd en het bestuursorgaan beoordeelt het besluit niet alleen op
rechtmatigheid maar ook op beleidsaspecten ( doelmatigheidstoets). Zie artikel 7:11 eerste lid Awb.
Het bestuursorgaan moet de zaak in beginsel in volle omvang en met inachtneming van eventuele
nieuwe feiten en omstandigheden opnieuw bezien. Dat alle feiten en omstandigheden zoals bekend
op het moment van het beslissen op bezwaar in beginsel moeten worden meegewogen, maakt dat
we spreken over besluitvorming ex nunc. De bezwaarprocedure wordt door de volledige
heroverweging die daarin moet plaatsvinden ook wel gezien als een verlenging van de bestuurlijke
besluitvormingsprocedure.
Een vierde belangrijke functie is dat wanneer een geschil uiteindelijke toch aan de bestuursrechter
wordt voorgelegd, het een voorbehandeling heeft gehad en dat er een duidelijkere zaak op het
bureau van de rechter valt. Dit wordt de dossierfunctie genoemd.
Het wegzeven van zaken voor de bestuursrechter
, Rechts- en belangenbescherming
Verlengde besluitvorming
Verduidelijking en rijping van het eventueel aan de bestuursrechter voor te leggen geschil
Verhoging van de kwaliteit van de bestuurlijke besluitvorming\
Wanneer bezwaar? Eerst bezwaar, dan beroep. Zie artikel 7:1 eerste lid Awb. In dit artikel staan een
aantal uitzonderingen.
Als gevolg van de inwerktreding van de Wet rechtstreeks beroep kent de Awb sinds 1 september 2004
artikel 7:1a Awb. Dit gaat om rechtstreeks beroep, dus zonder dat er een voorprocedure nodig is.
Artikel 6:5 Awb stelt enkele minimumvoorschriften aan de inhoud van een bezwaarschrift.
Naam
Ondertekening
Adres
Omschrijving van het besluit
Gronden van het bezwaar
Nieuwe feiten en omstandigheden
Wil een belanghebbende bezwaar maken tegen een besluit, dan moet hij dat binnen een bepaalde
termijn doen. Wordt een bezwaarschrift na het verstrijken van die termijn ingediend, dan is het in
beginsel ‘niet-ontvankelijk’. Dat betekent dat het verder niet zal worden behandeld. De termijn voor
het indienen van een bezwaarschrift is zes weken. Dat betekent dat gedurende zes weken na de dag
waarop het besluit op de wettelijke voor geschreven wijze is bekendgemaakt, door belanghebbende
bezwaar kan worden gemaakt, zie artikel 6:7 en 6:8 Awb. Voor het tijdstip waarop de bezwaar- en
beroepstermijn aanvangt is de datum van bekendmaking door verzending of uitreiking bepalend, zie
artikel 3:41 en 3:42 Awb.
Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken is
ontvangen. Dit is de ontvangsttheorie. Het bezwaarschrift dient binnen de termijn door het
bestuursorgaan te zijn ontvangen. Echter, wanneer het bezwaar per post is verzonden, is het bezwaar
ook op tijd als het voor het einde van de termijn ter post is bezorgt, verzendtheorie. Zie artikel 6:9
Awb.
Neemt een bestuursorgaan te laat of geen besluit dan bepaalt art. 6:12 Awb dat het maken van
bezwaar tegen dat uitblijven van een besluit niet aan een termijn is gebonden. Het bezwaarschrift kan
dan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is en twee weken zijn verstreken na de da
waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Een bezwaarschrift dat te laat is ingediend kan alleen ontvankelijk zijn als de indiener ‘verschoonbaar
is, zie artikel 6:11 Awb.
Het indienen van een bezwaarschrift schorst de werking van het besluit niet, tenzij dat wettelijk
anders is geregeld, zie artikel 6:16 Awb.
Hoorplicht: Voordat het bestuursorgaan op een bezwaarschrift beslist, moeten belanghebbenden in
de gelegenheid zijn gesteld te worden gehoord. De indiener moet van deze mogelijkheid op de
hoogte worden gesteld.