Begrippenlijst week 1 – Inleiding in de rechtswetenschap:
Contextualisme: de gedachte dat het voor het juiste begrip van het recht of een
leerstuk daarvan nodig is om aandacht te schenken aan de omstandigheden
waaronder het tot stand is gekomen.
Casuïstische rechtsvinding: een rechtsvinding aan de hand van de omstandigheden
van het concrete geval.
Regelgeleide rechtsvinding: een rechtsvinding aan de hand van scherpe, vaststaande
regels, die minder gericht is op de context van het geval, en meer op de toepassing en
ontwikkeling van algemene regels.
Rechtsbegrip: het normatieve, het ideële en het actuele moment van het recht die
samen bepalen hoe het recht eruitziet.
Driehoeksmodel: normatieve (juridische), ideële (filosofische) & actuele
(sociologische) moment.
Normatieve (juridische) moment: Hieronder vallen de regels, beslissingen en
beginselen dat onder het recht wordt verstaan.
Ideële (filosofische) moment: Dit is het geheel van ideeën, opvattingen en waarden
als leidraad en toetssteen fungeert voor het positieve recht.
Actuele (sociologische) moment: Hieronder verstaat men zowel het geheel van
maatschappelijke gebruiken en praktijken dat tot het positieve recht heeft geleid, als
de maatschappelijke gebruiken en praktijken die uit het recht voortvloeien.
Het positieve recht: de geldende rechten, regels en wetten.
Open texture: de toepassing van het recht is altijd onderbepaald. Het recht is
afhankelijk van de juist niet altijd voorzienbare omstandigheid van het geval.
Recht in objectieve zin: wanneer er wordt gesproken over de verzameling van
rechtsnormen, de wetten en regels. Hiermee is het begrip objectief recht nauw
verwant aan het positieve recht.
Recht in subjectieve zin: wanneer rechtssubjecten rechten ontlenen aan de regels van
het objectieve recht. Een voorbeeld hiervan is het recht om je mening te uiten of het
recht op de eigendom van een fiets.
Privaatrecht: Bevat de rechten tussen particulieren.
Internationaal privaatrecht: Het internationaal privaatrecht bestaat niet uit regels die
direct op internationale rechtsverhoudingen van toepassing zijn, maar uit regels die
bepalen welke nationale regels moeten worden toegepast.
Contextualisme: de gedachte dat het voor het juiste begrip van het recht of een
leerstuk daarvan nodig is om aandacht te schenken aan de omstandigheden
waaronder het tot stand is gekomen.
Casuïstische rechtsvinding: een rechtsvinding aan de hand van de omstandigheden
van het concrete geval.
Regelgeleide rechtsvinding: een rechtsvinding aan de hand van scherpe, vaststaande
regels, die minder gericht is op de context van het geval, en meer op de toepassing en
ontwikkeling van algemene regels.
Rechtsbegrip: het normatieve, het ideële en het actuele moment van het recht die
samen bepalen hoe het recht eruitziet.
Driehoeksmodel: normatieve (juridische), ideële (filosofische) & actuele
(sociologische) moment.
Normatieve (juridische) moment: Hieronder vallen de regels, beslissingen en
beginselen dat onder het recht wordt verstaan.
Ideële (filosofische) moment: Dit is het geheel van ideeën, opvattingen en waarden
als leidraad en toetssteen fungeert voor het positieve recht.
Actuele (sociologische) moment: Hieronder verstaat men zowel het geheel van
maatschappelijke gebruiken en praktijken dat tot het positieve recht heeft geleid, als
de maatschappelijke gebruiken en praktijken die uit het recht voortvloeien.
Het positieve recht: de geldende rechten, regels en wetten.
Open texture: de toepassing van het recht is altijd onderbepaald. Het recht is
afhankelijk van de juist niet altijd voorzienbare omstandigheid van het geval.
Recht in objectieve zin: wanneer er wordt gesproken over de verzameling van
rechtsnormen, de wetten en regels. Hiermee is het begrip objectief recht nauw
verwant aan het positieve recht.
Recht in subjectieve zin: wanneer rechtssubjecten rechten ontlenen aan de regels van
het objectieve recht. Een voorbeeld hiervan is het recht om je mening te uiten of het
recht op de eigendom van een fiets.
Privaatrecht: Bevat de rechten tussen particulieren.
Internationaal privaatrecht: Het internationaal privaatrecht bestaat niet uit regels die
direct op internationale rechtsverhoudingen van toepassing zijn, maar uit regels die
bepalen welke nationale regels moeten worden toegepast.