STEDEN EN BURGERS IN DE LAGE LANDEN
(De Nederlanden) KA: 14, 17, 18, 21, 22, 23, 24, 25, 26
1050 = begin van de late middeleeuwen
1700 = einde gouden eeuw
Europa en de komst van de late middeleeuwen
In de middeleeuwen bestond de Nederlanden niet. We hoorden steeds bij
verschillende rijken, we waren een versnipperde toestand die allemaal hun eigen
ding deed: verzameling van aparte/zelfstandigen straatjes (gewesten), aantal
gewesten hoorden formeel bij het Duitse rijk sinds 925 en aantal formeel bij Frankrijk.
Al deze gewesten samen hadden totaal geen band, ze voelden zich dus niet
verbonden met elkaar en er was geen nationalisme.
Nederland was dus onderverdeeld in gewesten (erg autonoom)
- bestuurd door graaf/hertog/bisschop
- in samenwerking met de staten: vergadering van steden, adel en geestelijkheid
- steden deels zelfstandig/ adel bestuurt het platteland
Brabant en Vlaanderen waren eigenlijk de rijkste gewesten van Nederland
Verandering met de komst van de Late Middeleeuwen
! Economie !
In de late middeleeuwen komt de handel, geld en steden terug
Verandering met de komst van de Late ME (vanaf 11 e eeuw)
1. Landbouw veranderde: tweeslag à drieslagstelsel
2. Meer landbouwproductie à handel/bevolkingstoename
3. Handel à terugkomst monetaire economie
Monetaire economie = geld komt terug
In de late middeleeuwen werd het weer een agrarisch stedelijke samenleving
Er werd meer geproduceerd door het drieslagstelsel en daardoor werd er meer
geproduceerd en daardoor kwam er meer handel.
Ook kwam er door meer eten, meer bevolking. Deze bevolking kan voor een deel in
de stad gaan wonen, omdat zij niet meer hun eigen eten hoeven te maken.
Nederland gaat ook in deze periode alle drassige gebieden te ontginnen. Ze gaan
dieper ploegen en leeg polderen en zo werd Nederland dus groter à weer meer
landbouw à weer meer handel à weer meer geld. En zo wordt Nederland heel rijk.
We schakelen snel over van autarkische landbouw naar gecommercialiseerde
landbouw.
De bevolking steeg maar rond 1350 brak de pest uit waardoor veel mensen stierven
Handel en nijverheid in de Late middeleeuwen
Toenemende handel zorgt dus voor groei van steden, maar ook voor sociale
gelaagdheid
Goede landbouw zorgt voor:
,1. Handel
2. Niet iedereen noodzakelijk in de landbouw à specialisatie/ambachten, er kwamen
gildes
3. Groei steden: urbanisatie
4. Groei internationale handel
Voordelen van gildes: zorgen voor elkaar bij ziekte, pensioen, economische
voordelen
Steeds meer mensen wilden in de steden gaan wonen en deze steden werden
verbonden met handelsroutes. Nederland sluit zich aan op twee van die
handelsroutes
Terugkomst monetaire economie
Onze handel ging steeds beter en de ruilhandel verdween en toen kwamen er
munten en uiteindelijk ook wisselbrieven. Later ontstond ook het beroep van
bankier/geldwisselaar. Geldwisselaars bepaalden de waarden van verschillende
munten.
Nederland was dus heel rijk en het rijkste gebied waren de gewesten Vlaanderen en
Brabant. Door lakennijverheid, later het oosten ook door de Hanze
(samenwerkingsverband tussen steden)
Een gewest:
- bestuurt door graaf/hertog/bisschop
- In samenwerking met de Staten: vergadering van steden, adel, geestelijkheid
- Steden deels zelfstandig/adel bestuurt het land
In dat rijke gebied werden de steden als maar groter en breidde uit. Ze voelde zich
verantwoordelijk voor de stad en het gebied daaromheen (het verzorgingsgebied).
Deze twee zijn afhankelijk van elkaar.
Economisch: platteland produceert eten en grondstoffen voor de stad. En in de stad
worden grondstoffen weer gemaakt tot producten voor de landbouw
Politiek: Ze zijn beide afhankelijk van dezelfde landsheer.
De steden worden langzaam iets losser van elkaar.
Opkomst van de steden
Is heel gunstig want het levert veel geld op (belasting, stadsrechten).
De steden wilde afhankelijk worden voor geld. Dat vonden de heren heel handig
want en geld en niet meer zelf de stad besturen.
De steden waren over het algemeen wel erg vies. Dat zorgde voor een
sterfteoverschot: er gingen meer mensen dood dan dat er bij kwamen.
De steden wilde zichzelf draaiende houden dus ze zorgden voor een stroom van
nieuwe inwoners: aspirantpoorters. De steden gingen de stad interessant maken. Er
kwamen daardoor vooral kundige en kapitaalkrachtige aspirantpoorters.
In de stad was bescherming, waren de lonen goed dus veel mensen gaan in de stad
wonen.
