1.1 De kandidaat heeft inzicht in onderstaande begrippen/kan onderstaande begrippen uitleggen:
Integratie = het samenvoegen van bepaalde fasen van het voortbrengingsproces
Differentiatie = het afstoten van een bepaalde fase van het voortbrengingsproces
Specialisatie = het afstoten van een deel van het assortiment naar ondernemingen met dezelfde
functionele plaats in de bedrijfskolom
Parallellisatie = het uitbreiden van het assortiment door het opnemen van productiesoorten die tot
dusver door andere ondernemingen met dezelfde functionele plaats in de bedrijfskolom werden
verkocht.
1.2 De kandidaat kan het begrip standaardkosten beschrijven
Standaardkosten zijn standaardkostprijs.
Voor de berekening van de standaardkosten zijn er 2 dingen van belang:
1. Welke hoeveelheden productiemiddel zijn minimaal nodig voor de productie?
2. Welke waarde moeten we aan deze hoeveelheden toekennen?
De benodigde hoeveelheid is afhankelijk van de grootte van de onderneming en productietechniek.
Waarde toekennen is meestal de vervangingswaarde. Zo ontstaan standaardkosten ter berekening
van de standaardkostprijs.
Standaardkostprijs = kostprijs per product die ontstaat wanneer een onderneming de
standaardhoeveelheid van de diverse productiemiddelen omrekent tegen vervangingswaarde. Deze
is nodig voor de verkoop- of offerteprijs en voor de analyse van de bedrijfsresultaten.
Vaststelling benodigde hoeveelheid productiemiddelen:
Onderneming kiest bepaalde productietechniek. Hierbij is de prijsverhouding van de diverse
productiemiddelen van belang. Standaardhoeveelheden zijn geen vaste onveranderlijke
hoeveelheden. Als bijv. arbeidskosten per uur steeds verder stijgen, zal de prijs van bijv. de grondstof
dus relatief steeds verder achterblijven. Dan bijv. steeds zuiniger met arbeidsuren, steeds royaler
met de grondstof omgaan. Bepalen van toegestane hoeveelheid productiemiddelen is daarom
technisch als economisch probleem. Er is wel een technisch minimum, economisch gezien kan het
voordeliger zijn om van dit technisch minimum af te wijken. Bijv. meer grondstoffen kost minder
arbeid, maar wel meer afval, maar grondstoffen zijn goedkoper dan arbeid.
Standaardfabricagekostprijs:
Onderneming bepaald dus standaardkosten voor een order/product aan de hand van
standaardhoeveelheid van de verbruikte productiemiddelen (grondstof/arbeid/machine-uren).
Wanneer zij dit verbruik tegen de vervangingswaarde omrekent, ontstaat de standaardkostprijs. Als
niet mogelijk is standaardhoeveelheid te bepalen, bijv. voor het eerst produceren, dan schatting
verwachte kosten = voorcalculatie. Soms onmogelijk door unieke karakter om voorcalculatie te
maken, dan wil aanbieder zich niet binden aan vaste prijsopgaven, dan productie op regiebasis = prijs
achteraf vaststellen op basis van een nacalculatie.
Dus:
Standaardkostprijs wordt bepaald aan de hand van de standaardhoeveelheid te verbruiken
productiemiddelen. Soms is het moeilijk deze te verbruiken hoeveelheid te bepalen. Dan wordt er
een schatting gemaakt, de voorcalculatie. In de nacalculatie wordt het werkelijke verbruik van de
hoeveelheid productiemiddel bepaald.
1.3 De kandidaat kan de onderstaande begrippen beschrijven.• directe en indirecte kosten•
constante en variabele kosten*)
De kandidaat kan de onderstaande begrippen met betrekking tot variabele kosten beschrijven.•
progressief variabele kosten• degressief variabele kosten• lineair variabele kosten• trapsgewijs
variabele kosten
Integratie = het samenvoegen van bepaalde fasen van het voortbrengingsproces
Differentiatie = het afstoten van een bepaalde fase van het voortbrengingsproces
Specialisatie = het afstoten van een deel van het assortiment naar ondernemingen met dezelfde
functionele plaats in de bedrijfskolom
Parallellisatie = het uitbreiden van het assortiment door het opnemen van productiesoorten die tot
dusver door andere ondernemingen met dezelfde functionele plaats in de bedrijfskolom werden
verkocht.
1.2 De kandidaat kan het begrip standaardkosten beschrijven
Standaardkosten zijn standaardkostprijs.
Voor de berekening van de standaardkosten zijn er 2 dingen van belang:
1. Welke hoeveelheden productiemiddel zijn minimaal nodig voor de productie?
2. Welke waarde moeten we aan deze hoeveelheden toekennen?
De benodigde hoeveelheid is afhankelijk van de grootte van de onderneming en productietechniek.
Waarde toekennen is meestal de vervangingswaarde. Zo ontstaan standaardkosten ter berekening
van de standaardkostprijs.
Standaardkostprijs = kostprijs per product die ontstaat wanneer een onderneming de
standaardhoeveelheid van de diverse productiemiddelen omrekent tegen vervangingswaarde. Deze
is nodig voor de verkoop- of offerteprijs en voor de analyse van de bedrijfsresultaten.
Vaststelling benodigde hoeveelheid productiemiddelen:
Onderneming kiest bepaalde productietechniek. Hierbij is de prijsverhouding van de diverse
productiemiddelen van belang. Standaardhoeveelheden zijn geen vaste onveranderlijke
hoeveelheden. Als bijv. arbeidskosten per uur steeds verder stijgen, zal de prijs van bijv. de grondstof
dus relatief steeds verder achterblijven. Dan bijv. steeds zuiniger met arbeidsuren, steeds royaler
met de grondstof omgaan. Bepalen van toegestane hoeveelheid productiemiddelen is daarom
technisch als economisch probleem. Er is wel een technisch minimum, economisch gezien kan het
voordeliger zijn om van dit technisch minimum af te wijken. Bijv. meer grondstoffen kost minder
arbeid, maar wel meer afval, maar grondstoffen zijn goedkoper dan arbeid.
Standaardfabricagekostprijs:
Onderneming bepaald dus standaardkosten voor een order/product aan de hand van
standaardhoeveelheid van de verbruikte productiemiddelen (grondstof/arbeid/machine-uren).
Wanneer zij dit verbruik tegen de vervangingswaarde omrekent, ontstaat de standaardkostprijs. Als
niet mogelijk is standaardhoeveelheid te bepalen, bijv. voor het eerst produceren, dan schatting
verwachte kosten = voorcalculatie. Soms onmogelijk door unieke karakter om voorcalculatie te
maken, dan wil aanbieder zich niet binden aan vaste prijsopgaven, dan productie op regiebasis = prijs
achteraf vaststellen op basis van een nacalculatie.
Dus:
Standaardkostprijs wordt bepaald aan de hand van de standaardhoeveelheid te verbruiken
productiemiddelen. Soms is het moeilijk deze te verbruiken hoeveelheid te bepalen. Dan wordt er
een schatting gemaakt, de voorcalculatie. In de nacalculatie wordt het werkelijke verbruik van de
hoeveelheid productiemiddel bepaald.
1.3 De kandidaat kan de onderstaande begrippen beschrijven.• directe en indirecte kosten•
constante en variabele kosten*)
De kandidaat kan de onderstaande begrippen met betrekking tot variabele kosten beschrijven.•
progressief variabele kosten• degressief variabele kosten• lineair variabele kosten• trapsgewijs
variabele kosten
