Biologie samenvatting – Voortplanting en seksualiteit
4.1 – De puberteit
Primaire geslachtskenmerken=
Vanaf geboorte aanwezig
• Man: penis, balzak
• Vrouw: vagina, schaamlippen
• Een enkele keer is aan de buitenkant niet meteen
te zien of de baby een jongen of een meisje is.
Dat gebeurt in Nederland gemiddeld één keer per
week. Deze heten intersekse soms blijkt dit pas in
de pubertijd.
Secundaire geslachtskenmerken=
Geslachtskenmerken die vanaf 10 jaar ontstaan (bij
iedereen is de leeftijd verschillend) onder invloed van
hormonen
• Man: baard, borst en schaamhaar, lagere stem
• Vrouw: borsten, bredere heupen, schaamhaar
Veranderingen in puberteit=
Ongeveer na je 10e verjaardag vinden er veranderingen in je lichaam plaats. Gemiddeld
komen jongeren in hun 12e levensjaar in de puberteit.
• Krijgen secundaire geslachtskenmerken
• Krijgen een groeispurt
• Krijgen een geestelijke verandering (Gemiddeld worden meisjes eerder volwassen
dan jongens) Bij geestelijke veranderingen horen je gedachten, je gevoelens, je
zelfstandigheid en je sociale leven. Je kan verliefd worden en weten op welke gender
ze valt (seksualiteit).
• In de puberteit ga je je anders opstellen tegenover je ouders en ga je anders om met
je vrienden en vriendinnen.
4.2 – Een vrouw
De wand van de baarmoeder bestaat uit een dikke laag spieren die vanbinnen is bekleed
met baarmoederslijmvlies. Het slijmvlies bevat veel bloedvaten. Ongeveer één keer per
maand laat het baarmoederslijmvlies gedeeltelijk los. Hierbij komt ook bloed vrij. Door
samentrekkingen van de spierlaag van de baarmoederwand wordt het slijmvlies met bloed
afgevoerd. Dit afstoten van een deel van het baarmoederslijmvlies heet menstruatie. Tijdens
de menstruatie is het belangrijk dat je je goed wast tussen de schaamlippen (zonder zeep).
Na de menstruatie wordt het baarmoederslijmvlies weer opgebouwd. Het slijmvlies wordt
dikker en gaat meer bloedvaten bevatten. Op deze manier wordt de baarmoeder
klaargemaakt voor een mogelijke zwangerschap.
, Menstruatiecyclus= Het steeds terugkerende
opbouwen en afstoten van het
baarmoederslijmvlies
Middelen voor menstruatie:
• Maandverband (voorwerp dat je in je onderbroek plakt om
slijmvlies en bloed op te vangen).
• Tampon (voorwerp dat je in je vagina stopt om slijmvlies en
bloed op te nemen).
• Menstruatie cup (voorwerp dat je in je vagina stopt om
slijmvlies en bloed op te vangen). Dit moet je om de 4/6 uur
verwisselen.
2 Eierstokken Ontwikkelen zich eicellen (1 eicel per 4 weken)
2 Eileiders Vervoeren eicel naar baarmoeder
Hierin vindt de bevruchting tussen eicel en zaadcel plaats
Baarmoeder Dikke laag spieren bekleedt met slijmvlies,
waarin bevruchte eicel zich kan nestelen.
Baarmoederslijmvlies Bevat veel bloedvaten om embryo van voedingsstoffen te voorzien
Vagina Opening die de vulva verbindt met de baarmoeder
Clitoris Veroorzaakt seksuele prikkeling
Binnenste Bevat onder andere klieren die slijm produceren bij opwinding,
schaamlippen zodat penis makkelijker vagina in kan. Dunne, gladde huidplooien die onder de
clitoris samenkomen
Buitenste Behaarde huidplooien om de binnenste schaamlippen
schaamlippen
Maagdenvlies Randje weefsel aan begin van de vagina (niet bij alle meisjes aanwezig) deze heb je
als je maagd bent (nog nooit geslachtsgemeenschap hebt gehad).
Eicellen:
• bevat veel reservevoedsel, daardoor groter dan zaadcel > voor 1e
ontwikkeling bevruchte eicel
• ontwikkelen zich onder invloed van hormonen uit hypofyse (ligt aan de
onderzijde van de hersenen)
• ontwikkeling stopt in overgang (ongv 50e jaar)
• Ovulatie = eisprong = vrijkomen van een eicel uit de eierstok (ongeveer
veertien dagen na het begin van de menstruatie plaats)
• Onbevruchte eicel leeft maar 12 – 24 uur
Bevruchting= kern van mannelijke geslachtscel smelt samen met kern van
vrouwelijke geslachtscel
• Na bevruchting ontwikkelt zich een bevruchtingsmembraan om eicel >
niet mogelijk dat andere zaadcellen alsnog eicel binnen dringen
Innesteling= klompje cellen van bevruchte eicel zet zich vast in het
baarmoederslijmvlies
4.1 – De puberteit
Primaire geslachtskenmerken=
Vanaf geboorte aanwezig
• Man: penis, balzak
• Vrouw: vagina, schaamlippen
• Een enkele keer is aan de buitenkant niet meteen
te zien of de baby een jongen of een meisje is.
