Basisvaardigheden
Talstelsel: om hoeveelheden op te kunnen schrijven en ermee te kunnen rekenen is zo’n systeem
nodig zodat het door iedereen begrepen en gehanteerd kan worden.
De romeinen gebruikten een systeem dat uit enkele symbolen bestond. Elk symbool had zijn eigen
waarde:
I= 1 C=100
V=5 D=500
X=10 M=1000
L=50
Met behulp van een eenvoudig rekenhulpmiddel, de Romeinse abacus, kon men er zelfs mee
rekenen. Regels XX= 10+10=20 IX= 10-1=9
Dit systeem heet een additief talstelsel. Nadeel: beperkt aantal symbolen. Later wereldwijd het
decimale positiestelsel. Kern is dat de waarde van een cijfer niet alleen bepaald wordt door het cijfer
zelf, maar ook door de plaats waar dat cijfer in het getal staat. 3273. Eerste 3 voor drieduizend. Dit is
het tientalligstelsel. Achttallig stelsel is het land van Okt.
Er zijn twee goede manieren om getallen in beeld te brengen. De ene gaat uit van materiaal terwijl
de ander gebruik maakt van een model. Een mooie context om tientallig stelsel in beeld te brengen is
het gebruik van geld. MAB-materiaal: leermiddel waarbij het tientallig stelsel is weergegeven in losse
blokjes, staafjes en plaatjes en kubussen.
De getallenlijn is een belangrijk model om inzicht te krijgen in stelsel. Gaat niet alleen om waarde
maar ook om welke plaats cijfer heeft binnen de verzameling cijfers. Ook is het goed om de
leerlingen getalbegrip bij te brengen. Getallen plaatsen en dit noemen we positioneren, een
belangrijke oefening om inzicht te krijgen in de waarde van getallen.
Een model is een schematische weergave van de achterliggende bedoeling van een bewerking of
opgave. Bedoeld om inzicht te krijgen in de wiskundige handeling of bewerking.
Een context is een betekenisvolle situatie gebaseerd op een (wiskundig) model. Een context is niet
zomaar een situatie maar er hoort een model bij waardoor we de bewerking nog beter gaan
begrijpen.
De belangrijkste bewerkingen zijn: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. Dit leidt naar een
resultaat. Voorafgegaan door het ‘is gelijk’- teken (=).
Wiskundig correct: 100 x 28= 2800 2800:4=700
Wiskundig niet correct: 25x28= 100x28=2800:4=700
Optellen kan gezien worden als het samenvoegen van twee of meer hoeveelheden. De getallen die
bij elkaar opgeteld worden heten de termen van de optelling. De uitkomst heet de som.