Mensen lieten zich scholen en migreerden naar de stad.
, De heer verloor veel mensen omdat zij in de stad gingen wonen. De heer gaf daarom
de stad in ruil voor belasting privileges en stadsrechten:
- geen herendiensten (was voor het platteland)
- zelfbestuur
- rechtspraak
- eigen munt slaan
- zelf beslissen wie burger (poorter) is
De steden gaan dingen afdwingen omdat ze machtiger worden: “we willen wel
belasting betalen, maar dan geef je mij wel dit”
Sommige steden worden zo machtig dat ze een conflict met de heer aandurfden,
bijvoorbeeld: De Guldensporenslag (1302) De opkomst van de steden begon in het
zuiden van Nederland: in de stad Atrecht
Deze stad wordt belangrijk: eerste grote handelsstad en
Begin van de stedelijke dynamiek – bloei van de (laken)nijverheid (nijverheid =
industrie zonder zware machines)
- grondstoffen werden op het nabijgelegen platteland geproduceerd of geïmporteerd
- er ontstonden stapelplaatsen / opslagplaatsen
- belangrijke rol van de (jaar)markten
- vooral Vlaanderen rijk
Atrecht
- begin opkomst handelssteden door intensieve schaaphouderij en landbouw
- bisschopsstad
- er zit (laken)nijverheid
- sloot zich aan bij de handelsnetwerken in Frankrijk en Noord-Italië
- sterk koopliedengilde met privileges door leningen aan graaf van Vlaanderen en
andere steden
- ingehaald door Brugge & Gent
Brugge (& Gent)
- haalden Atrecht in rond 1300
- Brugge werd de aansluiting door Noordzee (nadeel ligging Atrecht) tussen Zuid-
Europa en de Hanze
- Vanaf 12e eeuw zeeverbinding gemaakt mbv kanalen
- Zuidelijke Hanze met: Ieper, Gent, Antwerpen, Torhout
- Brugge eerste koopmansbeurs
Voor het maken van kanalen is centralisatie nodig, terwijl ze in de middeleeuwen
eerst juist autarkisch waren
Brugge eerste koopmansbeurs à alle koopmannen bij elkaar. Ook komen er veel
nieuwe schepen om makkelijker handel te voeren
Conclusie à steden gaan samenwerken: zelfde munten & samen risico’s
Er kwam innovatie & schaalvergroting (zie pp voor voorbeeld)
Er waren 3 grote steden
Brugge: koopmansbeurs
Antwerpen: toegang voor grote zeeschepen
(De Nederlanden) KA: 14, 17, 18, 21, 22, 23, 24, 25, 26
1050 = begin van de late middeleeuwen
1700 = einde gouden eeuw
Europa en de komst van de late middeleeuwen
In de middeleeuwen bestond de Nederlanden niet. We hoorden steeds bij
verschillende rijken, we waren een versnipperde toestand die allemaal hun eigen
ding deed: verzameling van aparte/zelfstandigen straatjes (gewesten), aantal
gewesten hoorden formeel bij het Duitse rijk sinds 925 en aantal formeel bij Frankrijk.
Al deze gewesten samen hadden totaal geen band, ze voelden zich dus niet
verbonden met elkaar en er was geen nationalisme.
Nederland was dus onderverdeeld in gewesten (erg autonoom)
- bestuurd door graaf/hertog/bisschop
- in samenwerking met de staten: vergadering van steden, adel en geestelijkheid
- steden deels zelfstandig/ adel bestuurt het platteland
Brabant en Vlaanderen waren eigenlijk de rijkste gewesten van Nederland
Verandering met de komst van de Late Middeleeuwen
! Economie !
In de late middeleeuwen komt de handel, geld en steden terug
Verandering met de komst van de Late ME (vanaf 11 e eeuw)
1. Landbouw veranderde: tweeslag à drieslagstelsel
2. Meer landbouwproductie à handel/bevolkingstoename
3. Handel à terugkomst monetaire economie
Monetaire economie = geld komt terug
In de late middeleeuwen werd het weer een agrarisch stedelijke samenleving
Er werd meer geproduceerd door het drieslagstelsel en daardoor werd er meer
geproduceerd en daardoor kwam er meer handel.
Ook kwam er door meer eten, meer bevolking. Deze bevolking kan voor een deel in
de stad gaan wonen, omdat zij niet meer hun eigen eten hoeven te maken.
Nederland gaat ook in deze periode alle drassige gebieden te ontginnen. Ze gaan
dieper ploegen en leeg polderen en zo werd Nederland dus groter à weer meer
landbouw à weer meer handel à weer meer geld. En zo wordt Nederland heel rijk.
We schakelen snel over van autarkische landbouw naar gecommercialiseerde
landbouw.
