Welke periode? 1600-1700
Welke kunststromingen? Selectief realisme: onderdelen uit de
werkelijkheid worden op een
natuurgetrouwe wijze weergegeven en
vervolgens selectief samengevoegd vanuit
een beoogde symboliek
Classicisme: veel symmetrie, zuilen,
timpanen en andere kenmerken uit
klassieke oudheid
Ontwikkelingen in muziek, theater, dans, Muziek
bouwkunst en beeldende kunst
Calvinisme: orgel verstoort protestante
diensten professioneel orgelspel en
zang verdreven kerkmusicus geen
beroep meer muziek weinig van
internationaal belang, vooral
eenstemmige samenzang
Sweelinck: stadsmusicus, wel
internationaal (want: wel orgelspel buiten
de mis om)
Muziek wordt vooral in huiselijke kring
gemaakt, vaak onder begeleiding van
expert(Collegium musicum)
Musici kregen werk uit opdracht van
stadsbestuur
Theater
Rederijkers(geschoolde burgers die
retorica beoefenen) voerden
toneelstukken op met
maatschappijkritische ondertoon
(tableaux vivants)
Normale voorstelling in schouwburg:
treurspel, klucht maar ook veel blijspelen
Dans
Ballet geïnspireerd op barokdans in
Frankrijk. Vaak tussendans: toneelballet,
ballet tijdens opera’s. Barokdans in
huiselijke kring.