Wiskunde A aantekeningen 5 havo statistiek
Kwalitatief is het een of het ander.
Bijvoorbeeld: Man of vrouw
Bij kwalitatief horen Norminaal en Ordinaal
Norminaal: een of het andere (geboorteplaats als voorbeeld)
Ordinaal: een volgorde is van belang (rangschikking zoals een enquête)
Kwantitatief is dat er cijfers als antwoord gegeven moeten worden.
Bijvoorbeeld: Je cijfer voor wiskunde
Bij kwantitatief horen Discreet en Continu
Discreet: het zijn “losse waarden” (Cijfers op school)
Continu: Alle waarden doen mee (snelheid en temperatuur)
Een histogram is dat de Staven aan elkaar ‘geplakt’ zijn.
Voor spreidingsdiagram heb je minimaal twee variable nodig in 1 diagram.
Causaliteit is een oorzakelijk verband. Dus 1 variable verzorgt de oorzaak.
Causaliteit word ook causaal verband genoemd.
Voorbeeld: Trappen is causaal verband tot vooruit gaan.
Er is geen andere variable die invloed hebben en het verklaren.
Associatiematen zijn bijvoorbeeld: Box-plot, Effectgrootte, Phi-coefficient
Voor een steekproef moet de groep aselect zijn, representatief en genoeg
mensen.
Statische onderzoek
1) Onderzoeksvraag
Moet geen vage woorden bevatten en moet kort zijn.
Geen samenstelling moet het zijn.
Het moet eenvoudig zijn
En je moet het niet kunnen beantwoorden met ja of nee
2) Data verzamelen
Kwalitatief en kwantitatief
3) Data analyseren
Gemiddelde= optellen en dan delen door frequentie
Mediaan= middelste getal van klein naar groot
Modus = getal wat meest voorkomt
Kwalitatief is het een of het ander.
Bijvoorbeeld: Man of vrouw
Bij kwalitatief horen Norminaal en Ordinaal
Norminaal: een of het andere (geboorteplaats als voorbeeld)
Ordinaal: een volgorde is van belang (rangschikking zoals een enquête)
Kwantitatief is dat er cijfers als antwoord gegeven moeten worden.
Bijvoorbeeld: Je cijfer voor wiskunde
Bij kwantitatief horen Discreet en Continu
Discreet: het zijn “losse waarden” (Cijfers op school)
Continu: Alle waarden doen mee (snelheid en temperatuur)
Een histogram is dat de Staven aan elkaar ‘geplakt’ zijn.
Voor spreidingsdiagram heb je minimaal twee variable nodig in 1 diagram.
Causaliteit is een oorzakelijk verband. Dus 1 variable verzorgt de oorzaak.
Causaliteit word ook causaal verband genoemd.
Voorbeeld: Trappen is causaal verband tot vooruit gaan.
Er is geen andere variable die invloed hebben en het verklaren.
Associatiematen zijn bijvoorbeeld: Box-plot, Effectgrootte, Phi-coefficient
Voor een steekproef moet de groep aselect zijn, representatief en genoeg
mensen.
Statische onderzoek
1) Onderzoeksvraag
Moet geen vage woorden bevatten en moet kort zijn.
Geen samenstelling moet het zijn.
Het moet eenvoudig zijn
En je moet het niet kunnen beantwoorden met ja of nee
2) Data verzamelen
Kwalitatief en kwantitatief
3) Data analyseren
Gemiddelde= optellen en dan delen door frequentie
Mediaan= middelste getal van klein naar groot
Modus = getal wat meest voorkomt