Functies:
- Beschermen van onderliggend weefsel
° Bedekken lichaamsopp.
° Lijnen lichaamsholtes & kanalen af
= Bedekkende epitheel
- Regulatie van opname/afgifte van stoffen
- Vormt klieren (=klierepitheel)
Eigenschappen:
- Gespecialiseerde epitheliale weefsels
- Bestaan uit 1 of meerdere lagen van epitheelcellen
- Cellen sleutel nauw aaneen, verbonden door intercellulaire verbindingen
-> zorgt voor ondoordringbaarheid
- Staan rechtstreeks in contact met buitenwereld
(uitwisseling van stoffen moet dus heel goed gebeuren)
- Basaalmembraan: afgrenzing van onderliggende BW
- Bevat geen bloedvaten dus;
° Afhankelijk van diffusie O2 en voedingsstoffen uit onderliggende weefsels
° Epitheel rust op basaalmembraan -> voedingsstoffen moeten daar ook door diffunderen
- Door ligging vaak bloodgesteld aan fysische of chemische beschadiging
-> Doorlopen celdeling om oude/ beschadigde cellen te vervangen => mitotische activiteit
* Carcinoom:
Kwaadaardige tumor van epitheliale oorsprong
* Adenocarcinoom:
Kwaadaardige tumor afkomstig uit klierepitheel
Epitheelcel
1. Cytoskelet: keratine
- Keratine-eiwitten geproduceerd in alle epitheelcellen
- Kunnen keratine-filamenten* vormen (intermediare filamenten)
* Bepalen morfologie van cytoskelet & kunnen verenigen tot tonofilament bundels
- Komen tussen in keratinisering en verhoorning
, 2. Celpolariteit
- Epitheelcellen zijn gepolariseerd:
= apicale, laterale en basale domeinen zijn functioneel verschillend
- Epitheel rust op basale membraan
1. Apicaal (oppervlak)
Oppervlakspecialisaties;
1. Microvilli en stereocilia
Microvilli
-> Zorgt voor oppervlaktevergroting bij absorptie van voedingsstoffen
-> Binnengedeelte: actine-filamenten*
* Gaan tot in cytoplasma om in netwerk van corticale actine-filamenten verankerd te
worden => terminaal web (is op zijn beurt verankerd in zonula adhaerens*)
* Organisatie die ervoor zorgt dat microvilli gestabiliseerd zijn en als 1 geheel optreden
-> Actine-filamenten + actine-bindende eiwitten = vorming van bundels
-> Aan oppervlak: bedekt met plasmamembraan en glycocalyx (slijmlaag)
2. CiliËn en flagellen
Cilia
-> Trilharen:langgerekte uitstulpingen van oppervlak epitheelcel
-> helpen sommige luminale inhoud op opp. te bewegen
-> Elk cilium bevat bundel stabiele microtubuli*
* groeien vanuit cytoplasmatisch basaal lichaampje
Axonema
-> Organisatie uit centrale unit van 2 volledige microtubuli met daarrond 9 doubletten
van microtubuli
2. Lateraal(midden)
-> Celjuncties:
nauw verbonden door verschillende celverbindingen
-> Macula adhaerens (desmosomen):
Tussenliggende knooppunten die zorgen dat cellen aan elkaar hechten = ADHESIE
3. Basaal(onderkant)
-> Basale membraan;
Grenslaag tussen epitheel & onderliggend BW (lamina propria)
-> Aangemaakt door epitheelcellen en BW-cellen
-> Elektronenmicroscoop; complex geheel van laagjes; lamina basalis en lamina reticularis
-> Lichtmicroscoop; basaal membraan
,Indeling van epithelen
Bedekkende epithelen
Functies:
- Bescherming (tegen mechanische én chemische agentia of micro-organismen (vb huid))
- Absorptie (vb. Darm, luchtwegen
- Contractiliteit
- Excretie
-> Classificatie gebaseerd op combinatie van # cellagen en celcorm
Celvorm:
-> Plaveisel (afgeplat) : oppervlak>laterale zijde
-> Kubisch: oppervlak = laterale zijde
-> Cilindrisch: oppervlak< laterale zijde
Cellagen:
-> Eénlaging ; alle cellen steunen op basale membraan (opname/afgifte v stoffen makkelijk)
-> Pseudomeerlagig; is éénlagig, maar lijkt meerlagig ( kernen op versch. niveaus)
-> Meerlaging; meerdere cellagen boven elkaar
Eénlagig epitheel
1. Eénlagig plaveiselepitheel
- Zeer afgeplatte cellen met vaak grote opp -> snelle diffusie
- Lijnt bloedvaatjes af (endotheel*), begrenst buikholte (mesotheel*)
* hebben bindweefseleigenschappen, van belang bij pathologie
2. Eénlagig kubisch epitheel
- vb. Klieren en afvoergangen, nierbuisjes
3. Eénlagig cilindrisch epitheel
- ‘hogere’ cellen met vaan opp. Specialisaties of gewijzigde structuur (vb. Darm)
Pseudomeerlagig epitheel
-> 1 laag cellen die rusten op basale membraan
-> Vervangcellen; progenitorcellen die beschadigde cellen vervangen) vb. Luchtpijp
Meerlagig epitheel
-> Kubisch / cilindrisch vb. Afvoerkanalen van zweet- en speekselklieren
1. Meerlagig plaveiselepitheel
-> Meest voorkomend
-> Opbouw:
° 1ste laag; stratum basale:
- kubische cellen gehecht aan lamina basalis door hemidesmosomen (hemi; half)
- bevat delende cellen die oppervlakkige cellagen naar boven duwen => vernieuwing
, ° Bovengelegen lagen:
- veelhoekige cellen die stratum basale niet meer raken & meer afplatten naar
boven
- Zitten stevig vast aan elkaar door desmosomen
- Opgebouwd uit keratinocyten (keratinefilamenten*)
* Bundelen samen tot tonofibrillen -> maken contact met desmosomen
(intercellulaire verbinding)
-> Door inkrimping van cellen lijken ze op stekels
=> Deze laag: stratum spinosum (spina; stekels)
- Worden gekeratiniseerd door opstapeling van keratinefilamenten en associaties
met bep. Eiwitten en enzymen
-> 2 types plaveiselepithelen:
1) Verhoornd:
- Droog oppervlak (huid)
- ‘stratum corneum’ (=bovenste laag; hoornlaag gevuld met keratine)
-> Dode cellen en
-> GEEN CELKERN
- Epitheellaagje bovenop stratum spinosum bevat;
membrane-coating granules met lipidenrijke inhoud, die via exocytose
in intercellulaire ruimtes terecht komt => VORMING WATERAFSTOTEND LAAGJE
- Gevolg: H2O & voedingsstoffen bereiken bovenste cellagen niet-> lagen sterven af
- In keratinocyten worden eiwitten gehecht die cornified envelope* vormen:
* een ondoordingbare barrière voor H2O en voedingsstoffen
- verhoornde cellen = corneocyten
- In cellen met lipidenrijke granules -> keratohyaliene korrels*
* Bevatten eiwit filaggrine (komt voot bij aggregatie van tonofilamenten en
houdt H2O vast)
=> STRATUM GRANULOSUM
2) Onverhoornd:
- Vochtig oppervlak (mond, vagina,..)
- Stratum superficiale
-> levende cellen
-> WEL CELKERN