De bevolking steeg maar rond 1350 brak de pest uit waardoor veel mensen stierven
Handel en nijverheid in de Late middeleeuwen
Toenemende handel zorgt dus voor groei van steden, maar ook voor sociale
gelaagdheid
Goede landbouw zorgt voor:
,1. Handel
2. Niet iedereen noodzakelijk in de landbouw à specialisatie/ambachten, er kwamen
gildes
3. Groei steden: urbanisatie
4. Groei internationale handel
Voordelen van gildes: zorgen voor elkaar bij ziekte, pensioen, economische
voordelen
Steeds meer mensen wilden in de steden gaan wonen en deze steden werden
verbonden met handelsroutes. Nederland sluit zich aan op twee van die
handelsroutes
Terugkomst monetaire economie
Onze handel ging steeds beter en de ruilhandel verdween en toen kwamen er
munten en uiteindelijk ook wisselbrieven. Later ontstond ook het beroep van
bankier/geldwisselaar. Geldwisselaars bepaalden de waarden van verschillende
munten.
Nederland was dus heel rijk en het rijkste gebied waren de gewesten Vlaanderen en
Brabant. Door lakennijverheid, later het oosten ook door de Hanze
(samenwerkingsverband tussen steden)
Een gewest:
- bestuurt door graaf/hertog/bisschop
- In samenwerking met de Staten: vergadering van steden, adel, geestelijkheid
- Steden deels zelfstandig/adel bestuurt het land
In dat rijke gebied werden de steden als maar groter en breidde uit. Ze voelde zich
verantwoordelijk voor de stad en het gebied daaromheen (het verzorgingsgebied).
Deze twee zijn afhankelijk van elkaar.
Economisch: platteland produceert eten en grondstoffen voor de stad. En in de stad
worden grondstoffen weer gemaakt tot producten voor de landbouw
Politiek: Ze zijn beide afhankelijk van dezelfde landsheer.
De steden worden langzaam iets losser van elkaar.
Opkomst van de steden
Is heel gunstig want het levert veel geld op (belasting, stadsrechten).
De steden wilde afhankelijk worden voor geld. Dat vonden de heren heel handig
want en geld en niet meer zelf de stad besturen.
De steden waren over het algemeen wel erg vies. Dat zorgde voor een
sterfteoverschot: er gingen meer mensen dood dan dat er bij kwamen.
De steden wilde zichzelf draaiende houden dus ze zorgden voor een stroom van
nieuwe inwoners: aspirantpoorters. De steden gingen de stad interessant maken. Er
kwamen daardoor vooral kundige en kapitaalkrachtige aspirantpoorters.
In de stad was bescherming, waren de lonen goed dus veel mensen gaan in de stad
wonen.
Mensen lieten zich scholen en migreerden naar de stad.
, De heer verloor veel mensen omdat zij in de stad gingen wonen. De heer gaf daarom
de stad in ruil voor belasting privileges en stadsrechten:
- geen herendiensten (was voor het platteland)
- zelfbestuur
- rechtspraak
- eigen munt slaan
- zelf beslissen wie burger (poorter) is
De steden gaan dingen afdwingen omdat ze machtiger worden: “we willen wel
belasting betalen, maar dan geef je mij wel dit”
Sommige steden worden zo machtig dat ze een conflict met de heer aandurfden,
bijvoorbeeld: De Guldensporenslag (1302) De opkomst van de steden begon in het
zuiden van Nederland: in de stad Atrecht
Deze stad wordt belangrijk: eerste grote handelsstad en
Begin van de stedelijke dynamiek – bloei van de (laken)nijverheid (nijverheid =
industrie zonder zware machines)
- grondstoffen werden op het nabijgelegen platteland geproduceerd of geïmporteerd
- er ontstonden stapelplaatsen / opslagplaatsen
- belangrijke rol van de (jaar)markten
- vooral Vlaanderen rijk
Atrecht
- begin opkomst handelssteden door intensieve schaaphouderij en landbouw
- bisschopsstad
- er zit (laken)nijverheid
- sloot zich aan bij de handelsnetwerken in Frankrijk en Noord-Italië
- sterk koopliedengilde met privileges door leningen aan graaf van Vlaanderen en
andere steden
- ingehaald door Brugge & Gent
Brugge (& Gent)
- haalden Atrecht in rond 1300
- Brugge werd de aansluiting door Noordzee (nadeel ligging Atrecht) tussen Zuid-
Europa en de Hanze
- Vanaf 12e eeuw zeeverbinding gemaakt mbv kanalen
- Zuidelijke Hanze met: Ieper, Gent, Antwerpen, Torhout
- Brugge eerste koopmansbeurs
Voor het maken van kanalen is centralisatie nodig, terwijl ze in de middeleeuwen
eerst juist autarkisch waren
Brugge eerste koopmansbeurs à alle koopmannen bij elkaar. Ook komen er veel
nieuwe schepen om makkelijker handel te voeren
Conclusie à steden gaan samenwerken: zelfde munten & samen risico’s
Er kwam innovatie & schaalvergroting (zie pp voor voorbeeld)
Er waren 3 grote steden
Brugge: koopmansbeurs
Antwerpen: toegang voor grote zeeschepen