Dat gebeurt in Nederland gemiddeld één keer per
week. Deze heten intersekse soms blijkt dit pas in
de pubertijd.
Secundaire geslachtskenmerken=
Geslachtskenmerken die vanaf 10 jaar ontstaan (bij
iedereen is de leeftijd verschillend) onder invloed van
hormonen
• Man: baard, borst en schaamhaar, lagere stem
• Vrouw: borsten, bredere heupen, schaamhaar
Veranderingen in puberteit=
Ongeveer na je 10e verjaardag vinden er veranderingen in je lichaam plaats. Gemiddeld
komen jongeren in hun 12e levensjaar in de puberteit.
• Krijgen secundaire geslachtskenmerken
• Krijgen een groeispurt
• Krijgen een geestelijke verandering (Gemiddeld worden meisjes eerder volwassen
dan jongens) Bij geestelijke veranderingen horen je gedachten, je gevoelens, je
zelfstandigheid en je sociale leven. Je kan verliefd worden en weten op welke gender
ze valt (seksualiteit).
• In de puberteit ga je je anders opstellen tegenover je ouders en ga je anders om met
je vrienden en vriendinnen.
4.2 – Een vrouw
De wand van de baarmoeder bestaat uit een dikke laag spieren die vanbinnen is bekleed
met baarmoederslijmvlies. Het slijmvlies bevat veel bloedvaten. Ongeveer één keer per
maand laat het baarmoederslijmvlies gedeeltelijk los. Hierbij komt ook bloed vrij. Door
samentrekkingen van de spierlaag van de baarmoederwand wordt het slijmvlies met bloed
afgevoerd. Dit afstoten van een deel van het baarmoederslijmvlies heet menstruatie. Tijdens
de menstruatie is het belangrijk dat je je goed wast tussen de schaamlippen (zonder zeep).
Na de menstruatie wordt het baarmoederslijmvlies weer opgebouwd. Het slijmvlies wordt
dikker en gaat meer bloedvaten bevatten. Op deze manier wordt de baarmoeder
klaargemaakt voor een mogelijke zwangerschap.
, Menstruatiecyclus= Het steeds terugkerende
opbouwen en afstoten van het
baarmoederslijmvlies
Middelen voor menstruatie:
• Maandverband (voorwerp dat je in je onderbroek plakt om
slijmvlies en bloed op te vangen).
• Tampon (voorwerp dat je in je vagina stopt om slijmvlies en
bloed op te nemen).
• Menstruatie cup (voorwerp dat je in je vagina stopt om
slijmvlies en bloed op te vangen). Dit moet je om de 4/6 uur
verwisselen.
2 Eierstokken Ontwikkelen zich eicellen (1 eicel per 4 weken)
2 Eileiders Vervoeren eicel naar baarmoeder
Hierin vindt de bevruchting tussen eicel en zaadcel plaats
Baarmoeder Dikke laag spieren bekleedt met slijmvlies,
waarin bevruchte eicel zich kan nestelen.
Baarmoederslijmvlies Bevat veel bloedvaten om embryo van voedingsstoffen te voorzien
Vagina Opening die de vulva verbindt met de baarmoeder
Clitoris Veroorzaakt seksuele prikkeling
Binnenste Bevat onder andere klieren die slijm produceren bij opwinding,
schaamlippen zodat penis makkelijker vagina in kan. Dunne, gladde huidplooien die onder de
clitoris samenkomen
Buitenste Behaarde huidplooien om de binnenste schaamlippen
schaamlippen
Maagdenvlies Randje weefsel aan begin van de vagina (niet bij alle meisjes aanwezig) deze heb je
als je maagd bent (nog nooit geslachtsgemeenschap hebt gehad).
Eicellen:
• bevat veel reservevoedsel, daardoor groter dan zaadcel > voor 1e
ontwikkeling bevruchte eicel
• ontwikkelen zich onder invloed van hormonen uit hypofyse (ligt aan de
onderzijde van de hersenen)
• ontwikkeling stopt in overgang (ongv 50e jaar)
• Ovulatie = eisprong = vrijkomen van een eicel uit de eierstok (ongeveer
veertien dagen na het begin van de menstruatie plaats)
• Onbevruchte eicel leeft maar 12 – 24 uur
Bevruchting= kern van mannelijke geslachtscel smelt samen met kern van
vrouwelijke geslachtscel
• Na bevruchting ontwikkelt zich een bevruchtingsmembraan om eicel >
niet mogelijk dat andere zaadcellen alsnog eicel binnen dringen
Innesteling= klompje cellen van bevruchte eicel zet zich vast in het
baarmoederslijmvlies
