Module 9:
HC 9.1 Centraal en perifeer zenuwstelsel
• Organisatieniveaus van het zenuwstelsel benoemen
Het zenuwstelsel is een belangrijk onderdeel van het communicatiesysteem in het lichaam.
De belangrijkste functie is regulatie en communicatie:
❖ In het lichaam
❖ Met de omgeving
❖ Behoud van homeostase
Cellen van het zenuwstelsel communiceren door middel van elektrische en chemische
signalen. Dit gaat snel en specifiek.
Het zenuwstelsel heeft daarvoor nodig:
❖ Sensorische input: informatie door
sensorische receptoren over interne en
externe veranderingen. Intern: chemo of
baroreceptoren. Extern: koud buiten, kleren
aandoen.
❖ Integratie: verwerken van de sensorische
input
❖ Motor output: activatie van effectors
(bijvoorbeeld spieren en klieren) leidende
tot een respons.
Onderdelen van het zenuwstelsel:
❖ Centraal zenuwstelsel (CNS)
o Hersenen en ruggenmerg
, o Integratie en controlecentrum: interpreteert sensorische input en reguleert
motorische output.
❖ Perifere zenuwstelsel (PNS)
o Deel van het zenuwstelsel buiten het CNS
o Bestaat voornamelijk uit zenuwen van en naar het CNS
o Spinale zenuwen: van en naar het ruggenmerg
o Craniale zenuwen: van en naar de hersenen (gaan niet via het ruggenmerg)
Autonome zenuwstelsel:
❖ Wordt gecoordineerd door de medulla en hypothalamus (vegetatieve regio’s in de
hersenen)
❖ Twee antagonistische systemen:
➢ (ortho) sympatische systeem → activatie (“fight and
flight”)
➢ Parasympatisch systeem → rust, ontspanning
,
,
,Het somatisch en autonome zenuwstelsel hebben verschillende typen neuronen.
❖ Somatisch (onder invloed van wil): vooral skeletspieren aansturen. Motorneuronen
hebben lange axonen en zijn vaak gemyleniseerd (veel myelineschede). De
neurotransmitter is Acetylcholine (ACH).
❖ Autonome: opgedeeld in sympathisch en parasympatisch (of noradrenaline of ACH)
➢ In het sympathische gedeelte → deze kunnen eerst naar een tussenstation gaan
(ganglion) en dan hebben ze een postgangglionic axon. Deze zijn wat minder
gemyeliniseerd (dus minder geïsoleerd).
➢ In het parasympatische gedeelte → gaat ook eerst naar een tussenstation (ganglion)
en er wordt ACH afgegeven en dit heeft dan zo zijn effecten.
Autonome zenuwstelsel:
, Zenuwweefsel:
Zenuwweefsel bestaat uit neuronen (zenuwcellen). Deze
brengen de impulsen over. Ook heb je in zenuwweefsel veel
steuncellen.
Steuncellen in perifeer stelsel:
❖ Schwann cellen (zelfde werking als myeline, zorgen
ervoor dat het impuls grote afstanden snel kan
overbruggen/ ze vormen de myelineschede)
Steuncellen in centraal stelsel:
❖ Microglia
❖ Astrocyten
❖ Oligodendrocyten
Neuron = zenuwcel → zijn de functionele eenheden van
CNS en PNS.
Als je naar de anatomie van een neuron kijkt zie je:
❖ Axon (verzenden)
❖ Cellichaam
❖ Dendrieten (ontvangen)
Er zijn drie hoofdtypen neuronen:
❖ Motor neuron
❖ Sensorisch neuron
❖ Schakel (Inter) neuron
❖ Veel korte dendrieten → transport van impuls naar het cellichaam.
❖ Een lang axon (met myeline schede) → transport van impuls naar effector (spier, klier).
❖ Synaptisch uiteinde van axon bij spier zijn de motorische eindplaten.
HC 9.1 Centraal en perifeer zenuwstelsel
• Organisatieniveaus van het zenuwstelsel benoemen
Het zenuwstelsel is een belangrijk onderdeel van het communicatiesysteem in het lichaam.
De belangrijkste functie is regulatie en communicatie:
❖ In het lichaam
❖ Met de omgeving
❖ Behoud van homeostase
Cellen van het zenuwstelsel communiceren door middel van elektrische en chemische
signalen. Dit gaat snel en specifiek.
Het zenuwstelsel heeft daarvoor nodig:
❖ Sensorische input: informatie door
sensorische receptoren over interne en
externe veranderingen. Intern: chemo of
baroreceptoren. Extern: koud buiten, kleren
aandoen.
❖ Integratie: verwerken van de sensorische
input
❖ Motor output: activatie van effectors
(bijvoorbeeld spieren en klieren) leidende
tot een respons.
Onderdelen van het zenuwstelsel:
❖ Centraal zenuwstelsel (CNS)
o Hersenen en ruggenmerg
, o Integratie en controlecentrum: interpreteert sensorische input en reguleert
motorische output.
❖ Perifere zenuwstelsel (PNS)
o Deel van het zenuwstelsel buiten het CNS
o Bestaat voornamelijk uit zenuwen van en naar het CNS
o Spinale zenuwen: van en naar het ruggenmerg
o Craniale zenuwen: van en naar de hersenen (gaan niet via het ruggenmerg)
Autonome zenuwstelsel:
❖ Wordt gecoordineerd door de medulla en hypothalamus (vegetatieve regio’s in de
hersenen)
❖ Twee antagonistische systemen:
➢ (ortho) sympatische systeem → activatie (“fight and
flight”)
➢ Parasympatisch systeem → rust, ontspanning
,
,
,Het somatisch en autonome zenuwstelsel hebben verschillende typen neuronen.
❖ Somatisch (onder invloed van wil): vooral skeletspieren aansturen. Motorneuronen
hebben lange axonen en zijn vaak gemyleniseerd (veel myelineschede). De
neurotransmitter is Acetylcholine (ACH).
❖ Autonome: opgedeeld in sympathisch en parasympatisch (of noradrenaline of ACH)
➢ In het sympathische gedeelte → deze kunnen eerst naar een tussenstation gaan
(ganglion) en dan hebben ze een postgangglionic axon. Deze zijn wat minder
gemyeliniseerd (dus minder geïsoleerd).
➢ In het parasympatische gedeelte → gaat ook eerst naar een tussenstation (ganglion)
en er wordt ACH afgegeven en dit heeft dan zo zijn effecten.
Autonome zenuwstelsel:
, Zenuwweefsel:
Zenuwweefsel bestaat uit neuronen (zenuwcellen). Deze
brengen de impulsen over. Ook heb je in zenuwweefsel veel
steuncellen.
Steuncellen in perifeer stelsel:
❖ Schwann cellen (zelfde werking als myeline, zorgen
ervoor dat het impuls grote afstanden snel kan
overbruggen/ ze vormen de myelineschede)
Steuncellen in centraal stelsel:
❖ Microglia
❖ Astrocyten
❖ Oligodendrocyten
Neuron = zenuwcel → zijn de functionele eenheden van
CNS en PNS.
Als je naar de anatomie van een neuron kijkt zie je:
❖ Axon (verzenden)
❖ Cellichaam
❖ Dendrieten (ontvangen)
Er zijn drie hoofdtypen neuronen:
❖ Motor neuron
❖ Sensorisch neuron
❖ Schakel (Inter) neuron
❖ Veel korte dendrieten → transport van impuls naar het cellichaam.
❖ Een lang axon (met myeline schede) → transport van impuls naar effector (spier, klier).
❖ Synaptisch uiteinde van axon bij spier zijn de motorische eindplaten.